ECLI:NL:RBDHA:2024:4573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
AWB 19/5841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In de uitspraak van 12 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, J.G. Nicholson, het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit verzoek was ingediend door verzoekster, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. P.M.W. Jans. De zaak betreft een besluit van 2 juli 2019, waarin het bezwaar van verzoekster tegen een eerder besluit van 8 mei 2019 ongegrond werd verklaard. In dat eerdere besluit werd de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met het oog op verblijf bij haar partner, afgewezen. Tevens werd vastgesteld dat verzoekster geen afgeleid verblijfsrecht had op basis van artikel 20 van het VWEU.

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de meervoudige kamer van de rechtbank in een eerdere uitspraak het beroep van verzoekster in een vergelijkbare zaak (zaaknummer AWB 19/5840) ongegrond heeft verklaard. Gezien deze beslissing in de hoofdzaak, was er volgens de voorzieningenrechter geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Het verzoek is dan ook afgewezen op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/5841

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. J. Werner),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

In het besluit van 2 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 8 mei 2019 ongegrond verklaard. In laatstgenoemd besluit heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij partner afgewezen en heeft verweerder beslist dat verzoekster geen afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van artikel 20 van het VWEU.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Bij uitspraak van vandaag van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats is het hiervoor vermelde, door verzoekster ingestelde beroep (zaaknummer AWB 19/5840) ongegrond verklaard. Gegeven deze beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.