ECLI:NL:RBDHA:2024:4583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
NL24.256 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de uitspraak van de rechtbank inzake de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de opposant verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 februari 2024, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De rechtbank had deze uitspraak gedaan zonder zitting, gebruikmakend van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De opposant was het hier niet mee eens en heeft verzet aangetekend, waarbij hij zijn beroepsgronden herhaalde en aanvoerde dat de uitspraak niet in lijn was met uitspraken van andere zittingsplaatsen over dezelfde punten. Hij stelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was op Kroatië en dat hij medische problemen had die behandeling in dat land bemoeilijkten.

De rechtbank heeft het verzet op 19 maart 2024 behandeld, waarbij de opposant en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris. De rechtbank overwoog dat de argumenten van de opposant grotendeels een herhaling waren van het eerdere beroep en dat de uitkomst van de eerdere uitspraak in lijn was met de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter. De rechtbank concludeerde dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het beroep en dat de vereenvoudigde behandeling niet onterecht was. De rechtbank oordeelde dat een zitting de uitkomst niet anders zou hebben gemaakt en verklaarde het verzet ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.256 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] , opposant

V-nummers: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 27 december 2023 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 7 februari 2024 heeft de rechtbank dat beroep, zonder zitting, ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
De rechtbank heeft het verzet op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Opposant is verschenen. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Herlaar.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. Opposant is het hier niet mee eens en is in verzet gekomen
Wat vindt opposant?
2. Opposant herhaalt de beroepsgronden en voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat deze niet in lijn is met uitspraken van andere zittingsplaatsen over dezelfde punten. Opposant stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Kroatië niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarnaast kampt eiser met medische problemen. Hij heeft een herseninfarct gehad en heeft bovendien last van hartkloppingen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Verzet ziet op de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van – in dit geval – het beroep van opposant. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in verzet beperkt is tot de vraag of er terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan moet de rechter het verzet gegrond verklaren zodat nader onderzoek kan plaatsvinden. [1]
4. Wat opposant in verzet heeft aangevoerd is grotendeels een herhaling van het beroep. Dat andere zittingsplaatsen anders oordelen over dezelfde rechtsvragen is, levert geen twijfel op over de uitkomst van het beroep, temeer nu de uitkomst van het beroep in lijn is met de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. [2] In dat licht valt ook niet in te zien dat eiser voor zijn medische klachten niet kan worden behandeld in Kroatië. Voor zover opposant een beroep op het gelijkheidsbeginsel doet, overweegt de rechtbank dat onvoldoende is geconcretiseerd in vergelijking met wie en op welke punten opposant ongelijk behandeld wordt. De rechtbank oordeelt dat een zitting de uitkomst niet anders zou hebben gemaakt. Gelet op de feiten en omstandigheden is niet ten onrechte overgegaan tot een vereenvoudigde behandeling.

Conclusie

5. Het verzet tegen de buitenzitting-uitspraak is ongegrond
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, over het beoordelingskader in verzet,
2.13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.