ECLI:NL:RBDHA:2024:4456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
09/195366-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het fysiek en psychisch mishandelen van vier (stief)kinderen door verdachte en medeverdachte

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn partner (de medeverdachte) zijn vier (stief)kinderen heeft mishandeld. De mishandeling vond plaats over een periode van meer dan vier jaar, waarbij de kinderen, in de leeftijd van vier tot veertien jaar, zowel fysiek als psychisch werden mishandeld. De oudste twee kinderen werden geslagen, geschopt, uitgescholden en gekleineerd, terwijl alle vier de kinderen getuige waren van huiselijk geweld en moesten leven in een vervuilde en onveilige omgeving. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de kinderen betrouwbaar waren en ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank legde de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de kinderen zwaar meegewogen werden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat dit in zijn nadeel werd meegewogen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/195366-23
Datum uitspraak: 29 maart 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 13 november 2023 (pro forma) en 15 maart 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. d’Isle en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.L. van Oostveen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn (stief)kind(eren), te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op 8 maart 2009) en/of
b. [slachtoffer 2] (geboren op 2 november 2010),
heeft mishandeld door
a.
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of schoppen (terwijl zij op de grond lag) in het gezicht en/of tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken bij de arm(en) en/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij op de grond lag, aan haar haren omhoog te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) te knijpen in de hand en/of het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor zij ten val is gekomen, en/of
b.
- die [slachtoffer 2] (meermalen) te slaan en/of schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer 2] tegen een (jassen)haak te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) vast te pakken bij en/of te knijpen in het lichaam en/of
- te staan/trappen/stampen op/tegen de enkel en/of voet en/of het been, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn (stief)kind(eren), te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op 8 maart 2009) en/of
b. [slachtoffer 2] (geboren op 2 november 2010),
opzettelijk heeft mishandeld,
immers heeft/hebben hij/zij, verdachte en/of zijn mededader, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met “kankerkind”, “teringkind”, “probleemkind”, “ik heb je nooit gewild”, “ik houd niet van je” en/of
“wij zijn de baas en jij zit onder aan de ladder”, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen haar/hun moeder en/of zus(je)) en/of
- zorg onthouden door het niet en/of onvoldoende aanbieden van voedsel en/of
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en/of rommelige woonomgeving, waarbij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (onder meer) een gedegen slaap- en/of leefplek werd onthouden en/of
- blootgesteld aan agressief gedrag van verdachte, waarbij hij – verdachte – goederen (van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) heeft vernield en/of
- haar/hun geld afgenomen,
- gedreigd met uithuisplaatsing door tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen "Nog één keer jeugdzorg en jullie gaan problemen krijgen en dan kan je beter wensen dat de politie jullie voor altijd meeneemt” en/of “Als de politie nog een keer komt, krijgen jullie je zusjes nooit meer te zien en kom ik achter jullie aan", althans van gelijke aard en/of strekking,
waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is
benadeeld;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn (stief)kind(eren), te weten
a. [kind 1] (geboren op 14 februari 2018) en/of
b. [kind 2] (geboren op 25 januari 2019),
opzettelijk heeft mishandeld,
immers heeft/hebben hij/zij, verdachte en/of zijn mededader, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, die [kind 1] en/of [kind 2]
- uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met woorden met “kanker”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen haar/hun moeder en/of zussen) en/of
- zorg onthouden door het niet en/of onvoldoende aanbieden van voedsel en/of
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en/of rommelige woonomgeving, waarbij die [kind 1] en/of [kind 2] (onder meer) een gedegen slaap- en/of leefplek werd onthouden,
waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [kind 1] en/of [kind 2] is
benadeeld.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Op haar specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Op zijn specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij samen met de medeverdachte (zijnde zijn partner en moeder van de hierna te noemen kinderen) zijn stiefkinderen, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) fysiek en geestelijk heeft mishandeld in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij in dezelfde periode samen met de medeverdachte zijn kinderen [kind 1] (hierna: [kind 1] ) en [kind 2] (hierna: [kind 2] ) geestelijk heeft mishandeld.
