ECLI:NL:RBDHA:2024:4485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om hoger militair invaliditeitspensioen na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een hoger militair invaliditeitspensioen aanvroeg, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser ontving al een militair invaliditeitspensioen op basis van een mate van invaliditeit van 75%. Hij verzocht om een hoger pensioen omdat zijn klachten, waaronder pijn in de knieën, heup en rug, waren verergerd. Eiser stelde dat hij veel hinder ondervond bij het lopen en staan, en dat hij als gevolg van medicatie diabetes type 2 had ontwikkeld. De rechtbank behandelde het beroep op 5 maart 2024, waarbij eiser werd vergezeld door zijn echtgenote en zoon, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek, uitgevoerd door de primaire verzekeringsarts R.G. Goedhard, zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve medische informatie was die de stelling van eiser ondersteunde dat zijn situatie was verslechterd. Eiser had geen bewijs geleverd dat de door hem genoemde aandoeningen als bijwerking van de voorgeschreven medicatie voorkwamen. De rechtbank stelde vast dat de begrippen arbeidsongeschiktheid en invaliditeit niet hetzelfde zijn en dat eiser onvoldoende had onderbouwd waarom de reactie van verweerder niet juist of toereikend was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.