ECLI:NL:RBDHA:2024:4476
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor vreemdeling onder Richtlijn 2001/55/EG
Op 29 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling uit Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 11 maart 2024 vastgesteld dat de verzoeker met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. De staatssecretaris besloot dat de verzoeker de Europese Unie binnen vier weken na 4 maart 2024 moest verlaten en terug moest keren naar zijn land van herkomst. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat de tijdelijke bescherming onder Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 van rechtswege eindigde na 4 maart 2024.
De verzoeker heeft op 4 maart 2024 beroep ingesteld tegen dit besluit, dat bekend staat onder zaaknummer NL24.8684, en verzocht om een voorlopige voorziening. Hij vroeg de voorzieningenrechter om zijn tijdelijke bescherming en de daarbij behorende voorzieningen te behouden tijdens de behandeling van het beroep. De voorzieningenrechter heeft het verzoek kennelijk gegrond geacht en heeft zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek toewijsbaar is en dat de verzoeker moet worden behandeld als een vreemdeling die nog onder de werking van de Richtlijn valt totdat op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.