ECLI:NL:RBDHA:2024:4528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
C/09/661318 / JE RK 24-267 & C/09/661602 / JE RK 24-299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 maart 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling, die verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, gezien haar belast verleden met huiselijk geweld, verslaving en suïcidale gedachten. Ondanks de inzet van hulpverlening is er nog steeds zorg over haar ontwikkeling en veiligheid. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 16 maart 2025 en de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend van 16 maart 2024 tot 16 juni 2024. De kinderrechter benadrukt dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om [minderjarige] te beschermen en dat de situatie nauwlettend moet worden gevolgd. De moeder van [minderjarige] is niet verschenen tijdens de zitting, maar is wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de belangen van [minderjarige] en de noodzaak van de hulpverlening in overweging genomen en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: I. C/09/661318 / JE RK 24-267 (verlengen ondertoezichtstelling) en
II. C/09/661602 / JE RK 24-299 (machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 12 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter
I.
Verlenging ondertoezichtstelling
II.
Machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] te [geboorteland] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. G.E.M. Later te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[belanghebbende],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen inzake de verlenging ondertoezichtstelling, ontvangen op 12 februari 2024
  • het verzoekschrift met bijlagen inzake de machtiging gesloten jeugdhulp, ontvangen op 16 februari 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 8 maart 2024, ontvangen op 11 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. Ter zitting geeft de gecertificeerde instelling te kennen dat de moeder de dag voor de zitting door tussenkomst van haar hulpverlener had aangegeven niet naar de zitting te zullen komen. De gecertificeerde instelling heeft hierop de tolk afgezegd. De ochtend van de zitting heeft de moeder bij de gecertificeerde instelling aangegeven telefonisch aanwezig te willen zijn. Nu de moeder de Nederlandse taal niet machtig is, heeft de gecertificeerde instelling ter zitting geprobeerd om ad hoc een tolk in te bellen, zodat de moeder via de telefoon haar mening kenbaar kon maken. Het is -ondanks inspanningen daartoe- niet gelukt om ad hoc een tolk te vinden die bereid was om tijdens de mondelinge behandeling te tolken. De mondelinge behandeling is om die reden zonder de aanwezigheid van de moeder voortgezet. De moeder heeft de mogelijkheid gehad om ter zitting aanwezig te zijn en heeft ook niet aan de rechtbank te kennen gegeven dat zij graag via een telefonische verbinding gehoord zou worden.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het bijzijn van haar advocaat gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van gesloten jeugdhulp, te weten bij Schakenbosch.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 maart 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 maart 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 december 2023 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 16 maart 2024.

