Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Colombiaanse vreemdeling. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.T. Laigsingh, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 maart 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat eiseres in bewaring werd gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, na een strafrechtelijke aanhouding op basis van de Opiumwet. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van haar staandehouding op 22 maart 2024, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring. De rechtbank overwoog dat eiseres zich eerder aan het toezicht had onttrokken en niet had voldaan aan eerdere verplichtingen, zoals het melden bij de autoriteiten. Eiseres had ook een terugkeerbesluit ontvangen met een vertrektermijn van 28 dagen, maar had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zelfstandig te vertrekken. De rechtbank concludeerde dat het opleggen van een lichter middel niet gerechtvaardigd was, gezien het risico dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk.