Overwegingen
1. Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een vrijstaande woning uit 1927 met twee dakkapellen en een berging. Het gebruiksoppervlak is ongeveer 142 m². Het grondoppervlak is ongeveer 202 m².
2. In geschil is de waarde van de woning op waardepeildatum. Eiser bepleit een waarde van € 590.000. Daartoe voert hij – samengevat – aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de onderlinge verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. Daarnaast stelt eiser dat verweerder het motiveringsbeginsel heeft geschonden en dat verweerder in de bezwaarfase ten onrechte geen taxatiematrix en grondstaffel heeft verstrekt. De gemachtigde van eiser in de beroepsfase stelt verder dat hij ten onrechte geen taxatieverslag heeft ontvangen in de bezwaarfase.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder een taxatieverslag, een matrix en iWOZ-rapporten overgelegd. In de matrix is de waarde van de woning bepaald op € 757.105.
Verzoek tot uitstel van de zitting
4. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank bij brieven van 16 oktober 2023 en 13 november 2023 om uitstel van de zitting verzocht omdat er, naar hij stelde, op 7 december 2023 al zittingen bij andere gerechten waren gepland van zaken van andere cliënten van zijn kantoor. Daarbij heeft de gemachtigde een grote hoeveelheid verhinderdata voor de aankomende periode vermeld. Bij brieven van 19 oktober 2023 en 17 november 2023 heeft de rechtbank de verzoeken afgewezen omdat de gemachtigde van eiser niet onder aanvoering van gewichtige redenen heeft aangegeven waarom hij niet op de zitting van 7 december 2023 aanwezig kon zijn. De enkele stelling dat op deze dag reeds zittingen zijn gepland bij andere gerechten, is hiervoor onvoldoende. Hij kan zich immers laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot. Bovendien maakt de geringe beschikbaarheid van de gemachtigde het onmogelijk om binnen afzienbare tijd een andere geschikte dag te vinden waarop de zaak kan worden behandeld.
Beoordeling van de waarde van de woning
5. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding".
6. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op de door hem overgelegde matrix en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, hierin geslaagd.
De rechtbank acht de door verweerder gehanteerde vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning. Met de matrix en hetgeen overigens door verweerder is aangevoerd, maakt hij aannemelijk dat in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning.
7. Hetgeen eiser heeft aangevoerd, doet aan het hiervoor gegeven oordeel niet af. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de woning en de (in zeer goede staat verkerende) Nassaulaan 35. Zo is zowel het onderhoudsniveau als het kwaliteits-/luxeniveau van Nassaulaan 35 in de matrix gewaardeerd met een 5 (uitstekend). Hierover heeft verweerder ter zitting desgevraagd verklaard dat dit de hoogst mogelijke correctie is op een woning. Woningen waarbij daarnaast óók het voorzieningenniveau op een 4 (of 5) wordt gesteld, komen volgens verweerder in de praktijk niet voor.
8. Volgens (de huidige gemachtigde van) eiser heeft verweerder in de bezwaarfase ten onrechte geen taxatiematrix en grondstaffel verstrekt en hij verzoekt in dit kader om een proceskostenvergoeding. Vast staat dat (de toenmalige gemachtigde van) eiser in de bezwaarfase een verzoek heeft gedaan tot het verstrekken van:
- de grondstaffel;
- de KOUDV-factoren en de bijbehorende cijfermatige correcties;
- de waarde van de deelobjecten; en
- minstens zes referentiewoningen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de gehanteerde KOUDV-factoren verstrekt. In de beroepsfase heeft verweerder de (matrix met) grondstaffel overgelegd.
