ECLI:NL:RBDHA:2024:4527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
NL24.11513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die de Belgische nationaliteit heeft, werd op 13 maart 2024 in bewaring gesteld. Het beroep is ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, dat eiseres in bewaring heeft gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiseres heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 19 maart 2024 de gronden van het beroep ingediend. De staatssecretaris heeft op 25 maart 2024 een verweerschrift ingediend, waarna de rechtbank het onderzoek op dezelfde dag heeft gesloten.

Eiseres betwist de rechtmatigheid van de bewaring, omdat zij niet binnen 24 uur na inbewaringstelling naar een detentiecentrum is overgebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 14 maart 2024, de dag na haar inbewaringstelling, is overgebracht naar het detentiecentrum. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris rechtmatig heeft gehandeld, aangezien eiseres slechts één nacht in de politiecel heeft verbleven. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij niet direct naar België is teruggebracht, maar de rechtbank concludeert dat dit niet mogelijk was omdat zij geen identificerend document bij zich had.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11513

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiseres heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiseres heeft op 19 maart 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 25 maart 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 25 maart 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Belgische nationaliteit te hebben.
2. De gemachtigde van eiseres merkt op dat de beschikking van 7 december 2023 waarin staat dat eiseres geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland niet in het dossier zit.
3. De rechtbank stelt vast dat het dossier inmiddels compleet is gemaakt. Het besluit van 7 december 2023 is aan het dossier toegevoegd. De maatregel van bewaring mocht hierop gebaseerd worden.
Verblijf in politiecel
4. Eiseres is van mening dat de bewaring onrechtmatig is, omdat zij ten onrechte niet binnen 24 uur is overgeplaatst naar een detentiecentrum. Zij is op 13 maart 2024 om 16:35 uur in bewaring gesteld, maar is pas op 14 maart 2024 om 19:00 uur vanuit het cellencomplex in Breda naar het detentiecentrum in Zeist gebracht. Eiseres is vermoedelijk psychiatrisch ziek en kan in het detentiecentrum de nodige medische zorg krijgen, daarom ontgaat haar waarom zij niet zo snel mogelijk is overgebracht.
5. In de uitspraak van 13 augustus 2021 [2] heeft de Afdeling [3] geoordeeld dat tijdelijke plaatsing in een politiecel mag om het vervoer naar en de plaatsing in een speciale inrichting te regelen. In die zaak is de vreemdeling binnen 24 uur na inbewaringstelling overgeplaatst naar het detentiecentrum. Dat was volgens de Afdeling voldoende tijdelijk. In een uitspraak van 16 november 2022 [4] heeft de Afdeling een periode van meerdere dagen, bij ontbreken van een afdoende motivering daarvoor, te lang geacht.
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de Afdeling in haar uitspraak van 13 augustus 2021 niet expliciet heeft geoordeeld dat de tijd die is gemoeid met het regelen van vervoer en plaatsing in een speciale inrichting maximaal 24 uur mag zijn, maar zij heeft enkel geoordeeld dat verweerder in de zaak die voorlag rechtmatig heeft gehandeld, omdat de vreemdeling binnen 24 uur na inbewaringstelling naar het detentiecentrum is gebracht. Daarnaast heeft de Afdeling in de uitspraak van 16 november 2022 geoordeeld dat een periode van meerdere dagen, zonder afdoende motivering daarvoor, te lang is. Nu aan eiseres op 13 maart 2024 de maatregel van bewaring is opgelegd en zij op 14 maart 2024 in het detentiecentrum is geplaatst, heeft eiseres uiteindelijk niet meer dan één nacht in de politiecel verbleven. De rechtbank acht dit niet onredelijk. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit kader rechtmatig heeft gehandeld.
Terugkeer naar België
7. Tot slot stelt eiseres dat haar onduidelijk is waarom zij niet direct is teruggebracht naar België, zoals zij heeft gevraagd. Zij had kunnen worden afgezet bij het station in Essen. Eiseres stelt dat er voldoende informeel contact is tussen de politie en vreemdelingendiensten van Nederland en België en dat zij op informele wijze overgedragen had kunnen worden aan de Belgische autoriteiten, wat sneller was geweest. Daarom meent eiseres dat onvoldoende voortvarend is gehandeld.
8. Eiseres was tijdens de ophouding niet in het bezit van een identificerend document. [5] Verder heeft zij tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring verklaard geen dergelijk document bij zich te hebben. [6] Dit maakt dat zij niet op informele wijze had kunnen terugkeren naar België. Verweerder heeft haar dan ook op 13 maart 2024 terecht in bewaring gesteld om een officiële overdracht te realiseren. Uit het dossier blijkt dat er sindsdien twee vertrekgesprekken zijn gevoerd en dat eiseres op 26 maart 2024 overgedragen zal worden aan de Belgische autoriteiten. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.
Ambtshalve toets
9. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie pagina 2 van het proces-verbaal van ophouding en onderzoek van 13 maart 2024 (M105-A).
6.Zie pagina 2 van het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de maatregel van 13 maart 2024 (M110).