6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een vriendin bij wie hij tijdelijk logeerde, door haar onverhoeds aan te vallen en haar keel meermalen met kracht dicht te knijpen. Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Tevens vond dit alles plaats in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Uit de door de advocaat van het slachtoffer gegeven toelichting en de schriftelijke slachtofferverklaring die namens het slachtoffer ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat zij hier grote gevolgen van heeft ondervonden en nog steeds ondervindt. Als gevolg van het strafbare feit is zij gediagnosticeerd met PTTS en heeft zij een traumabehandeling middels EMDR gehad. Omdat deze behandeling onvoldoende effect heeft gehad, wordt binnenkort gestart met een individuele therapie. Het slachtoffer leeft nog steeds in voortdurende angst en vreest voor haar veiligheid.
De persoon van de verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte d.d. 1 januari 2024 blijkt dat hij eerder veroordeeld is geweest voor strafbare feiten, waaronder meermalen voor belaging en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank heeft acht geslagen op de bevindingen van J.A. Westendorp, psychiater, en dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, zoals neergelegd in hun Pro Justitia rapporten van respectievelijk 21 en 13 november 2023.
De psychiater heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een waanstoornis met paranoïde en grootheidswanen. Het beloop is langdurig chronisch. Er is daarbij sprake van langdurig maatschappelijk disfunctioneren. Dit disfunctioneren lijkt langzaam te verslechteren. Er is ook mogelijk sprake van zogenaamde negatieve symptomen passend bij schizofrenie. Differentiaal diagnostisch is daarmee sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, schizofrenie, of schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis. Beide stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en er was tevens sprake van een intoxicatie door een stimulantium (de verdachte was onder invloed van cocaïne). De stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De psychiater adviseert daarom het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psychiater concludeert dat er geen beschermende functies in de persoonlijkheid of in het functioneren zijn, op grond waarvan het risico zonder behandeling en begeleiding zal afnemen. De combinatie van het langdurig paranoïde psychotisch toestandsbeeld, het volledig afwezige probleem- en ziektebesef, de grote neiging tot drempelverlagend excessief drugsgebruik en de weinig gezonde externe structuur maken dat de psychiater het risico op herhaling van gewelddelicten als hoog inschat. De verdachte is nog nooit psychiatrisch behandeld geweest en heeft tot op heden behandeling steeds afgehouden. Gezien de ernst en de duur van de stoornis, alsmede vanwege het volledig afwezige ziektebesef, zal een behandeling klinisch in een gedwongen kader plaats moeten vinden. De psychiater adviseert daarom de tbs-maatregel met dwangverpleging aan de verdachte op te leggen.
Ook de psycholoog heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een waanstoornis van het paranoïde type. Voorts is er sprake van een stoornis in het gebruik van een stimulantium (cocaïne). Verder is er sprake van gebrekkige copingvaardigheden. Tot slot is er sprake van gevangenzetting. Ten tijde van het ten laste gelegde was hier eveneens sprake van en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en de gedragingen van de verdachte.
Daarom adviseert de psycholoog de verdachte het ten laste gelegde feit in een verminderde mate toe te rekenen.
Ook de psycholoog schat het risico op toekomstig gewelddadig gedrag bij onbehandelde terugkeer naar de maatschappij als hoog in. Als voornaamste risicofactoren komen de waanachtige ideeën en paranoïde ideaties vanuit de geclassificeerde waanstoornis, het gebrek aan ziektebesef en -inzicht en het forse middelengebruik naar voren. Er komt slechts een beperkt aantal beschermende factoren naar voren. Gelet op al het voorgaande is sprake van een nadrukkelijke behandelnoodzaak. Het is van cruciaal belang dat het psychiatrisch toestandsbeeld van de verdachte niet verder gaat destabiliseren en eventuele verdere psychotische ontregeling in de toekomst kan worden voorkomen. De verwachting is dat een reguliere behandeling niet zal aanslaan, omdat er geen ziektebesef en -inzicht bij de verdachte aanwezig is. Een zorgmachtiging is evenmin aangewezen vanwege de relatief beperkte duur daarvan en het feit dat dit kader niet primair toeziet op het verminderen van het recidiverisico. De verdachte laat meermaals nadrukkelijk weten dat hij geen psychiatrische en/of psychologische hulp nodig heeft. Hierdoor liggen strafrechtelijke juridische kaders, zoals behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden of tbs-maatregel met voorwaarden, niet voor de hand. Op grond van het vorenstaande adviseert de psycholoog een tbs-maatregel met dwangverpleging aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 10 november 2023 omtrent de verdachte. De rapporteur concludeert dat het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden hoog is. De vastgestelde waanstoornis wordt als primaire risicofactor gezien, waarbij middelengebruik (stimulantia) een secundair risico verhogende factor betreft. Om het hoge recidiverisico te kunnen verminderen, wordt een behandelinterventie noodzakelijk geacht. Het ontbreekt de verdachte aan ziektebesef en
-inzicht. Vanwege de afwezigheid van enig probleembesef, tezamen met zijn eigengereide persoonlijkheid, is er sprake van een zeer beperkte behandelresponsiviteit. Daarom is een behandeling binnen een vrijblijvend kader, zoals onder meer de tbs-maatregel met voorwaarden, volgens de reclassering niet haalbaar. De rapporteur adviseert dan ook negatief over een tbs-maatregel met voorwaarden.
