ECLI:NL:RBDHA:2024:4475
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter wegens vermeende vooringenomenheid en schending van het recht op een eerlijk proces
Op 29 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter in een lopende zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 15 maart 2024, tien dagen na een mondelinge behandeling in de hoofdzaak die op 5 maart 2024 had plaatsgevonden. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat het te laat was ingediend en er geen feiten of omstandigheden waren aangevoerd die het verzoek konden onderbouwen. De wet vereist dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na het ontstaan van de omstandigheden die aanleiding geven tot wraking wordt ingediend. Verzoekster had geen redelijke verklaring gegeven voor de vertraging van tien dagen en haar gemachtigde, die professioneel was, had moeten weten dat de wrakingsprocedure strikte termijnen kent. Daarnaast ontbrak het aan concrete gronden voor het wrakingsverzoek, wat ook een reden was voor de niet-ontvankelijkheid. De wrakingskamer besloot dat het proces in de hoofdzaak voortgezet kon worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.