ECLI:NL:RBDHA:2024:4584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
NL24.6795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser met Pakistaanse nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, met de Pakistaanse nationaliteit, diende op 13 juli 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. Op 18 februari 2024 werd zijn aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, maar hij kreeg uitstel van vertrek tot 18 juli 2024. Eiser heeft zijn asielrelaas gebaseerd op een conflict met een persoon in Pakistan, die hij beschuldigt van omkoping en bedreiging. De rechtbank heeft op 19 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid de asielaanvraag kon afwijzen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Pakistan. Hoewel het conflict met de genoemde persoon geloofwaardig werd geacht, zijn er onvoldoende concrete aanwijzingen dat eiser daadwerkelijk gevaar loopt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser had voldoende tijd om zijn asielaanvraag in te dienen en heeft geen gegronde reden gegeven voor de vertraging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6795

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 13 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 18 juli 2023 heeft eiser gevraagd om uitstel van verstrek op grond van artikel 64 Vw. [1]
1.1.
Bij bestreden besluit van 18 februari 2024 heeft verweerder de asielaanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en de aanvraag om uitstel van vertrek ingewilligd. Eiser heeft uitstel van vertrek gekregen tot en met 18 juli 2024. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, P. van Nieuwenhuizen als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft de Pakistaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993. Thans verblijft eiser in een deels gesloten instelling.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielrelaas het volgende ten grondslag. Van februari 2017 tot april 2019 woonde eiser in de Filipijnen en werkte bij een startup, een reisfirma genaamd [bedrijfsnaam 1] . Eigenaar van deze startup is [naam] . In augustus 2020 kwam eiser naar Nederland voor zijn masteropleiding. In 2022 was eiser een sollicitatiegesprek beloofd door [naam] bij het [bedrijfsnaam 2] in Amsterdam. Dat was een kort interview van 5 minuten. Daarna werd eiser uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek bij [bedrijfsnaam 3] in Duitsland. Toen eiser bij het kantoor van [bedrijfsnaam 3] arriveerde bleek de uitnodiging vals te zijn geweest. Eiser is het slachtoffer geworden van een “job scam.” [naam] heeft vervolgens aangegeven dat hij $750.000,- heeft gekregen voor het valse interview en dat hij een politiecommissaris in Pakistan heeft omgekocht voor 2 miljoen roepies, waardoor eiser gevangen wordt gezet als hij terugkeert naar Pakistan.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) Conflict met [naam] . Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht.
4.1.
Volgens verweerder is eiser echter geen vluchteling als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Verder loopt eiser evenmin een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Pakistan. Daarbij is onder meer van belang dat verweerder niet aannemelijk acht dat [naam] daadwerkelijk een politiecommissaris heeft omgekocht. De omkoping is niet nader geconcretiseerd en eiser heeft nooit problemen ondervonden met de Pakistaanse autoriteiten. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Wat vindt eiser?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij geloofwaardig heeft verklaard en dat uit openbare bronnen blijkt dat arbitraire detentie en omkoping van politiefunctionarissen in Pakistan veelvuldig voorkomt. Verder voert eiser aan dat de aanvraag niet als kennelijk ongegrond had kunnen worden afgedaan. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser zich niet onverwijld gemeld had, omdat eiser geestelijk niet in staat was om zich te melden. Hij zat immers met een zorgmachtiging in een (deels) gesloten kliniek.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid de asielaanvraag kunnen afwijzen. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de Pakistaanse autoriteiten naar hem op zoek zijn. Weliswaar is het conflict met [naam] geloofwaardig geacht, maar niet nader is geconcretiseerd waaruit de bedreiging bestaat. Het blijft onduidelijk wie de politiecommissaris is die zou zijn omgekocht, uit welk deel van Pakistan deze politiefunctionaris komt of welke macht deze functionaris heeft. Dat uit openbare bronnen blijkt dat er omkoping plaatsvindt in Pakistan is onvoldoende om de dreiging te concretiseren. Anders dan eiser betoogt heeft verweerder de lat van de bewijslast niet te hoog gelegd. De enkele stelling dat eiser zal worden opgepakt door een willekeurige hoge politiefunctionaris heeft verweerder niet zwaarwegend genoeg mogen vinden. Daarbij zijn in eisers individuele geval geen aanwijzingen dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Pakistaanse autoriteiten, temeer nu eiser probleemloos contact heeft gehad met de Pakistaanse ambassade.
6.1.
Hieruit volgt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen gegronde vrees heeft dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Pakistan.
Kennelijkheid
7. Uit paragraaf C2/7.8 Vc [2] volgt dat de IND de vreemdeling niet tegenwerpt dat hij onrechtmatig binnen is gekomen als de vreemdeling zich uit eigen beweging binnen 48 uur na binnenkomst in Nederland heeft gemeld bij een ambtenaar belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen en daar kenbaar heeft gemaakt dat hij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wil indienen.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank ontstond de noodzaak voor eiser om asiel aan te vragen pas op 4 maart 2023. Weliswaar speelden de problemen die ten grondslag liggen aan eisers asielrelaas al voor die datum, maar op 4 maart verliep het rechtmatige verblijf van eiser. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiser op 14 april 2023 met een zorgmachtiging werd opgenomen in de [instelling] in [plaatsnaam] . Tussen 4 maart 2023 en 14 april 2023 heeft eiser voldoende tijd gehad om zelfstandig een asielaanvraag in te dienen. Daarnaast is eiser bijgestaan door professionele rechtsbijstandverleners die hem hadden kunnen helpen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen gegronde reden om meer dan vier maanden na beëindiging van zijn rechtmatige verblijf een asielaanvraag in te dienen en heeft verweerder daarom niet ten onrechte de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgedaan.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.