Om - indien noodzakelijk - ook na afloop van een eventuele gevangenisstraf en/of tbs-maatregel met behulp van voorwaarden het risico op recidive te kunnen beheersen, adviseert de reclassering tevens een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr aan de verdachte op te leggen. De verwachting is dat er, gelet op de (chronische) problematiek, altijd sprake is van een hoog risico op herhaling. De gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr biedt de mogelijkheid om te zijner tijd de risico’s opnieuw te beoordelen en indien nodig voorwaarden te stellen. Ook wordt door de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid geadviseerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten van de psychiater, de psycholoog en de reclassering op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia rapporten en het reclasseringsrapport over en legt die ten grondslag aan haar beslissing over de op te leggen maatregelen en straf.
De op te leggen maatregelen
Op grond van de Pro Justitia rapporten en het reclasseringsrapport is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van tbs-maatregel. Bij de verdachte bestond een ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het bewezenverklaarde. Het begane strafbare feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het recidiverisico is hoog.
De deskundigen en de reclassering concluderen dat teneinde het recidiverisico te verminderen een intensieve klinische behandeling noodzakelijk is en dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Daarbij spelen een rol dat verdachte geen ziektebesef en ziekte-inzicht heeft en hij geen noodzaak ziet voor behandeling. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een tbs-maatregel met voorwaarden niet aan de orde.
De vraag resteert of de door de rechtbank noodzakelijk geachte behandeling in het kader van tbs-maatregel met dwangverpleging kan en moet worden opgelegd. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist en dat zulks tevens geldt voor de noodzaak tot verpleging van overheidswege. Daartoe is redengevend dat het begane feit ernstig is, dat het recidiverisico hoog is en dat de complexe problematiek van de verdachte die daaraan ten grondslag ligt intensieve en op de verdachte toegesneden behandeling vereist. De rechtbank zal dan ook de tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen.
De maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
De rechtbank zal ook de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen, zodat de officier van justitie na beëindiging van de tbs-maatregel, indien nodig, de mogelijkheid heeft toereikende maatregelen te nemen, teneinde recidive te kunnen voorkomen. Aan de wettelijke vereisten van artikel 38z lid 1 Sr is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. Zij verwijst daarbij naar de inhoud van de Pro Justitia rapporten en het reclasseringsrapport.
Gelet op de inhoud van de Pro Justitia rapporten en het reclasseringsrapport acht de rechtbank ook een locatie- en contactverbod ex artikel 38v lid 2 Sr geïndiceerd. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, zal de rechtbank tevens bevelen, gelet op artikel 38v lid 4 Sr, dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
De op te leggen straf
Naast de tbs-maatregel zal de rechtbank de verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Gelet op de aard en de ernst van het feit, alsmede op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Bij het bepalen van de duur van deze gevangenisstraf houdt de rechtbank er rekening mee dat het bewezenverklaarde feit de verdachte verminderd kan worden toegerekend en dat aan hem de tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd. Dit heeft een matigende werking op de op te leggen straf. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij neemt de rechtbank tevens in overweging dat zij, anders dan de officier van justitie, niet het primair ten laste gelegde maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht.
Een en ander brengt de rechtbank tot de conclusie dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
acht maandenpassend en geboden is, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.