3.Verzoeken

I.
Verlenging ondertoezichtstelling
3.1.
Het verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur één jaar met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven als volgt gemotiveerd. [minderjarige] wordt -ondanks de inzet van alle hulp- nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] heeft een zeer belaste voorgeschiedenis. Zij heeft onder meer te maken gehad met huiselijk geweld, de verslaving en overlijden van haar vader, eigen middelengebruik, vermissingen, hevige ruzies met de moeder en suïcidale gedachtes en zelfbeschadiging. [minderjarige] lijkt zichzelf te willen verdoven en weg te vluchten, zodat zij niet geconfronteerd wordt met haar trauma’s. Het afgelopen jaar is met de inzet van systeemtherapie geprobeerd om te werken aan de verstoorde band tussen [minderjarige] en de moeder. Daarin wordt gezien dat het de moeder onvoldoende lukt om op emotioneel gebied aan te sluiten bij [minderjarige] en dat haar benadering afwijzend overkomt. Bij de moeder bestaat ook onbegrip over hoe de behandeling in de gesloten setting bij Schakenbosch wordt vormgegeven. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat het contact tussen [minderjarige] en de moeder op dit moment nog niet stabiel of zodanig steunend is dat dit zonder hulpverlening mogelijk is. Daarnaast is er het afgelopen jaar ook individuele hulpverlening ingezet voor [minderjarige] . Momenteel staat [minderjarige] bovenaan de wachtlijst voor EMDR-behandeling, voert zij gesprekken met een behandelaar in de vorm van voorbereidende traumabehandeling en is het psychodiagnostisch onderzoek opgestart. Ook is er een intake gepland bij de Brijder. Verder is besloten dat [minderjarige] na de gesloten machtiging het beste op een open groep kan verblijven met het doel om uiteindelijk uit te stromen naar een meer zelfstandige woonvorm. Het is van belang dat de gecertificeerde instelling dit proces kan monitoren en waar nodig kan ingrijpen. Gezien het voorgaande blijft het gedwongen kader nodig voor het inzetten van passende hulp en het waarborgen van de veiligheid van [minderjarige] met een gesloten machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder is onvoldoende in staat om [minderjarige] te beschermen en er zelf voor te zorgen dat zij zich aan de afspraken houdt. Gelet op het beginstadium van de behandelingen van [minderjarige] , de onzekerheid over de vervolgplek en het van belang is dat de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] voor een langere periode wordt gevolgd, is een termijn van twaalf maanden voor de ondertoezichtstelling nodig.
II.
Machtiging gesloten jeugdhulp
3.3.
Tevens wordt door de gecertificeerde instelling een machtiging verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.4.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven als volgt gemotiveerd. Op dit moment heeft [minderjarige] nog onvoldoende handvatten en gezonde coping mechanismen ontwikkeld om een open plaatsing te doen slagen. [minderjarige] is in december een langere tijd vermist geweest en Schakenbosch geeft aan dat zij op de groep lijkt te zijn overschat. [minderjarige] is daardoor opnieuw gestart met een opbouwplan ten aanzien van haar vrijheden. De gesloten plaatsing blijft nodig om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De kans op het vermist raken en het zich onttrekken aan de hulpverlening is nog te groot. [minderjarige] ziet zelf niet in dat zij zichzelf in onveiligheid brengt door met bepaalde mensen om te gaan of naar bepaalde plekken te gaan en zij moet hiertegen beschermd worden. [minderjarige] heeft moeite om beslissingen te maken die op de lange termijn in haar belang zijn. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat voor een open groep een bepaalde basisveiligheid nodig is en daarvoor is het van belang dat [minderjarige] nog leert om de goede keuzes te maken, zich aan de afspraken houdt en de handvatten krijgt om met haar emoties en boosheid om te gaan. De laatste weken is wel een positieve lijn zichtbaar waarin [minderjarige] gemotiveerd lijkt. Dit komt wellicht door het zicht op de mogelijke plaatsing bij Ipse de Bruggen. Het is van belang dat de onderliggende problematiek bij [minderjarige] goed wordt onderzocht en daarvoor behandeling wordt ingezet. Nu het diagnostisch onderzoek en de traumabehandeling enkele weken zijn opgestart, is het belangrijk dat deze trajecten in gesloten setting voortgezet kunnen worden. De gecertificeerde instelling hoopt dat [minderjarige] hierdoor haar trauma’s kan gaan verwerken en manieren en handvatten aangereikt krijgt waardoor zij zichzelf op een open groep niet meer in onveiligheid brengt. Volgens de gecertificeerde instelling is voor een stabiele verandering een termijn van drie maanden voor de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk. Wel zullen zij steeds overwegen of er al eerder een minder ingrijpende maatregel mogelijk is. Bij het verlenen van een kortere machtiging komt er mogelijk opnieuw een teleurstelling en faalervaring. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk om het in kleine stapjes en op een veilige manier op te bouwen, zodat [minderjarige] niet overvraagd wordt en een eerlijke kans krijgt.

4.Standpunt van [minderjarige]

4.1.
Door en namens [minderjarige] is ter zitting het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] wil graag zo snel mogelijk naar een open groep. Verzocht wordt dan ook om de gesloten machtiging voor een kortere duur te verlenen, zodat [minderjarige] ook meer gestimuleerd is om haar best te doen. [minderjarige] stelt zelf twee maanden voor. Daarnaast voelt [minderjarige] zich op de groep anders behandeld dan de andere jongeren. Verder vindt [minderjarige] het onprettig dat zij twee mentoren heeft. Hierdoor is er vaak geen sprake van een duidelijke lijn, terwijl [minderjarige] een grote behoefte aan duidelijkheid heeft. Ook wil [minderjarige] graag duidelijkheid ten aanzien van het innemen van haar telefoon, omdat het voor haar ook niet duidelijk is waarom dit is gedaan. De advocaat brengt naar voren dat veel van de problemen die er spelen ook niet geheel aan [minderjarige] te wijten zijn.