De rechtbank stelt voorop dat de jongste twee kinderen, [kind 1] en [kind 2] , niet bij de politie zijn gehoord. Wel zijn de oudste twee kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bij de politie gehoord.
Betrouwbaarheid verklaringen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn en onvoldoende ondersteuning vinden in andere bewijsmiddelen. Volgens de verdediging hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder druk van [naam 1] ( [naam 1] ) en [naam 2] ( [naam 2] ) een verklaring afgelegd bij de politie. In het licht van het voorgaande zijn volgens de verdediging ook de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] onbetrouwbaar.
Betrouwbaarheid [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt voorop dat in algemene zin voorzichtig moet worden omgegaan met de verklaringen van kinderen, en dat het van belang is dat dergelijke verhoren met waarborgen zijn omkleed.
Anders dan door de verdediging is betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de kinderen onder druk zijn gezet om een verklaring af te leggen. Daartoe overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat de studioverhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zorgvuldig en degelijk tot stand zijn gekomen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn in een kindvriendelijke studio gehoord door verbalisanten die hiervoor gecertificeerd zijn. De verklaringen die door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn afgelegd zijn concreet, voldoende gedetailleerd en op essentiële punten consistent. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt ook duidelijk wanneer zij uit eigen waarneming hebben verklaard, maar ook wanneer zij iets uit een andere bron hebben gehoord. Zij hebben verklaard hoe zij zich door bepaalde incidenten hebben gevoeld, hoe zij op bepaalde incidenten hebben gereageerd en geven het bij de verbalisant aan wanneer informatie volgens hen onjuist of onvolledig is. In dat kader overweegt de rechtbank ten aanzien van [slachtoffer 2] dat zij ook heeft aangegeven wanneer geconstateerd letsel niet door de verdachte en medeverdachte is toegebracht, maar een andere oorzaak kent. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komen dan ook authentiek en betrouwbaar op de rechtbank over. Ook vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar het oordeel van de rechtbank over en weer steun in elkaar en in ander bewijs. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en acht deze bruikbaar voor het bewijs.
Dat [slachtoffer 1] in haar brief - die zij (kennelijk) kort voor de terechtzitting heeft geschreven – schrijft dat zij en [slachtoffer 2] “heel erg en zeker in het begin van deze heftige 7 maanden gepushed zijn om dingen te doen en te zeggen bij voornamelijk de politie” maakt dit voor de rechtbank niet anders. De rechtbank weet niet in welk kader deze brief is geschreven maar uit de brief blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] inmiddels allebei in een ander pleeggezin zitten en naar huis willen. Dat kan een rol hebben gespeeld bij het opstellen van deze brief en de inhoud. [slachtoffer 1] onderbouwt deze stelling verder niet, het blijft bij deze ene zin. Deze zin maakt niet dat de rechtbank is gaan twijfelen aan de betrouwbaarheid van de studioverhoren, juist gelet op hetgeen hiervoor over die verhoren is overwogen.
Betrouwbaarheid [naam 1] en [naam 2]
De rechtbank stelt ten aanzien van de verklaring van [naam 1] vast dat zij kort na het incident van 3 augustus 2023 is gehoord, uit haar verklaring duidelijk naar voren komt hoe zij aan bepaalde informatie komt (uit eigen waarneming of gehoord van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en haar verklaring ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid te twijfelen, en acht zij deze verklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank stelt ten aanzien van de verklaring van [naam 2] vast dat ook ten aanzien van haar verklaring duidelijk naar voren komt hoe zij aan bepaalde informatie komt (uit eigen waarneming of gehoord van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ). Daarbij heeft [naam 2] gestructureerd en gedetailleerd verklaard wat haar in de afgelopen jaren is opgevallen, en heeft zij ook verklaard wanneer haar in een periode niets is opgevallen. Bovendien wordt haar verklaring ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft dan ook geen reden aan de betrouwbaarheid te twijfelen, en acht deze verklaring eveneens bruikbaar voor het bewijs.
