ECLI:NL:RBDHA:2024:4454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
09.195365.23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het fysiek en psychisch mishandelen van vier kinderen door moeder en stiefvader

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder, die samen met haar stiefvader haar vier kinderen gedurende meer dan vier jaar fysiek en psychisch heeft mishandeld. De kinderen, in de leeftijd van vier tot veertien jaar, werden regelmatig geslagen, geschopt, uitgescholden en gekleineerd. Daarnaast moesten zij leven in een vervuilde woning en waren zij getuige van huiselijk geweld. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de geestelijke gezondheid van de kinderen, en stelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor haar daden. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/195365-23
Datum uitspraak: 29 maart 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1980 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 13 november 2023 (pro forma) en 15 maart 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. d’Isle en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. T. Ertekin naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) haar kind(eren), te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) en/of
b. [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010),
heeft mishandeld door
a.
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of schoppen (terwijl zij op de grond lag) in het gezicht en/of tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken bij de arm(en) en/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij op de grond lag, aan haar haren omhoog te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) te knijpen in de hand en/of het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor zij ten val is gekomen, en/of
b.
- die [slachtoffer 2] (meermalen) te slaan en/of schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer 2] tegen een (jassen)haak te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] (met kracht) vast te pakken bij en/of te knijpen in het lichaam en/of
- te staan/trappen/stampen op/tegen de enkel en/of voet en/of het been, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) haar kind(eren), te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) en/of
b. [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010),
opzettelijk heeft mishandeld,
immers heeft/hebben hij/zij, verdachte en/of zijn mededader, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal,
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met “kankerkind”, “teringkind”, “probleemkind”, “ik heb je nooit gewild”, “ik houd niet van je” en/of
“wij zijn de baas en jij zit onder aan de ladder”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen haar/hun zus(je)) en/of
- zorg onthouden door het niet en/of onvoldoende aanbieden van voedsel en/of
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en/of rommelige woonomgeving, waarbij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (onder meer) een gedegen slaap- en/of leefplek werd onthouden en/of
- blootgesteld aan agressief gedrag waarbij goederen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn
vernield en/of
- haar/hun geld afgenomen,
- gedreigd met uithuisplaatsing door tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen "nog één keer jeugdzorg en jullie gaan problemen krijgen en dan kan je beter wensen dat de politie jullie voor altijd meeneemt” en/of “als de politie nog een keer komt, krijgen jullie je zusjes nooit meer te zien en kom ik achter jullie aan", althans van gelijke aard en/of strekking,
waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is
benadeeld;
3.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) haar kind(eren), te weten
a. [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2018) en/of
b. [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 5] 2019),
opzettelijk heeft mishandeld,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
- uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met woorden met “kanker”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen haar/hun zussen) en/of
- zorg onthouden door het niet en/of onvoldoende aanbieden van voedsel en/of
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en/of rommelige woonomgeving, waarbij die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (onder meer) een gedegen slaap- en/of leefplek werd onthouden,
waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] is
benadeeld.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
Op haar specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Op haar specifieke standpunten wordt – voor zover relevant – hierna nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat zij samen met de medeverdachte (zijnde haar partner) haar kinderen, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) fysiek en geestelijk heeft mishandeld in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat zij in dezelfde periode samen met de medeverdachte (tevens de vader van deze kinderen) haar kinderen [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) geestelijk heeft mishandeld.
De rechtbank stelt voorop dat de jongste twee kinderen, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , niet bij de politie zijn gehoord. Wel zijn de oudste twee kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bij de politie gehoord.
Betrouwbaarheid verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar en inconsistent zijn en niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Volgens de verdediging hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder druk van [oma] ) en [tante] ) een verklaring afgelegd bij de politie.
De rechtbank stelt voorop dat in algemene zin voorzichtig moet worden omgegaan met de verklaringen van kinderen, en dat het van belang is dat dergelijke verhoren met waarborgen zijn omkleed.
Anders dan door de verdediging is betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat de kinderen onder druk zijn gezet om een verklaring af te leggen. Daartoe overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat de studioverhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zorgvuldig en degelijk tot stand zijn gekomen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn in een kindvriendelijke studio gehoord door verbalisanten die hiervoor gecertificeerd zijn. De verklaringen die door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn afgelegd zijn concreet, voldoende gedetailleerd en op essentiële punten consistent. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt duidelijk wanneer zij uit eigen waarneming iets hebben verklaard, maar ook wanneer zij iets uit een andere bron hebben gehoord. Zij hebben verklaard hoe zij zich door bepaalde incidenten hebben gevoeld, hoe zij op bepaalde incidenten hebben gereageerd en geven bij de verbalisant aan wanneer informatie volgens hen onjuist of onvolledig is. In dat kader overweegt de rechtbank ten aanzien van [slachtoffer 2] dat zij ook heeft aangegeven wanneer geconstateerd letsel niet door de verdachte en medeverdachte is toegebracht, maar een andere oorzaak kent. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komen dan ook authentiek en betrouwbaar op de rechtbank over. Ook vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar het oordeel van de rechtbank over en weer steun in elkaar en in ander bewijs. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en acht deze daarom bruikbaar voor het bewijs.
