ECLI:NL:RBDHA:2024:4510
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nihil vaststelling NOW-3 wegens niet ingediende aanvraag voor definitieve berekening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW-3 regeling, maar verweerder heeft de definitieve tegemoetkoming op nihil vastgesteld omdat er geen aanvraag was ingediend voor de definitieve berekening. Eiser had eerder een voorschot ontvangen, maar verweerder vorderde dit bedrag terug omdat de definitieve aanvraag niet tijdig was ingediend. Eiser stelde dat hij geen aanvraag had gedaan omdat de zaak en het pand medio december 2022 waren overgedragen aan een nieuwe eigenaar, die geen post voor hem had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet tijdig had gereageerd op de herinneringen van verweerder en dat de strikte aanvraagtermijn legitiem was. De rechtbank concludeerde dat het algemeen belang bij de uitvoerbaarheid van de NOW-regeling zwaarder weegt dan de belangen van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om de tegemoetkoming op nihil vast te stellen en het voorschot terug te vorderen.