Feit 1: fysieke mishandeling
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] fysiek hebben mishandeld in de ten laste gelegde periode.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] (meermaals) is geslagen, geschopt, geduwd en aan haar haren is getrokken. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt in de eerste plaats ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] , omdat [slachtoffer 2] heeft gezien dat de verdachte en de medeverdachte op meerdere momenten geweld tegen [slachtoffer 1] hebben gebruikt. Voorts ziet de rechtbank ondersteuning in het door de politie en de forensisch arts geconstateerde letsel na het geweldsincident van 3 augustus 2023. Daarbij heeft de forensisch arts ten aanzien van bepaalde letsels geconcludeerd dat deze meer passen bij toegebracht letsel dan bij accidenteel letsel. Dit biedt naar het oordeel van de rechtbank derhalve ondersteuning aan de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank ziet voorts in de verklaring van [naam 1] ondersteuning voor de aan verdachte en zijn medeverdachte verweten fysieke mishandeling, omdat [naam 1] op meerdere momenten in de ten laste gelegde periode blauwe plekken bij [slachtoffer 1] heeft waargenomen, waarvan door [slachtoffer 1] is gezegd dat deze waren ontstaan door het schoppen of slaan van de verdachte of de medeverdachte.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat [slachtoffer 2] (meermaals) is geslagen, geschopt en tegen een jassenhaak is geduwd. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] , omdat [slachtoffer 1] heeft gezien dat de verdachte en medeverdachte op meerdere momenten geweld tegen [slachtoffer 2] hebben gebruikt. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat [slachtoffer 2] foto’s heeft gemaakt van verschillend letsel dat zij aan eerdere incidenten heeft overgehouden. Op grond van de verklaring van [slachtoffer 2] over de toedracht van dat letsel en de overwegingen en conclusie van de forensisch arts die de betreffende letselfoto’s heeft beoordeeld, stelt de rechtbank vast dat die letsels het gevolg zijn geweest van eerdere geweldsincidenten. De rechtbank overweegt dat de conclusies van de forensisch arts voldoende zijn onderbouwd en inzichtelijk zijn verwoord. De rechtbank heeft – anders dan door de raadsman is gesuggereerd – geen reden om aan zijn deskundigheid te twijfelen. Gelet op het vorenstaande, verwerpt de rechtbank ook het verweer van de raadsman dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende ondersteuning vinden in de rest van het dossier.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, behoeft het geen nader betoog dat het handelen van de verdachte en de medeverdachte als medeplegen kan worden aangemerkt. Evenmin heeft ter discussie gestaan dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , als stiefdochters van de verdachte, deel uitmaakten van het gezin van de verdachte en zij aan zijn zorg waren toevertrouwd.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken van het onderdeel: “die [slachtoffer 1] te knijpen in de hand en/of het lichaam”, alsmede het onderdeel: “die [slachtoffer 2] te knijpen”, omdat dit niet uit de bewijsmiddelen blijkt. Ook zal de rechtbank de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde om dezelfde reden vrijspreken van het onderdeel “die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken bij de arm”.
Conclusie feit 1
De rechtbank acht de ten laste gelegde fysieke mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 3: geestelijke mishandeling
De rechtbank stelt voorop dat de gelijkstelling in artikel 300, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van mishandeling met opzettelijke benadeling van de gezondheid aanknopingspunten biedt om mishandelingen van psychische aard gelijk te stellen met het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust. Het komt hierbij aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
De gedragingen
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte in een periode van meerdere jaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben uitgescholden, gekleineerd en denigrerend hebben toegesproken en dat jegens hen op verschillende momenten en manieren is gedreigd met uithuisplaatsing. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer 1] meermaals getuige is geweest van het geweld van haar moeder en stiefvader jegens [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 2] meermaals getuige is geweest van het geweld van moeder en stiefvader jegens [slachtoffer 1] . Daarbij komt dat zij beiden (structureel) getuige zijn geweest van geweld van hun stiefvader naar hun moeder. Gebleken is dat het voornoemde geweld zich niet heeft beperkt tot enkele incidenten, maar een stelselmatig karakter heeft gehad. Naast het geweld, blijkt uit de bewijsmiddelen ook dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende lange tijd in een rommelige en vervuilde woning hebben geleefd onder onveilige omstandigheden, dat hun geld werd afgenomen en dat hun spullen werden vernield.
[kind 1] en [kind 2]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook [kind 1] en [kind 2] , de jongere stiefzusjes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gedurende meerdere jaren getuige zijn geweest van het geweld van hun vader jegens hun moeder. Ook zij hebben lange tijd in een vervuilde en rommelige woning gewoond onder onveilige omstandigheden. Hoewel [kind 1] en [kind 2] zelf hierover (gelet op hun jonge leeftijd) geen verklaring hebben afgelegd, blijkt dit naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die inhoudelijk worden ondersteund door de verklaring van [naam 2] en uit de bevindingen van de politie in de woning. De rechtbank beziet deze verklaringen in hun onderlinge verband en samenhang.
De beoordeling
Het is een feit van algemene bekendheid dat het getuige zijn van huiselijk geweld, angst oplevert en dat fysieke en verbale agressie vaak leidt tot gevoelens van onveiligheid en afwijzing, hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook is het een feit van algemene bekendheid dat een gevoel van affectie en veiligheid een basisbehoefte is voor een kind en dat op de opvoedende ouders de verplichting rust om voor die veilige omgeving te zorgen. De verdachte heeft, samen met de medeverdachte, jarenlang structureel niet in deze behoefte van de kinderen voorzien.
Gelet op de veelheid en/of aard van de gedragingen, de tekortschietende leefomstandigheden in de woning, het structurele karakter van de incidenten – ook in hun onderlinge samenhang bezien – bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op beschadiging van de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de kinderen, en daarmee benadeling van de (psychische) gezondheid van alle vier de kinderen. De rechtbank acht, hoewel een stoornis (nog) niet is gediagnosticeerd, voldoende aannemelijk geworden dat alle kinderen reeds zijn benadeeld in hun gezondheid door ook de niet-fysieke gedragingen van de verdachte. De verdachte moet zich hier bewust van zijn geweest. Door toch te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat de gezondheid van alle vier de kinderen kon worden benadeeld.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, behoeft het geen nader betoog dat het handelen van de verdachte en de medeverdachte over en weer als een bewuste en nauwe samenwerking kan worden aangemerkt en dat derhalve sprake is geweest van medeplegen. Evenmin heeft ter discussie gestaan dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , als stiefdochters van de verdachte, deel uitmaakten van het gezin van de verdachte en zij aan zijn zorg waren toevertrouwd.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijspreken van het onderdeel: “zorg onthouden door het niet en/of onvoldoende aanbieden van voedsel”, omdat zij hiervoor in het dossier onvoldoende ondersteuning ziet.
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde om dezelfde reden vrijspreken van het onderdeel “uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met woorden met ‘kanker’, althans woorden van gelijke strekking,
Voorts zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het gedeelte van het tweede gedachtestreepje voor zover dit ziet op het getuige doen zijn van huiselijk geweld tegen
hun zussen, omdat uit het dossier niet blijkt in hoeverre [kind 1] en [kind 2] iets hebben meegekregen van het geweld door de verdachte en medeverdachte jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Conclusie feiten 2 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachte, door aldus te handelen als hiervoor is beschreven, opzettelijk de gezondheid hebben benadeeld van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [kind 1] en [kind 2] .
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 zou komen – verzocht om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nogmaals te horen, zodat zij in staat kunnen worden gesteld om hun onder druk afgelegde verklaringen te herzien, aldus de raadsman. De rechtbank heeft zowel ter terechtzitting van 13 november 2023 als ter terechtzitting van 15 maart 2024 het verzoek tot het opnieuw horen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gemotiveerd afgewezen. Ook heeft de rechtbank eerder in dit vonnis geconcludeerd dat zij geen aanleiding heeft te veronderstellen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder druk zijn gezet om een verklaring af te leggen. Nu de raadsman dit verzoek onder dezelfde motivering heeft gedaan, wijst de rechtbank het voorwaardelijk gedane verzoek op dezelfde gronden af.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, zijn stiefkinderen, te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op 8 maart 2009) en
b. [slachtoffer 2] (geboren op 2 november 2010),
heeft mishandeld door
a.
