ECLI:NL:RBDHA:2024:4526
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 7 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat gronden voor het beroep in het beroepschrift moeten worden opgenomen. Eiser is in de gelegenheid gesteld om deze gronden in te dienen, maar heeft dit nagelaten. De gemachtigde van eiser heeft op 15 maart 2024 laten weten dat de gronden niet zullen worden aangevuld, omdat eiser niet is verschenen op afspraken om deze te bespreken. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een inhoudelijke beoordeling rechtvaardigen, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt om dezelfde reden afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier B.C.N. van Slingerland, en is openbaar gemaakt op 29 maart 2024.