ECLI:NL:RBDHA:2024:4518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
C/09/660323 / JE RK 24-133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met contactverlies met familie

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 maart 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige besproken. De minderjarige, geboren in 2007, heeft contactverlies met haar familieleden, waaronder haar vader en broertje, en het contact met haar moeder wordt langzaam hersteld. De minderjarige maakt zich zorgen over de financiële situatie, aangezien haar ouders onvoldoende ondersteuning bieden. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige de komende periode niet bij haar ouders kan wonen, wat de noodzaak voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing onderstreept.

De kinderrechter heeft de procedure op 14 maart 2024 behandeld, waarbij de ouders niet aanwezig waren, maar wel correct waren opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn voldaan. De minderjarige verblijft momenteel in een jeugdhulpvoorziening en heeft positieve stappen gezet, maar er zijn nog steeds zorgen over haar ontwikkeling en de situatie met haar ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 23 maart 2025, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met een schriftelijke vastlegging op 25 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/660323 / JE RK 24-133
Datum uitspraak: 14 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna: te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 januari 2024;
- het rapport van de Raad als bedoeld in artikel 1:265j lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) van 2 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter in deze rechtbank is op grond van artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek niet relatief bevoegd om kennis te nemen van het verzoek. Voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] woonde zij laatstelijk bij de moeder, waardoor het arrondissement Zeeland-West-Brabant bevoegd is. Partijen hebben ingestemd met de behandeling van het verzoek door de kinderrechter van deze rechtbank, waardoor de kinderrechter van deze rechtbank bevoegd is op grond van artikel 270 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met toestemming van [minderjarige] samengevat wat zij heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 maart 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 31 maart 2024 alsmede een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 23 maart 2023 tot 23 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] verblijft sinds augustus 2023 op een woonvoorziening van Jeugdformaat. De afgelopen periode heeft [minderjarige] positieve stappen gezet. Ze houdt zich aan afspraken, is zichtbaar voor de groepsleiding, komt ontspannen en rustig over en zorgt goed voor zichzelf. Er wordt soms nog wel gezien dat zij zelfbepalend kan zijn en de regie wil overnemen. Het is daarom belangrijk dat zij behandeling krijgt voor haar emotieregulatie, zodat ze leert hoe ze adequaat op bepaalde situaties kan reageren en conflicten kan voorkomen. Er zal verder geprobeerd worden om de komende periode op een laagdrempelige manier aan de trauma’s van [minderjarige] te werken. [minderjarige] wil graag toewerken naar een vorm van zelfstandigheidstraining. Daartoe is zij aangemeld voor een beschermd wonen traject. Hiervoor moet ze nog wel groeien naar een bepaalde mate van zelfstandigheid. Op haar huidige woonvoorziening heeft [minderjarige] al doelen geformuleerd om hieraan te werken (koken, financiën, school, baantje). Op dit moment heeft [minderjarige] geen contact meer met de vader en haar broertje. Het contact met haar broertje lijkt verhinderd te worden door de vader. [minderjarige] heeft af en toe contact met de moeder. Tijdens de bezoeken neemt de moeder soms het zusje van [minderjarige] mee. De gecertificeerde instelling spreekt complimenten uit naar [minderjarige] , maar benadrukt dat er nog altijd zorgen zijn waardoor een verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn. Het is belangrijk dat [minderjarige] nog hulp en ondersteuning krijgt vanuit Family Fact en vanuit haar huidige woonvoorziening kan werken aan haar zelfstandigheid.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn nog altijd aanwezig. De zorgen zijn mede gelegen in het contactverlies met haar familieleden. [minderjarige] heeft geen contact met haar vader en broertje. [minderjarige] zou graag het contact met haar broertje willen herstellen. Ze maakt zich daarnaast grote zorgen over haar broertje en zusje die bij de vader wonen. Het contact tussen [minderjarige] en de moeder is afgelopen periode kort verbroken geweest door een incident tussen [minderjarige] en de nieuwe partner van de moeder. Inmiddels wordt het contact tussen hen langzaam opgebouwd. Naast de zorgen over haar broertje en zusje heeft [minderjarige] ook zorgen over financiën. De vader en de moeder helpen [minderjarige] onvoldoende op financieel gebied. Als er betaald moet worden verwijzen ze naar elkaar. Dit zorgt voor frustratie en stress bij [minderjarige] over geldzaken waar zij zich niet mee bezig zou moeten hoeven houden. De kinderrechter vindt dit zeer zorgelijk en leidt hieruit af dat de vader en de moeder nog altijd onvoldoende in staat zijn om in het belang van [minderjarige] te denken. Het is duidelijk dat [minderjarige] de komende tijd niet bij (een van) de ouders kan wonen, aangezien beide ouders aangeven dat dit voor hen niet mogelijk is. [minderjarige] geeft ook zelf aan niet bij een van haar ouders te willen wonen. Het is belangrijk dat [minderjarige] de komende tijd ondersteund blijft worden en dat er gekeken wordt naar de mogelijkheid van een behandeling gericht op haar emotieregulatie. Dit kan [minderjarige] helpen in het voorkomen van miscommunicatie en conflicten. De traumabehandeling van [minderjarige] dient daarnaast ook te worden opgepakt.
4.3.
Nu [minderjarige] niet bij een van haar ouders kan wonen, is verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk. Dit betekent dat ook de ondertoezichtstelling verlengd dient te worden. Gelet op de ernst van de zorgen en de houding van de ouders vindt de kinderrechter de verzochte duur van een jaar passend. Aangezien de duur van de kinderbeschermingsmaatregelen dan niet gelijk zal lopen, ziet de kinderrechter reden om de duur van de ondertoezichtstelling te bekorten met een week.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 maart 2025;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 23 maart 2025;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.