ECLI:NL:RBDHA:2024:4535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
NL23.33948
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens ongeloofwaardige aangifte en problemen met neef

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Pakistaanse nationaliteit, heeft op 30 juli 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Hij stelt dat hij in Pakistan problemen heeft ondervonden met zijn neef, die een invloedrijke politicus is. Dit conflict, dat voortvloeit uit een familievete over een erfenis, heeft geleid tot een valse aangifte tegen eiser, wat resulteerde in een arrestatiebevel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als ongegrond, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser over de problemen met zijn neef ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij bij terugkeer naar Pakistan te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33948

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.E.J. Vleesenbeek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 8 december 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is aanwezig M. Ismail. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Hij heeft op 30 juli 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in 2019 vanuit Saudi-Arabië is afgereisd naar Pakistan. Tijdens zijn verblijf in Pakistan heeft zich een incident voorgedaan met zijn neef. Dit incident is het gevolg van een reeds zestig jaar durend conflict over een erfenis binnen de familie. Eisers neef heeft hem mishandeld en daarna een valse aangifte tegen hem gedaan, waarin wordt gesteld dat eiser zijn neef zou hebben mishandeld. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een arrestatiebevel. De neef is een invloedrijke politicus, zodat hij veel invloed heeft in Pakistan. Om die reden vreest eiser bij terugkeer naar Pakistan voor vervolging.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Daarbij volgt verweerder eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De gestelde problemen met zijn neef en de daaruit voortvloeiende aangifte worden niet geloofwaardig geacht.
3. Eiser voert – kort samengevat – aan dat verweerder ten onrechte zijn problemen met zijn neef en de daaruit voortvloeiende aangifte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij woonde in Saudi-Arabië, zodat hij niet eerder direct problemen had ondervonden in Pakistan. Toen eiser naar Pakistan moest afreizen om zijn identiteit en die van zijn kinderen vast te stellen, heeft hij direct problemen ondervonden. Het conflict met zijn neef betreft een oude familievete/wraak die zich uitstrekt tot eiser en zijn broers. Nu zijn broers geen afstand willen doen van de erfenis, blijft het conflict bestaan, zodat eisers problemen met zijn neef ook blijven bestaan. Zijn neef is een politicus en heeft vanuit zijn contact veel invloed bij de autoriteiten. Om die reden heeft zijn neef een valse aangifte kunnen doen en is eiser vanuit deze vrees niet naar de politie gegaan om aangifte tegen hem te doen. Verder heeft eiser vanwege covid niet eerder kunnen afreizen naar Nederland om asiel aan te vragen. Hij heeft vanwege de ingewikkelde visumprocedure slechts voor zichzelf een visum aangevraagd in de hoop spoedig asiel te krijgen, zodat zijn gezin daarna snel naar Nederland kon komen. Eiser komt zijns inziens verder in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd vanwege zijn relaas, de lange tijd dat hij buiten Pakistan is geweest en de vrees bij terugkeer voor de autoriteiten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit uitgevaardigd en een inreisverbod opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met de neef en de daaruit voortvloeiende aangifte
4. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers problemen met zijn neef en de daaruit voortvloeiende aangifte ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden gemotiveerd uiteengezet dat eiser, ondanks dat hij tijdens het nader gehoor uitdrukkelijk daartoe is uitgenodigd, vaag en summier heeft weten te verklaren over zijn neef, diens politieke positie en invloeden. Zo heeft eiser tijdens het gehoor (meermaals) niet kunnen verklaren voor welke politieke partij zijn neef actief is en welke invloed hij vanuit die partij dan heeft. [2] De enkele opmerking dat de neef invloed kan uitoefenen omdat hij politiek actief is, is daarvoor onvoldoende. Ook de pas in beroep overgelegde verklaring met de naam van de politieke partij waar eisers neef actief voor zou zijn, leidt niet tot een andere conclusie. Eiser heeft dit namelijk niet onderbouwd. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser bij zijn neef niet kenbaar heeft gemaakt dat hij afziet van zijn deel van de erfenis nu dit de oorzaak is voor het conflict dat hij heeft met zijn neef. Dat zijn broers niet willen afzien van hun deel en om die reden het conflict alsnog zou blijven bestaan voor ook eiser, berust op vermoedens en is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Ook heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege logistieke beperkingen die gerelateerd zijn aan covid niet eerder naar Nederland heeft kunnen vluchten, zeker nu eiser in de gronden van beroep stelt dat het mogelijk is dat zijn adres in Saudi-Arabië bekend raakt. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
5. Nu verweerder niet ten onrechte eisers verklaringen over de problemen met zijn neef ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Pakistan te vrezen heeft voor vervolging vanwege de gestelde aangifte van zijn neef. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser zijn verklaringen niet heeft kunnen staven met documenten. De overgelegde documenten, namelijk het proces-verbaal en het arrestatiebevel, betreffen weliswaar gewaarmerkte kopieën, maar Bureau Documenten kan vanwege het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal geen uitspraak doen over de echtheid van de documenten. [3] Eiser heeft verder, anders dan zijn reeds ongeloofwaardig geachte verklaringen, niet anders kunnen onderbouwen, zodat deze documenten niet de waarde kunnen krijgen die eiser wenst.
Verblijfsvergunning regulier
6. Als verweerder een eerste asielaanvraag afwijst, beoordeelt hij ambtshalve tevens of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.6a of 3.6ba van het Vb [4] . [5] De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat sprake is van één van de in deze artikelen onderscheiden situaties. Verder is niet gebleken dat eisers uitzetting een strijd met artikel 8 van het EVRM zal opleveren of dat eiser op basis van humanitaire gronden (mensenhandel) een reguliere vergunning moet worden afgegeven. Dat hij een lange tijd geleden zijn land van herkomst heeft verlaten, biedt geen grond voor afgifte van een reguliere verblijfsvergunning.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
7. Nu de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen als ongegrond, was verweerder gehouden een terugkeerbesluit uit te vaardigen [6] en als gevolg daarvan heeft verweerder aan hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar kunnen opleggen. [7]
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rapport nader gehoor van 13 januari 2023, p. 23 en 30 van 36.
3.Verklaring van onderzoek van 7 december 2023, p. 4 en 5 van 8.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Paragraaf C1/4.5. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Artikel 45 van de Vw.
7.Artikel 62, eerste lid jo. artikel 66a, tweede lid, van de Vw.