ECLI:NL:RBDHA:2024:4500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Zwitserland
Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Tunesische eiser die in beroep ging tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de asielaanvraag, een beslissing die was genomen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren, wat inhoudt dat Zwitserland zich aan zijn internationale verplichtingen houdt. De eiser had niet kunnen aantonen dat hij bij overdracht aan Zwitserland een reëel risico liep op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat er sprake was van racisme en discriminatie in Zwitserland, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de informatie die de eiser had overgelegd onvoldoende was om aan te tonen dat er structurele tekortkomingen waren in het asiel- en opvangsysteem in Zwitserland. De rechtbank benadrukte dat de Zwitserse autoriteiten de problemen erkenden en actief stappen ondernamen om de mensenrechten van personen van Afrikaanse afkomst te waarborgen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft.
De rechtbank heeft ook de beroepsgrond van de eiser over indirecte refoulement verworpen, omdat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat er geen risico op indirecte refoulement was. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.