ECLI:NL:RBDHA:2024:4517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
C/09/661811 / JE RK 24-316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstig probleemgedrag

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2024 een beschikking gegeven over een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. De minderjarige vertoont ernstig probleemgedrag, waaronder zelfbepalend gedrag, suïcidale uitingen en het maken van risicovolle keuzes. De ouders van de minderjarige hebben het ouderlijk gezag en maken zich grote zorgen over de veiligheid van hun kind, dat regelmatig wegloopt en in aanraking komt met de politie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat de minderjarige zich schuldig maakt aan verschillende misdrijven en dat hij niet in staat is om de benodigde hulpverlening te accepteren.

De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om een voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, omdat de minderjarige sinds oktober 2023 in een behandelgroep verblijft en zijn gedrag in negatieve zin is veranderd. De kinderrechter heeft de feiten en de procedure zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat jeugdhulp noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van drie maanden, van 14 maart 2024 tot 14 juni 2024, onder de voorwaarden die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de jeugdbeschermer zorgvuldig moet handelen bij de uitvoering van de gesloten plaatsing en dat de beperkende maatregelen moeten voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/661811 / JE RK 24-316
Datum uitspraak: 14 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geborteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A. Roozdar te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna tezamen ook te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 februari 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 28 februari 2024;
  • het nagezonden hulpverleningsplan, ontvangen op 13 maart 2024.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van [minderjarige] ;
  • de moeder;
  • [naam 2] , mentor van Horizon;
De vader en [minderjarige] zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en [minderjarige] wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

De ouders zijn met elkaar gehuwd.
[minderjarige] is gedurende het huwelijk van de ouders geboren.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft in een accommodatie voor jeugdhulp, te weten bij [jeugdzorginstelling] .
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 december 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 14 december 2023 tot 14 december 2024 alsmede een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 14 juni 2024.

3.Het verzoek

De gecertificeerde instelling verzoekt een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] verblijft sinds oktober 2023 op een behandelgroep van [jeugdzorginstelling] . Het gedrag van [minderjarige] is de afgelopen periode in negatieve zin veranderd. Er zijn met regelmaat incidenten voorgevallen op de groep waarbij [minderjarige] agressief gedrag vertoonde, waarbij hij door de groepsleiding vastgepakt werd. Als reactie hierop is [minderjarige] meerdere keren weggelopen naar Noordwijk. Hij maakt zich daar schuldig aan diverse strafbare feiten zoals diefstal en oplichting. [minderjarige] vertoont zeer zelfbepalend gedrag en doet suïcidale uitspraken. Doordat [minderjarige] steeds wegloopt is het lastig om hem te begrenzen en hulpverlening voor hem te starten. Ook de wijkagent heeft grote zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] maakt risicovolle keuzes en brengt hiermee zichzelf en zijn omgeving in gevaar. Dit komt onder andere door zijn ontwikkelingsniveau en autisme. De komende periode zal gestart worden met psycho-educatie. Verwacht wordt dat [minderjarige] hierdoor zal leren omgaan met zijn autisme en zichzelf daardoor beter kan begrijpen. Met andere therapieën, zoals systeemtherapie, wordt op een later moment gestart. Dit om te voorkomen dat het teveel wordt voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft een periode wenselijk gedrag laten zien waardoor de gecertificeerde instelling hoopt dat de voorwaardelijke machtiging zal fungeren als stok achter de deur. Op die manier kan de veiligheid van [minderjarige] en het gezin worden gewaarborgd.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 27 februari 2024 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.