5.De beoordeling

I.
Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft een belast verleden en zij heeft veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Het is van groot belang dat [minderjarige] hiervoor de juiste hulpverlening ontvangt en de gebeurtenissen uit het verleden een plek kan gaan geven. Ondanks de aanwezigheid van de jeugdbeschermer en de inzet van de hulpverlening het afgelopen jaar, bestaan er nog steeds zorgen. Het is positief dat recent een start is gemaakt met de traumabehandeling en het psychodiagnostisch onderzoek en dat binnenkort ook een afspraak is gepland bij de Brijder. Gezien de complexiteit van de problematiek en de diversiteit aan hulpverlening is het van belang dat de jeugdbeschermer betrokken blijft zodat zij regie kan blijven voeren over de in te zetten hulpverlening en de moeder hierin kan blijven ondersteunen. De moeder is momenteel nog onvoldoende bij machte om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] zelfstandig weg te nemen. Eveneens blijft de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling van belang om hulp en ondersteuning te bieden in het contact tussen [minderjarige] en de moeder. De band tussen [minderjarige] en de moeder blijft ingewikkeld en is het belangrijk dat zij hiervoor passende begeleiding ontvangen. Daarnaast zal het komende jaar ook het perspectief van [minderjarige] verder concreet vormgegeven worden en is het van belang dat de gecertificeerde instelling toezicht kan houden op dit proces en de ontwikkeling van [minderjarige] kan blijven monitoren. Gezien de forse zorgen die er nog steeds zijn en de stappen die nog gezet moeten worden zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling, waartegen geen verweer is gevoerd, verlengen voor de duur van één jaar.
II.
Machtiging gesloten jeugdhulp
5.3.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Het is goed om te horen dat er mogelijk zicht is op een concrete vervolgplek voor [minderjarige] . Dit geeft [minderjarige] ook een doel en een motivatie om naar toe te werken. Naar het oordeel van de kinderrechter is een plaatsing op de open groep op dit moment nog te vroeg. Het is [minderjarige] de afgelopen periode nog niet altijd gelukt om de juiste keuzes te maken. Momenteel is het risico nog te groot dat [minderjarige] zich onttrekt aan de hulpverlening en in onveilige situaties terechtkomt. Daarnaast zijn de behandelingen net gestart of gaan nog starten en het is belangrijk dat deze vanuit een veilige setting voortgezet worden en [minderjarige] de juiste bagage en tools krijgt, zodat zij met een stevigere basis naar de open groep gaat. Op die manier wordt de kans op een terugval ook een stuk kleiner. Voorkomen moet worden dat het opnieuw misgaat en [minderjarige] weer een faalervaring zal meemaken. Het is daarin belangrijk dat de vervolgstappen zorgvuldig en veilig worden gezet. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de kaders van geslotenheid daarom nog noodzakelijk en geschikt zijn om [minderjarige] te kunnen beschermen en te begrenzen. Gezien het risico op het weglopen in combinatie met de kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid van [minderjarige] , waardoor zij zichzelf mogelijk in gevaar brengt, is er momenteel geen ander alternatief dan een gesloten plaatsing. Hoewel de kinderrechter dus een gesloten plaatsing noodzakelijk acht, ziet de kinderrechter ook dat [minderjarige] de afgelopen weken de goede weg lijkt te hebben gevonden en de kinderrechter hoopt dat [minderjarige] deze positieve lijn kan vasthouden. De kinderrechter zal de machtiging verlenen voor de verzochte duur van drie maanden, maar benadrukt dat een gesloten plaatsing een verstrekkende maatregel is, die zeer ingrijpend is en niet langer moet duren dan noodzakelijk. Mocht [minderjarige] eerder klaar zijn om de stap naar een open groep te maken dan dient deze ook gezet te worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 16 maart 2025
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 16 maart 2024 tot 16 juni 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 27 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.