ECLI:NL:RBDHA:2024:4586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
AWB 23/13312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van inburgeringsvereiste en individuele omstandigheden

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag is afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan het inburgeringsvereiste voor buitenlanders. Eiseres heeft verzocht om ontheffing van dit vereiste op basis van haar individuele omstandigheden, maar dit verzoek is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het basisexamen inburgering buitenland niet heeft gehaald en dat er geen redenen zijn om haar van deze verplichting te ontheffen. Eiseres heeft aangevoerd dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen, haar belemmeren om het examen te halen. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres voldoende inspanning had moeten leveren om aan het inburgeringsvereiste te voldoen. De rechtbank heeft geen gebreken in de besluitvorming van verweerder geconstateerd en heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat haar situatie zodanig is dat zij geen inspanning kan leveren.

De rechtbank heeft ook de communicatie van verweerder met eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er geen tekortkomingen zijn in de voorbereiding van het besluit. Eiseres heeft de mogelijkheid gehad om medische documentatie in te brengen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft verder overwogen dat de inburgeringsverplichting niet in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn, omdat niet is aangetoond dat deze verplichting de uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk maakt. De rechtbank heeft de zaak op 14 maart 2024 behandeld en de uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13312

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: S. Zaroual),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

1. Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’. De heer [referent] is sinds 2016 de echtgenoot van eiseres (hierna: referent).
2. Met het besluit van 22 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een mvv afgewezen. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
3. Vervolgens heeft verweerder met het besluit van 23 oktober 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen is beroep ingesteld.
4. De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Standpunt partijen