9. Verweerder is niet verplicht om de cijfermatige correcties van de KOUDV-factoren, de waarde van de deelobjecten en minstens zes referentiewoningen aan eiser te verstrekken omdat dit geen gegevens zijn die onder de toezendplicht van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ vallen. Waarderen is geen exacte wetenschap en het beoordelen van de juistheid van de waarde gaat niet over de vraag of de samenstellende onderdelen van het object op de juiste bedragen zijn vastgesteld of het vaststellen van de juiste bedragen van verschillen in KOUDV-factoren, maar om de beoordeling van de WOZ-waarde als geheel. Daarentegen is de grondstaffel wel een gegeven dat ten grondslag ligt aan de vastgestelde waarde en waartoe eiser in de bezwaarfase een voldoende specifiek verzoek heeft gedaan. Artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is dan ook (alleen) geschonden voor zover het de grondstaffel betreft. Eiser heeft in beroep alsnog kennis kunnen nemen van de grondstaffel en heeft deze kunnen betwisten. De rechtbank passeert het gebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10. De rechtbank ziet gelet op de omstandigheden in deze zaak geen aanleiding om gebruik te maken van de haar toekomende bevoegdheid een proceskostenvergoeding toe te kennen in verband met de schending van de toezendplicht. Verweerder heeft onweersproken verklaard dat eiser tijdens het hoorgesprek – ondanks dat hij vóór aanvang van het hoorgesprek wist of kon weten dat hij niet in het bezit was van de gevraagde gegevens – niet meer naar de grondstaffel heeft gevraagd. In het beroepschrift zijn vervolgens uitsluitend algemene opmerkingen gemaakt over de omvang van de toezendplicht en is niet concreet gemaakt welke gevolgen dit heeft gehad voor de behandeling van de onderhavige zaak. Daar komt bij dat in de bezwaarfase door een andere gemachtigde (Eerlijke WOZ BV) is geprocedeerd. Gegevens over de overdracht aan de huidige gemachtigde die inzicht zouden kunnen geven in het belang van toezending, zijn niet overgelegd. Op de zitting van 7 december 2023 zijn in totaal tien zaken van dezelfde gemachtigde behandeld waarin telkens identieke en algemene formele punten zijn aangevoerd, maar nauwelijks tot geen inhoudelijke klachten die betrekking hebben op de woning. De gemachtigde heeft ook om grondstaffels gevraagd in zaken waar dat niet aan de orde is. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de gemachtigde van eiser toch wel in beroep zou zijn gegaan, hetgeen betekent dat het al dan niet verstrekken van de grondstaffel in de bezwaarfase geen verschil heeft gemaakt voor de beslissing om door te procederen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding de met het beroep gemoeide kosten te vergoeden.
11. De stelling van eiser dat verweerder in strijd met artikel 6:17 van de Awb heeft gehandeld door de gemachtigde in de bezwaarfase niet de taxatiematrix en grondstaffel toe te zenden, moet worden verworpen. Artikel 6:17 van de Awb gaat immers niet verder dan dat in het geval er een gemachtigde is, de plicht bestaat
aan hemstukken te zenden, maar dit artikel heeft geen betrekking op de vraag voor welke stukken een toezendplicht geldt. De rechtbank gaat verder ook voorbij aan de stelling van de gemachtigde van eiser dat hij in de bezwaarfase geen taxatieverslag heeft ontvangen omdat deze gemachtigde pas vanaf de beroepsfase bij de zaak betrokken is. Verweerder stelt terecht dat hij geen taxatieverslag aan een – in de bezwaarfase – willekeurige derde kan toesturen.
12. Eiser stelt dat de bouwtekeningen van de vergelijkingsobjecten behoren tot de stukken zoals bedoeld in artikel 8:42 van de Awb en verzoekt verweerder de bouwtekeningen te overleggen. Anders dan eiser meent, horen de bouwtekeningen van de vergelijkingsobjecten niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb. Verweerder is daarom in beginsel niet verplicht om deze gegevens te verstrekken. Dit zou anders kunnen zijn als eiser aannemelijk maakt dat de gehanteerde oppervlakten van de vergelijkingsobjecten onjuist zijn maar dat heeft eiser in dit geval niet gedaan.
13. Volgens eiser is de weergave van het hoorgesprek in de uitspraak op bezwaar niet volledig. Eiser heeft niet gesteld op welk punt het verslag van de hoorzitting niet compleet is. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een motiveringsgebrek, nu verweerder in de uitspraak op bezwaar is ingegaan op hetgeen in het hoorgesprek is besproken.
14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog vastgesteld. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.