ECLI:NL:RBDHA:2024:4600
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het terugkeerbesluit van 26 juni 2023. Bij dit besluit heeft de staatssecretaris vastgesteld dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft en is hem opgedragen Nederland en het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland onmiddellijk te verlaten en terug te keren naar Marokko. Eiser heeft tegen dit besluit beroep bij de rechtbank ingediend. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft, omdat hij op 14 mei 2022 de Europese Unie is ingereisd via Spanje, maar na zijn toegestane verblijfstermijn van 30 dagen de Unie niet heeft verlaten. Eiser heeft zich niet gemeld bij de korpschef, beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats of over voldoende middelen van bestaan en vormt een gevaar voor de openbare orde vanwege een aanhouding terzake overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris op goede gronden aan eiser een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiser heeft aangevoerd dat het standpunt van de Spaanse autoriteiten bepalend zou moeten zijn voor zijn verblijfsstatus, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om overleg te voeren met een andere EU-lidstaat voordat hij het terugkeerbesluit oplegde. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.