5. Verweerder heeft de aanvraag voor een mvv afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan het inburgeringsvereiste. Eiseres heeft namelijk het basisexamen inburgering buitenland (het examen) niet gehaald. Er zijn volgens verweerder ook geen redenen om haar van deze verplichting te ontheffen. Eiseres heeft namelijk niet laten zien dat ze voldoende haar best heeft gedaan om het wel te halen.
Eiseres meent dat verweerder bij de beslissing onvoldoende heeft betrokken dat eiseres veel inspanningen heeft geleverd, maar dat haar individuele omstandigheden, met name haar beperkingen, meebrengen dat zij niet in staat is om het examen te halen. Eiseres is wegens haar beperkingen niet in staat om het examen of delen ervan met goed gevolg af te leggen en van haar kan niet meer inspanning worden verwacht.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres tot op heden het inburgeringsexamen niet heeft gehaald. Het geschil gaat in de kern over de vraag of verweerder eiseres had moeten ontheffen van de verplichting vanwege haar bijzondere en individuele omstandigheden. Daarnaast heeft eiseres beroepsgronden aangevoerd over de zorgvuldigheid van de besluitvorming en volgens haar onduidelijke communicatie over een hoorzitting. Ook doet eiseres een beroep op het naleven van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Zorgvuldigheid van de besluitvorming en communicatie rondom een hoorzitting
7. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen gebreken in de totstandkoming van het bestreden besluit. Dat verweerder navraag heeft gedaan bij de geconsulteerde arts of en zo ja welke medische documentatie aan haar visie ten grondslag ligt, is een gerechtvaardigde vraag in het kader van de voorbereiding van het besluit.
Ook in de communicatie voorafgaand aan het bestreden besluit ziet de rechtbank geen tekortkomingen. Er is met de gemachtigde uitgebreid gecommuniceerd over het houden van een hoorzitting en het overleggen van nadere stukken, waaronder de zojuist bedoelde medische documenten. Verweerder heeft eiseres ruimschoots de gelegenheid gegeven om stukken in te dienen en om een mondelinge toelichting mogelijk te maken op een hoorzitting. Hiervan heeft zij uiteindelijk afgezien. Dat gemachtigde niet wist dat ze ook alleen mocht komen, maakt niet dat de voorbereiding van het besluit onzorgvuldig was of in strijd met de hoorplicht is genomen. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar standpunt
Omstandigheden van eiseres en gevraagde ontheffing van het examen
8. De rechtbank overweegt dat als hoofdregel geldt dat de betrokkene binnen één jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een mvv het basisexamen inburgering met goed gevolg moet hebben afgerond. [1] Hierop is een uitzondering mogelijk indien gelet op bijzondere individuele omstandigheden deze verplichting het onmogelijk of uiterst moeilijk maakt voor de betrokkene het recht op gezinshereniging uit te oefenen. [2] Hierbij is het wel zo dat verweerder bij de beoordeling van een verzoek om ontheffing de getoonde wil om voor het examen te slagen mag betrekken, evenals de geleverde inspanningen om zich voor te bereiden op het examen en hiervoor te slagen. [3] Als nuancering op dit laatste geldt dat er geen inspanningen van de betrokkene gevergd kunnen worden, die zo lang duren dat uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt. [4]
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende grond is om eiseres vrij te stellen van het inburgeringsvereiste buitenland. Verweerder erkent dat eiseres beperkingen heeft in haar functioneren (gezondheid, leeftijd, analfabetisme en gebrek aan scholing) die het lastig maken het examen te halen, maar hij wijst er terecht op dat wel enige inspanning kan worden verlangd. Verweerder mag dat baseren op informatie van de aangewezen arts in Rabat (dr. [A] ) en de door haar daarbij geraadpleegde psychiater (dr. [B] ). Hierin is opgenomen dat sprake is van een depressieve toestand van ernstige intensiteit. Hiermee samenhangend worden eiseres haar cognitieve vaardigheden op 14 december 2021 ingeschat als gemiddeld beperkt. Het was dus niet zo dat uit de beschikbare informatie blijkt dat eiseres in het geheel geen mogelijkheden of vaardigheden heeft om zich op een toets voor te bereiden of deze te maken.
10. Om eiseres tegemoet te komen heeft verweerder in eerdere besluiten gewezen op een speciaal beschikbaar zelfstudiepakket, dat ook geschikt is voor analfabeten. Daarnaast heeft verweerder als tip gegeven dat eiseres zich eerst kan richten op het eenvoudigste onderdeel ‘Kennis van de Nederlandse Samenleving’. Hiermee zou zij haar wil om te slagen kunnen laten zien. Eiseres heeft hiervan geen gebruik gemaakt. In plaats daarvan heeft zij ervoor gekozen nogmaals een beroep te doen op haar (medische) situatie door opnieuw de arts in Rabat te laten adviseren. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat de medische informatie van 15 augustus 2023 geen nieuwe informatie heeft opgeleverd over het functioneren van eiseres. Ook niet nadat de documenten zijn opgevraagd die de geconsulteerde arts in de beoordeling heeft betrokken. Eiseres heeft gesteld dat zij die documenten niet (meer) heeft en ze weet niet waar die gebleven zijn. Ook is niet onderbouwd dat eiser wegens door een psychiater aan haar voorgeschreven medicatie niet tot die inspanning in staat is. Wat daarvan ook zij, verweerder moest het dus doen met de beschikbare informatie en hij heeft hieruit terecht de conclusie getrokken dat die ontoereikend is voor de vaststelling dat van eiseres geen inspanning mocht worden verwacht.