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of schoppen (terwijl zij op de grond lag) in het gezicht en/of tegen het lichaam en
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij op de grond lag, aan haar haren omhoog te trekken en
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor zij ten val is gekomen, en
b.
- die [slachtoffer 2] (meermalen) te slaan en/of schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam en
- die [slachtoffer 2] tegen een haak te duwen en
- die [slachtoffer 2] (met kracht) vast te pakken bij het lichaam en
- te staan/trappen/stampen op/tegen de enkel en/of voet en/of het been;
2.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, zijn stiefkinderen, te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op 8 maart 2009) en
b. [slachtoffer 2] (geboren op 2 november 2010),
heeft mishandeld,
immers hebben zij, verdachte en/of zijn mededader, met opzet, meermalen,
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met “kankerkind”, “teringkind”, “probleemkind”, “ik heb je nooit gewild”, “ik houd niet van je” en
“wij zijn de baas en jij zit onder aan de ladder”, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen hun moeder en/of zus(je)) en
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en rommelige woonomgeving,
- blootgesteld aan agressief gedrag van verdachte, waarbij hij – verdachte – goederen (van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) heeft vernield en
- haar/hun geld afgenomen,
- gedreigd met uithuisplaatsing door tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen "Nog één keer jeugdzorg en jullie gaan problemen krijgen en dan kan je beter wensen dat de politie jullie voor altijd meeneemt” en/of “Als de politie nog een keer komt, krijgen jullie je zusjes nooit meer te zien en kom ik achter jullie aan", althans
woordenvan gelijke aard en/of strekking,
waardoor de geestelijke gezondheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is benadeeld;
3.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, zijn kinderen, te weten
a. [kind 1] (geboren op 14 februari 2018) en
b. [kind 2] (geboren op 25 januari 2019),
heeft mishandeld,
immers hebben zij, verdachte en zijn mededader, met opzet, meermalen, die [kind 1] en [kind 2]
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen hun moeder) en
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en rommelige woonomgeving,
waardoor de geestelijke gezondheid van die [kind 1] en [kind 2] is benadeeld.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • ambulante behandeling;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan afspraken met jeugdzorg, jeugdbescherming en/of de gezinsvoogd;
  • een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [kind 1] en [kind 2] zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, met als uitzondering dat ten behoeve van contactherstel contact mogelijk is, wanneer dit vooraf is besproken en afgestemd met de betrokken instanties.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest en geen contactverbod met de (stief)kinderen op te leggen. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte graag hulp krijgt bij de opvoeding van zijn (stief)kinderen en zich kan vinden in de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met zijn partner gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan fysieke en geestelijke mishandeling van zijn stiefkinderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en aan de geestelijke mishandeling van zijn kinderen [kind 1] en [kind 2] . De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van deze kinderen. Zowel de fysieke als verbale agressie heeft op de kinderen sporen achtergelaten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als gevolg van het handelen van de verdachte onveilig en angstig gevoeld in hun eigen huis; een plek waar zij zich bij uitstek veilig hadden moeten voelen. Ook de nog jongere kinderen, [kind 1] en [kind 2] , hebben moeten opgroeien in een – mede door de verdachte gecreëerde – onzekere en onveilige omgeving, terwijl de verdachte, als hun (stief)vader, ervoor had moeten zorgen dat de kinderen veilig waren en zich thuis ook veilig konden voelen. Door het handelen is de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de kinderen beschadigd. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. Daarbij komt dat de verdachte ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen door de hiervoor genoemde problemen categorisch te ontkennen, te bagatelliseren en de oorzaak daarvan geheel buiten zichzelf te leggen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 februari 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportage Pro Justitia van 27 oktober 2023, opgesteld door GZ-psycholoog drs. J. Yntema. Uit het rapport blijkt dat bij de verdachte geen psychische stoornis kon worden vastgesteld of uitgesloten. Wel worden er door de deskundige aanwijzingen voor gezien vanwege de externaliserende en bagatelliserende houding van de verdachte. De deskundige onthoudt zich van een advies met betrekking tot de mate van toerekenen, nu bij de verdachte geen stoornis is vastgesteld en gelet op de ontkennende houding van de verdachte. Vanwege diezelfde redenen kan vanuit gedragsdeskundig oogpunt evenmin iets worden gezegd over de kans op eventuele herhaling van soortgelijke feiten. Vanuit zorgoogpunt zou een ambulante systeemgerichte behandeling binnen een reclasseringstoezicht passend zijn bij de zorgen over de opvoedingssituatie, terwijl daardoor ook meer duidelijk zou kunnen worden verkregen over het psychische functioneren van de verdachte, aldus de deskundige.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundige op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en inzichtelijk zijn verwoord. De rechtbank acht de verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 maart 2024. Uit de rapportage volgt dat de reclassering zorgen heeft over de thuissituatie, maar dit moeilijk kan duiden en onderzoeken vanwege de ontkennende houding van de verdachte. De reclassering heeft de verdachte aangemeld bij De Waag om te onderzoeken waar de aandachtspunten liggen en waar hulp bij nodig is. De reclassering ziet in ieder geval aandachtspunten op financieel gebied en op het krijgen en behouden van een dagbesteding. De reclassering acht nadere behandeling geïndiceerd indien de rechtbank tot een veroordeling komt. Het toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis verloopt volgens de reclassering zonder problemen en de verdachte stelt zich meewerkend en afsprakentrouw op. Het risico op recidive kan door de reclassering niet worden ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod.
Gevangenisstraf
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, is de rechtbank – gelet op de ernst van de feiten – van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere straf dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Wel is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot het onvoorwaardelijke deel hiervan kan worden volstaan met de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf voor de duur van 132 dagen passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren. De rechtbank ziet – gelet op de adviezen van de psycholoog en de reclassering – aanleiding om aan dit voorwaardelijk deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen. Gelet op de inhoud van het dossier en het reclasseringsadvies bestaan zorgen over de financiën van het gezin. De rechtbank ziet daarom aanleiding om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte aan de reclassering inzicht geeft in zijn financiën. De rechtbank ziet eveneens aanleiding om ook de door de officier van justitie genoemde aanvullende voorwaarde aan dit voorwaardelijk strafdeel te koppelen, te weten dat de verdachte dient mee te werken aan afspraken met jeugdzorg, jeugdbescherming en/of de gezinsvoogd en zich houdt aan de voorwaarden die voornoemde instanties/hulpverleners stellen. De rechtbank zal – gelet op de straf die zij oplegt – het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf is hoger dan door de officier van justitie is geëist. Dit is erin gelegen dat de ernst van de feiten naar het oordeel van de rechtbank een hogere gevangenisstraf eisen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van zijn kinderen.
Gelet op de feiten, de bestaande zorgen over de thuissituatie, en de geadviseerde en geïndiceerde voorwaarden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Taakstraf
De rechtbank acht – naast een gevangenisstraf – de oplegging van een taakstraf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal daarom eveneens aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoed als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoed als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
132 (HONDERDTWEËENDERTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
90 (NEGENTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres: Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze contact legt of laat leggen – direct of indirect – met zijn (stief) kinderen:
-
[slachtoffer 1], geboren op 8 maart 2009;
-
[slachtoffer 2], geboren op 2 november 2010;
-
[kind 1], geboren op 14 februari 2018;
-
[kind 2], geboren op 25 januari 2019;
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, met als uitzondering dat ten behoeve van contactherstel contact kan plaatsvinden, indien jeugdzorg en de reclassering hiervoor vooraf toestemming geven. Dit contactverbod geldt zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- de reclassering inzicht geeft in zijn financiën;
- meewerkt aan afspraken met jeugdzorg, jeugdbescherming en/of de gezinsvoogd en zich houdt aan de voorwaarden die voornoemde instanties/hulpverleners stellen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
200 (TWEEHONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (HONDERD) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,