Dat [slachtoffer 1] in haar brief - die zij (kennelijk) kort voor de terechtzitting heeft geschreven – schrijft dat zij en [slachtoffer 2] “heel erg en zeker in het begin van deze heftige 7 maanden gepushed zijn om dingen te doen en te zeggen bij voornamelijk de politie” maakt dit voor de rechtbank niet anders. De rechtbank weet niet in welk kader deze brief is geschreven maar uit de brief blijkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] inmiddels allebei in een ander pleeggezin zitten en naar huis willen. Dat kan een rol hebben gespeeld bij het opstellen van deze brief en de inhoud. [slachtoffer 1] onderbouwt haar stelling verder niet, het blijft bij deze ene zin. Deze zin maakt niet dat de rechtbank is gaan twijfelen aan de betrouwbaarheid van de studioverhoren, juist gelet op hetgeen hiervoor over die verhoren is overwogen.
Feit 1: fysieke mishandeling
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] fysiek hebben mishandeld in de ten laste gelegde periode.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] (meermaals) is geslagen, geschopt, geduwd en aan haar haren is getrokken. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt in de eerste plaats ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] , omdat [slachtoffer 2] heeft gezien dat de verdachte en de medeverdachte op meerdere momenten geweld tegen [slachtoffer 1] hebben gebruikt. Voorts ziet de rechtbank ondersteuning in het door de politie en de forensisch arts geconstateerde letsel na het geweldsincident van 3 augustus 2023. Daarbij heeft de forensisch arts ten aanzien van bepaalde letsels geconcludeerd dat deze meer passen bij toegebracht letsel dan bij accidenteel letsel. Dit biedt naar het oordeel van de rechtbank ondersteuning aan de verklaring van [slachtoffer 1] . De rechtbank ziet voorts in de verklaring van [oma] ondersteuning voor de aan verdachte en haar medeverdachte verweten fysieke mishandeling, omdat [oma] op meerdere momenten in de ten laste gelegde periode blauwe plekken bij [slachtoffer 1] heeft waargenomen, waarvan door [slachtoffer 1] is gezegd dat deze waren ontstaan door het schoppen of slaan van de verdachte of de medeverdachte.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat [slachtoffer 2] (meermaals) is geslagen, geschopt en tegen een jassenhaak is geduwd. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] , omdat [slachtoffer 1] heeft gezien dat de verdachte en medeverdachte op meerdere momenten geweld tegen [slachtoffer 2] hebben gebruikt. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat [slachtoffer 2] foto’s heeft gemaakt van verschillend letsel waarover zij verklaart dat het is toegebracht door de verdachte en medeverdachte. Op grond van de verklaring van [slachtoffer 2] over de toedracht van dat letsel en de overwegingen en conclusie van de forensisch arts die de betreffende letselfoto’s heeft beoordeeld, stelt de rechtbank vast dat die letsels het gevolg zijn geweest van eerdere geweldsincidenten.
Het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende ondersteuning vinden in de rest van het dossier wordt dan ook verworpen. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, behoeft het geen nader betoog dat het handelen van de verdachte en de medeverdachte als medeplegen kan worden aangemerkt.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken van het onderdeel: “die [slachtoffer 1] te knijpen in de hand en/of het lichaam”, alsmede het onderdeel: “die [slachtoffer 2] te knijpen”, omdat dit niet uit de bewijsmiddelen blijkt. Ook zal de rechtbank de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde om dezelfde reden vrijspreken van het onderdeel “die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken bij de arm”.
Conclusie feit 1
De rechtbank acht de ten laste gelegde fysieke mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 3: geestelijke mishandeling
De rechtbank stelt voorop dat de gelijkstelling in artikel 300, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van mishandeling met opzettelijke benadeling van de gezondheid aanknopingspunten biedt om mishandelingen van psychische aard gelijk te stellen met het veroorzaken van lichamelijke pijn, letsel of onlust. Het komt hierbij aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
De gedragingen
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte in een periode van meerdere jaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben uitgescholden, gekleineerd en denigrerend hebben toegesproken en dat jegens hen op verschillende momenten en manieren is gedreigd met uithuisplaatsing. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer 1] meermaals getuige is geweest van het geweld van haar moeder en stiefvader jegens [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 2] meermaals getuige is geweest van het geweld van moeder en stiefvader jegens [slachtoffer 1] . Daarbij komt dat zij beiden (structureel) getuige zijn geweest van geweld van hun stiefvader naar hun moeder. Gebleken is dat het voornoemde geweld zich niet heeft beperkt tot enkele incidenten, maar een stelselmatig karakter heeft gehad. Naast het geweld, blijkt uit de bewijsmiddelen ook dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende lange tijd in een rommelige en vervuilde woning hebben geleefd onder onveilige omstandigheden, dat hun geld werd afgenomen en dat hun spullen werden vernield.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , de jongere stiefzusjes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gedurende meerdere jaren getuige zijn geweest van het geweld van hun vader jegens hun moeder. Ook zij hebben lange tijd in een vervuilde en rommelige woning gewoond onder onveilige omstandigheden. Hoewel [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zelf hierover (gelet op hun jonge leeftijd) geen verklaring hebben afgelegd, blijkt dit naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die inhoudelijk worden ondersteund door de verklaring van [tante] en uit de bevindingen van de politie in de woning. De rechtbank beziet deze verklaringen in hun onderlinge verband en samenhang.