11. Verder heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de inspanningen niet zijn gebleken uit het doen van examens als zodanig. Daarvoor zijn de scores te laag. Ook mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat het stoppen met het invullen van antwoorden niet valt te verklaren uit de onderbouwde problematiek van eiseres. Daarnaast stelt verweerder terecht dat de gestelde inspanningen niet uit andere stukken blijken. Eiseres heeft bijvoorbeeld weinig concrete voorbeelden geven van haar inspanningen. De eerder gestelde inspanningen zijn onvoldoende onderbouwd en op onderdelen tegenstrijdig. Verweerder heeft deze in de besluitvorming genoemd en ze zijn niet gemotiveerd betwist. De argumenten die eiseres in beroep aanvoert zien met name op haar medische toestand. Zoals hierboven overwogen volgt hieruit echter niet dat van eiseres in het geheel geen inspanning verwacht kan worden. Uit het enkele feit dat eiseres vier keer het examen heeft afgelegd hoefde verweerder dan ook niet af te leiden dat zij zich voldoende heeft ingespannen.
Navraag door verweerder naar medische informatie
12. Voor zover eiseres meent dat ten onrecht navraag om stukken is gedaan, overweegt de rechtbank als volgt. Omdat eiseres stelt dat haar medische situatie meebrengt dat van haar geen inspanning verwacht kan worden en verweerder dit na de overgelegde informatie niet inzag, heeft hij eiseres hierover nadere vragen kunnen stellen. Verweerder heeft eiseres dan ook terecht in de gelegenheid gesteld om onderliggende medisch documenten in te brengen, waarvan de arts stelde dat zij die aan eiseres had teruggegeven. Eiseres heeft gesteld deze informatie niet meer te hebben. Verweerder stelt terecht dat niet is vast te stellen dat haar toestand zodanig beperkt is dat zij wegens eigen gebreken of (bijwerkingen door) medicijngebruik, geen inspanning van haar verwacht mag worden. Ook is niet vast te stellen dat de gestelde medicatie door een psychiater is voorgeschreven.
13. Voor zover eiseres stelt dat deze informatie alsnog kan worden opgevraagd is de rechtbank van oordeel dat eiseres hiervoor ruimschoots de gelegenheid heeft gehad. De rechtbank zal de behandeling van de zaak hiervoor niet aanhouden. Gezien de vele mogelijkheden die haar al zijn geboden, ligt het veeleer op de weg van eiseres om eventuele nieuwe informatie ten grondslag te leggen aan een nieuwe aanvraag en vervolgens, als verweerder een nieuw examen toch nodig vindt, daarbij het advies van verweerder ter harte nemen om zich te concentreren op het genoemde onderdeel van het examen.
Het beroep op de Gezinsherenigingsrichtlijn
14. Vooralsnog heeft verweerder evenwel niet ten onrechte de conclusie getrokken het niet zo is dat aan eiseres te hoge eisen worden gesteld om het recht op gezinshereniging te kunnen uitoefenen. Er is in het geval van eiseres geen sprake van strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn [5] en het K. en A. arrest. [6] Uit het arrest K. en A. volgt onder andere dat het evenredigheidscriterium vereist dat de toepassingsvoorwaarden voor de verplichting om het inburgeringsexamen met goed gevolg af te leggen, niet verder gaan dan nodig is om dat doel te bereiken. In het geval van eiseres is niet gebleken dat de inburgeringsverplichting de uitoefening van het recht op gezinshereniging onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt. Dit omdat de onderbouwing van de gestelde bijzondere omstandigheden ontbreekt. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat er omstandigheden zijn die er objectief aan in de weg staan dat eiseres dat examen niet met goed gevolg zou kunnen afleggen of dat geen reële inspanning daartoe mag worden verwacht.
15. In beroep wordt tenslotte nog de vraag aan de rechtbank gesteld zich te buigen over de gezondheidstoestand van de referent en of verweerder tekortgeschoten is. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op de medische situatie van de referent en heeft beargumenteerd dat noodzakelijke zorg voor referent zoals nu aan de orde door een Nederlandse zorginstelling of andere familie kan worden geboden. Verweerder hoefde hierin geen dringende reden te zien om eiseres vrij te stellen van het inburgeringsexamen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.71a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb).
2.Artikel 3.71a, tweede lid, onder c, van het Vb.
3.Paragraaf B1/4.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (de Vc.).
4.Paragraaf B1/4.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (de Vc.).
5.Richtlijn 2003/86/EG.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 juli 2015 (ECLI:EU:C:2015:453)