ECLI:NL:RBDHA:2024:4584
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser met Pakistaanse nationaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, met de Pakistaanse nationaliteit, diende op 13 juli 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. Op 18 februari 2024 werd zijn aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, maar hij kreeg uitstel van vertrek tot 18 juli 2024. Eiser heeft zijn asielrelaas gebaseerd op een conflict met een persoon in Pakistan, die hij beschuldigt van omkoping en bedreiging. De rechtbank heeft op 19 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid de asielaanvraag kon afwijzen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Pakistan. Hoewel het conflict met de genoemde persoon geloofwaardig werd geacht, zijn er onvoldoende concrete aanwijzingen dat eiser daadwerkelijk gevaar loopt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser had voldoende tijd om zijn asielaanvraag in te dienen en heeft geen gegronde reden gegeven voor de vertraging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.