ECLI:NL:RBDHA:2024:4600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
AWB 23/8106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het terugkeerbesluit van 26 juni 2023. Bij dit besluit heeft de staatssecretaris vastgesteld dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft en is hem opgedragen Nederland en het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland onmiddellijk te verlaten en terug te keren naar Marokko. Eiser heeft tegen dit besluit beroep bij de rechtbank ingediend. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft, omdat hij op 14 mei 2022 de Europese Unie is ingereisd via Spanje, maar na zijn toegestane verblijfstermijn van 30 dagen de Unie niet heeft verlaten. Eiser heeft zich niet gemeld bij de korpschef, beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats of over voldoende middelen van bestaan en vormt een gevaar voor de openbare orde vanwege een aanhouding terzake overtreding van de Opiumwet.

De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris op goede gronden aan eiser een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiser heeft aangevoerd dat het standpunt van de Spaanse autoriteiten bepalend zou moeten zijn voor zijn verblijfsstatus, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om overleg te voeren met een andere EU-lidstaat voordat hij het terugkeerbesluit oplegde. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8106

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. R. Moszkowicz),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het terugkeerbesluit van 26 juni 2023. Bij dit besluit heeft de staatssecretaris vastgesteld dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft en is hem opgedragen Nederland en het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland onmiddellijk te verlaten en terug te keren naar Marokko.
2. Eiser heeft tegen dit besluit beroep bij de rechtbank ingediend.
3. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

5. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris vastgesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft. Hij is op 14 mei 2022 de Europese Unie ingereisd via Spanje, maar heeft na zijn toegestane verblijfstermijn van 30 dagen de Unie niet verlaten. Eiser heeft zich na aankomst in Nederland niet gemeld bij de korpschef, beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats of over voldoende middelen van bestaan en is een gevaar voor de openbare orde omdat hij is aangehouden terzake overtreding van artikel 2/B van de Opiumwet.
6. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris op goede gronden aan eiser een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat niet het standpunt van de staatssecretaris, maar dat van de Spaanse autoriteiten bepalend is voor de vraag of eiser rechtmatig in Nederland verblijft. Het is onduidelijk welke beschikkingen Spanje ten aanzien van eiser heeft gegeven en daarom is onduidelijk welke verblijfsrechten eiser in Spanje heeft verkregen. De staatssecretaris had daar nader onderzoek naar moeten doen. Het besluit is daarom prematuur genomen. Dat eiser is voorlopige hechtenis werd of is genomen, doet daar niet aan af.
9. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:598 en is van oordeel dat de staatssecretaris bij de vaststelling dat een vreemdeling niet rechtmatig in Nederland verblijft, alvorens hij overgaat tot het opleggen van een terugkeerbesluit, niet is gehouden tot het voeren van overleg met een andere EU-lidstaat. De rechtbank overweegt voorts dat de staatssecretaris ook geen andere reden heeft hoeven te zien voor het verrichten van nader onderzoek naar een eventueel verblijfsrecht van eiser in Spanje; eiser heeft tijdens het gehoor op 26 juni 2023 namelijk verklaard niet in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning voor een EU-lidstaat. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser heeft verder aangevoerd dat de staatssecretaris omdat hij eerst nader onderzoek had moeten doen voordat een terugkeerbesluit werd opgelegd om de reden voornoemd, niet gerechtigd was om hem een inreisverbod op te leggen.
11. De rechtbank stelt vast dat het beroep is gericht tegen het terugkeerbesluit. De staatssecretaris heeft ter zitting verklaard dat aan eiser geen inreisverbod is opgelegd. Ook uit de stukken blijkt niet dat aan eiser een inreisverbod is opgelegd. De rechtbank zal deze grond daarom verder niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.