4.De standpunten

Namens [minderjarige] heeft zijn advocaat het volgende ter zitting naar voren gebracht. Het hulpverleningsplan is met [minderjarige] besproken en door hem ondertekend. [minderjarige] begrijpt waarom er een voorwaardelijke machtiging wordt verzocht, maar hij acht gesloten plaatsing zelf niet nodig. Volgens [minderjarige] wordt hij op [jeugdzorginstelling] oneerlijk behandeld door de begeleiders. De advocaat begrijpt de noodzaak voor de gesloten plaatsing, maar is van mening dat er een minder vergaande maatregel moet worden getroffen. De advocaat meent dat er te weinig gebruik is gemaakt van hulpverlening. Daarnaast stelt hij dat het hulpverleningsplan niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden, omdat niet in het hulpverleningsplan is opgenomen welke vrijheidsbeperkende maatregelen genomen kunnen worden. Hij benadrukt dat er zorgvuldig gehandeld moet worden in het kader van deze ingrijpende maatregel.
De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling. Ter zitting heeft de moeder benadrukt dat de ouders grote zorgen hebben over de veiligheid van [minderjarige] . [minderjarige] loopt veelvuldig weg, komt in aanraking met politie, doet suïcidale uitspraken en vertoont agressie. Het gedrag van [minderjarige] heeft een grote weerslag op het hele gezin. De ouders zijn ten einde raad en weten niet meer wat goed is voor [minderjarige] . Hij zit in een vicieuze cirkel en lijkt er niet uit te komen. De moeder vertrouwt erop dat de jeugdbeschermer in het belang van [minderjarige] handelt en de juiste hulpverlening voor hem in zet. Zij staat dan ook achter het verzoek. De moeder ziet in dat een voorwaardelijke machtiging gesloten nodig is als pressiemiddel om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De ouders hebben vertrouwen in de ondersteuning en begeleiding vanuit de gecertificeerde instelling en de beslissingen die zij daarbij neemt.

5.De beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] . [minderjarige] laat zeer zelfbepalend gedrag zien. De afgelopen periode is [minderjarige] meerdere keren weggelopen van [jeugdzorginstelling] en naar zijn ouders in Noordwijk gereisd. Het wegloopgedrag van [minderjarige] is een reactie op begrenzing en aansturing. [minderjarige] accepteert geen gezag en trekt zijn eigen plan. Hierdoor is de benodigde hulpverlening en behandeling de afgelopen periode onvoldoende van de grond gekomen. Daarnaast ziet [minderjarige] het belang van behandeling niet in en heeft hij geen motivatie om vrijwillig behandeling te ondergaan. [minderjarige] heeft geen enkel besef van de gevaren van zijn gedrag voor zichzelf en het gezin. Er zijn sterke aanwijzingen dat [minderjarige] zich regelmatig schuldig maakt aan verschillende misdrijven als hij op straat is. Het zorgelijke gedrag van [minderjarige] is ook door de wijkagent aangekaart bij de gecertificeerde instelling. Verder zijn er ook grote zorgen over de suïcidale uitingen van [minderjarige] . Het is duidelijk [minderjarige] intensieve hulp nodig heeft om hieruit te komen. Een belangrijke bron van het gedrag van Vin lijkt voort te komen uit zijn autisme en het door [minderjarige] niet accepteren en begrijpen welke invloed dit heeft op zijn gedrag. Hetgeen voor een puber uiteraard ook heel moeilijk is. Het is echter van groot belangt dat behandeling wordt gestart waarbij [minderjarige] kan werken aan acceptatie van de diagnose van autisme en zelf ook meer inzicht krijgt in de invloed hiervan op zijn gedrag. Gelet op de forse zorgen, het wegloopgedrag van [minderjarige] en zijn gebrek aan motivatie ziet de kinderrechter geen andere mogelijkheid dan een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen. Daarbij oordeelt de kinderrechter dat – anders dan door de advocaat van [minderjarige] is gesteld – het hulpverleningsplan wel voldoet aan de eisen als gesteld in artikel 6.1.4 lid 5 Jw. De kinderrechter zal de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van drie maanden.
De kinderrechter merkt hierbij op dat zodra het onverhoopt toch moet komen tot een gesloten plaatsing de jeugdbeschermer zeer zorgvuldig dient te bezien wat [minderjarige] nodig heeft en het beste is voor [minderjarige] en dat daarbij de beperkende maatregelen die dan genomen moeten worden voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
[minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 14 maart 2024 tot 14 juni 2024, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.