ECLI:NL:RBDHA:2024:4505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/09/656207 / FA RK 23-7924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt in een zorginstelling, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). De aanvraag was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betrof een cliënt die geboren is in 1934 en momenteel verblijft in een zorginstelling. De advocaat van de cliënt, mr. D.J. Ladrak, heeft aangevoerd dat er geen persoonlijk onderzoek heeft plaatsgevonden bij de indicatiebesluitvorming, wat volgens artikel 3.2.2. lid 1 van het Besluit langdurige zorg vereist is. De rechtbank heeft op 23 november 2023 verzocht om een persoonlijk gesprek met de cliënt en aanvullende medische verklaringen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2023 is vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, met ernstige gevolgen voor zijn welzijn. De rechtbank heeft geconstateerd dat de cliënt zichzelf verwaarloost, niet goed voor zijn voeding zorgt en risico loopt op lichamelijk letsel. Ondanks zijn verzet tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 20 juni 2024, en het verzoek om aanvullende maatregelen afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, en is vastgesteld op 10 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/656207 / FA RK 23-7924
Datum beschikking: 20 december 2023

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1934 te [geboorteplaats] ,
wonende te Den Haag,
thans verblijvende in de accommodatie [X] te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. D.J. Ladrak te Warmond.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 november 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
31 december 2022;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 31 oktober 2023;
- een op 31 oktober 2023 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam01] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een op 5 december 2023 ondertekende aanvullende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam01] ;
- een zorgplan van 31 oktober 2023;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een mentor is benoemd.
Naar aanleiding van de zitting van 23 november 2023 heeft de rechtbank aan het CIZ verzocht om cliënt persoonlijk te spreken in het kader van het indicatiebesluit. Verder heeft de rechtbank verzocht om een aanvullende medische verklaring en een onderbouwing van het gestelde ernstig nadeel. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden op 20 december 2023.
Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- arts, mevrouw [naam02] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek. Ondanks de goede zorg zou cliënt graag terug willen keren naar huis. In het zorgplan staat dat cliënt zich goed kan redden in zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen en slechts wat aansturing nodig heeft. Die aansturing kan door middel van thuiszorg worden gegeven.
De advocaat bepleit afwijzing van het verzoek. Ten aanzien van de diagnose stelt de advocaat dat er geen persoonlijke beoordeling heeft plaatsgevonden bij de voorbereiding van het indicatiebesluit. De advocaat heeft daarbij verwezen naar artikel 3.2.2. lid 1 Besluit langdurige zorg, waaruit volgt dat de verzekerde in persoon moet worden onderzocht bij de voorbereiding van een indicatiebesluit. Wegens het ontbreken van een persoonlijk onderzoek is er geen sprake van een rechtsgeldige indicatie en dient het verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van de cliënt of een ander.
Cliënt verwaarloost zichzelf en is in korte tijd veel afgevallen doordat hij vergeet te eten en te drinken. Cliënt heeft thuiszorg en hulp bij het bereiden van avondeten, maar veelvuldig stuurt hij de hulp weg. Hij zegt zelf boodschappen te doen, maar is de afgelopen week niet de deur uit geweest. Cliënt is incontinent voor urine en defecatie. Bij opname in [Y] was sprake van decubitus. Voor cliënt zijn verschillende maatregelen ingezet: o.a. zorg bij incontinentie, adviezen diëtist, stimuleren tot uit bed komen en aanreiken eten en drinken. Verder bestaat het risico dat cliënt zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt.
Hij is valgevaarlijk en vergeet gebruik te maken van de rollator. Cliënt is in de thuissituatie meermaals gevallen.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie. Hij verzet zich zowel verbaal als fysiek tegen voortzetting van het verblijf. Cliënt geeft meerdere
malen per dag aan in zijn eigen huis te willen verblijven, zijn eigen boodschappen te willen doen en met zijn eigen buren te willen praten. Cliënt verlaat dagelijks tot enkele malen per week de afdeling om naar de bushalte te wandelen en laat zich vervolgens moeizaam terug begeleiden naar de afdeling.
De advocaat heeft gesteld dat er voor het indicatiebesluit in het kader van de Wet langdurige zorg geen persoonlijk onderzoek heeft plaatsgevonden, zoals overeenkomstig artikel 3.2.2. lid 1 Besluit langdurige zorg is vereist. In het proces-verbaal van de zitting van 23 november 2023 heeft de rechtbank aan het CIZ verzocht om cliënt in persoon te spreken en het verzuim te herstellen. Op grond van nadere informatie van 14 december 2023 heeft het CIZ voldoende toegelicht dat er ten behoeve van het indicatiebesluit een onderzoek in persoon heeft plaatsgevonden. Dit blijkt ook uit de tekst van het indicatiebesluit zelf waaruit geen onregelmatigheden blijken ten aanzien van voldoende persoonlijk onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is zodoende geen sprake van een niet-rechtsgeldig afgegeven indicatiebesluit. Het verzoek zal op dit punt worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1934 te [geboorteplaats] ,

bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 juni 2024.

wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, bijgestaan door M. Wijnands als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 december 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 januari 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.