ECLI:NL:RBDHA:2024:4511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag voor definitieve tegemoetkoming in loonkosten op grond van NOW-1
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, een B.V., en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW-1 regeling, na een aanzienlijke omzetdaling door de Covid-pandemie. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat eiseres volgens de berekeningen van het Uwv niet voldeed aan de voorwaarde van een omzetverlies van minimaal 20%.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit beoordeeld. Eiseres betoogde dat de afwijzing onterecht was en dat de uitvoering van de NOW-1 regeling niet in lijn was met de geest van de regeling. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij haar personeel dankzij de NOW-1 regeling in dienst heeft kunnen houden, ondanks dat zij geen inkomsten genereerde tijdens de pandemie. Eiseres stelde dat de omzet moest worden toegerekend aan de factuurdatum, terwijl verweerder de omzet toerekende aan het moment van levering.
De rechtbank oordeelde dat de toerekening van de omzet door verweerder correct was en dat er geen reden was om af te wijken van de door verweerder gehanteerde regels. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming, aangezien het omzetverlies niet aan de vereiste drempel voldeed. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.