ECLI:NL:RBDHA:2024:4510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
SGR 23/5400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nihil vaststelling NOW-3 wegens niet ingediende aanvraag voor definitieve berekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-3 regeling, maar verweerder heeft de definitieve tegemoetkoming op nihil vastgesteld omdat er geen aanvraag was ingediend voor de definitieve berekening. Eiser had eerder een voorschot ontvangen, maar verweerder vorderde dit bedrag terug omdat de definitieve aanvraag niet tijdig was ingediend. Eiser stelde dat hij geen aanvraag had gedaan omdat de zaak en het pand medio december 2022 waren overgedragen aan een nieuwe eigenaar, die geen post voor hem had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet tijdig had gereageerd op de herinneringen van verweerder en dat de strikte aanvraagtermijn legitiem was. De rechtbank concludeerde dat het algemeen belang bij de uitvoerbaarheid van de NOW-regeling zwaarder weegt dan de belangen van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om de tegemoetkoming op nihil vast te stellen en het voorschot terug te vorderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5400 NOW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] ,

tevens gemachtigde van [naam] ,
eiser.
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

namens deze: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigden: M.A. Brouwer en mr. J.J. Grasmeijer.

Inleiding

1. Verweerder heeft bij besluit van 11 mei 2023 (het primaire besluit) de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) op nihil vastgesteld en het volgens verweerder teveel betaalde voorschot ten bedrage van € 17.847,- van eisers teruggevorderd. Het daartegen door eiser gemaakte bezwaar is bij besluit van 28 juni 2023 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling

4. Eiser heeft op 17 november 2020 een aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-3 ingediend in verband met een verwacht omzetverlies in de periode van oktober tot en met december 2020. Bij besluit van 18 november 2020 heeft verweerder een tegemoetkoming van € 22.307,- aan eiser toegekend, waarvan
€ 17.847,- als voorschot is uitbetaald.
5. Bij brief van 19 januari 2023 heeft verweerder eiser eraan herinnerd dat hij tot en met 22 februari 2023 de definitieve (berekening van de) tegemoetkoming op grond van de NOW-3 aan kon vragen. Bij brief van 28 februari 2023 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij hiertoe tot en met 19 april 2023 in de gelegenheid wordt gesteld.
6. In het primaire besluit heeft verweerder bericht de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-3 niet te kunnen berekenen, omdat van eiser geen aanvraag is ontvangen binnen de daarvoor geldende termijn.
De definitieve tegemoetkoming is daarom op nihil vastgesteld en het betaalde voorschot ten bedrage van € 17.847,- is van eiser teruggevorderd.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
8. Eiser stelt in beroep dat verweerder ten onrechte de definitieve tegemoetkoming op nihil heeft vastgesteld. Eiser voert aan dat hij geen aanvraag heeft ingediend omdat de zaak en het pand medio december 2022 zijn overgedragen aan een nieuwe eigenaar. De nieuwe eigenaar heeft desgevraagd meerdere malen aangegeven dat er geen post was voor eiser. Eiser heeft daarom nooit voornoemde brieven van verweerder van 19 januari 2023 en 28 februari 2023 ontvangen. Eiser heeft altijd op tijd aanvragen ingediend en betaald. De NOW-regeling is in het leven geroepen om ondernemers te ondersteunen en van eiser wordt nu ten onrechte het voorschot teruggevorderd. Eiser verzoekt om coulance.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de NOW-3 geldt voor een werkgever de verplichting om de vaststelling van de subsidie binnen 24 weken na 1 september 2021 aan te vragen door middel van een door de Minister vast te stellen formulier.
Naast de bepalingen van de NOW-3, is ook titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over subsidies van toepassing. Op grond van artikel 4:44, vierde lid, van de Awb kan, indien geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie is ingediend, de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.
9.1
De rechtbank constateert dat eiser geen aanvraag heeft ingediend voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming op grond van de NOW-3. Dit is ook niet in geschil. Evenmin is in geschil dat verweerder eiser meermaals schriftelijk heeft herinnerd aan de verplichting tot het doen van deze aanvraag. De vraag is evenwel of verweerder eiser gelet op de omstandigheden van dit geval niet te hard afrekent op dit verzuim.
9.2
De rechtbank overweegt dat in de NOW-3 is gekozen voor een definitieve aanvraagdatum. De aanvraagtermijn moet (in beginsel) strikt worden gehanteerd, gelet op de doelmatigheid van de uitvoeringspraktijk. Een strikt gehanteerde fatale aanvraagtermijn is daarom legitiem en in het algemeen belang. Tegenover dit algemene belang staan de omstandigheden van het geval van eiser. Eiser heeft de omstandigheden toegelicht en gesteld dat door onmin tussen eiser en zijn voormalige zakenpartner (welke hij overigens thans als gemachtigde nog vertegenwoordigt) de post niet goed in de gaten werd gehouden. In alle hectiek van de situatie is dit over het hoofd gezien.
9.3
De rechtbank komt tot het oordeel dat in de afweging van de belangen het algemeen belang bij de uitvoerbaarheid van de NOW regeling zwaarder weegt dan de belangen van eiser. Hierbij weegt de rechtbank mee dat in wezen geen sprake is van overmacht, hoe begrijpelijk de gang van zaken op zichzelf genomen ook is. Eiser en zijn voormalige zakenpartner hadden, ook in de situatie waarin zij verkeerden, de verantwoordelijkheid hun zakelijke besognes goed af te wikkelen. Dat hen dat niet is gelukt, is voor eigen risico.
9.4
De rechtbank merkt daarbij op dat ook overigens niet is gebleken van een telefonisch contact tussen eiser en verweerder dat een ander licht werpt op de zaak.
9.5
De rechtbank overweegt ten slotte dat verweerder, bij gebreke van een definitieve aanvraag, en dus bij gebreke van omzetgegevens, de definitieve tegemoetkoming op nihil kon vaststellen. Het feit dat het doel van de NOW-regeling is om ondernemers te ondersteunen, doet daar niet aan af.
De terugvordering
9.6
Eiser heeft geen afzonderlijke beroepsgronden gericht tegen de terugvordering.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande kunnen de beroepsgronden niet tot vernietiging van het bestreden besluit voeren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.