De beoordeling
Het is een feit van algemene bekendheid dat het getuige zijn van huiselijk geweld, angst oplevert en dat fysieke en verbale agressie vaak leidt tot gevoelens van onveiligheid en afwijzing, hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook is het een feit van algemene bekendheid dat een gevoel van affectie en veiligheid een basisbehoefte is voor een kind en dat op de opvoedende ouders de verplichting rust om voor die veilige omgeving te zorgen. De verdachte heeft, samen met de medeverdachte, jarenlang structureel niet in deze behoefte van de kinderen voorzien.
Gelet op de veelheid en/of aard van de gedragingen, de tekortschietende leefomstandigheden in de woning, het structurele karakter van de incidenten – ook in hun onderlinge samenhang bezien – bestond naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op beschadiging van de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de kinderen, en daarmee benadeling van de (psychische) gezondheid van alle vier de kinderen. De rechtbank acht, hoewel een stoornis (nog) niet is gediagnostiseerd, voldoende aannemelijk geworden dat alle kinderen reeds zijn benadeeld in hun gezondheid door ook de niet-fysieke gedragingen van de verdachte. De verdachte moet zich hier ook bewust van zijn geweest. Door toch te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat de gezondheid van alle vier de kinderen kon worden benadeeld.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, behoeft het geen nader betoog dat het handelen van de verdachte en de medeverdachte over en weer als een bewuste en nauwe samenwerking kan worden aangemerkt en dat derhalve sprake is geweest van medeplegen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijspreken van het onderdeel: “zorg onthouden door het niet en/of onvoldoende aanbieden van voedsel”, omdat zij hiervoor in het dossier onvoldoende ondersteuning ziet. De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde om dezelfde reden vrijspreken van het onderdeel “uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met woorden met ‘kanker’, althans woorden van gelijke strekking”.
Voorts zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het gedeelte van het tweede gedachtestreepje voor zover dit ziet op het getuige doen zijn van huiselijk geweld tegen
hun zussen, omdat uit het dossier niet blijkt in hoeverre [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] iets hebben meegekregen van het geweld door de verdachte en medeverdachte jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Conclusie feiten 2 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachte, door aldus te handelen als hiervoor is beschreven, opzettelijk de gezondheid hebben benadeeld van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
zij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, haar kinderen, te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) en
b. [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010),
heeft mishandeld door
a.
- die [slachtoffer 1] (meermalen) te slaan en/of schoppen (terwijl zij op de grond lag) in het gezicht en/of tegen het lichaam en
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij op de grond lag, aan haar haren omhoog te trekken en
- die [slachtoffer 1] te duwen, waardoor zij ten val is gekomen,
en
b.
- die [slachtoffer 2] (meermalen) te slaan en/of schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam en
- die [slachtoffer 2] tegen een haak te duwen en
- die [slachtoffer 2] (met kracht) vast te pakken bij het lichaam en
- te staan/trappen/stampen op/tegen de enkel en/of voet en/of het been;
2.
zij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, haar kinderen, te weten
a. [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) en
b. [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010),
heeft mishandeld,
immers hebben zij, verdachte en/of
haarmededader, met opzet, meermalen
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- uitgescholden, gekleineerd en/of denigrerend toegesproken met “kankerkind”,
“teringkind”, “probleemkind”, “ik heb je nooit gewild”, “ik houd niet van je” en
“wij zijn de baas en jij zit onder aan de ladder”, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking en
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen haar/hun zus(je)) en
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en rommelige
woonomgeving, en
- blootgesteld aan agressief gedrag waarbij goederen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn
vernield en
- haar/hun geld afgenomen,
- gedreigd met uithuisplaatsing door tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen “nog
één keer jeugdzorg en jullie gaan problemen krijgen en dan kan je beter wensen dat
de politie jullie voor altijd meeneemt” en/of “als de politie nog een keer komt,
krijgen jullie je zusjes nooit meer te zien en kom ik achter jullie aan”, althans
woordenvan
gelijke aard en/of strekking,
waardoor de geestelijke gezondheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is benadeeld;
3.
zij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 3 augustus 2023 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, haar kinderen, te weten
a. [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2018) en
b. [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 5] 2019),
heeft mishandeld,
immers hebben zij, verdachte en haar mededader, met opzet, meermalen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
- getuige doen zijn van huiselijk geweld (gericht tegen haar) en
- blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een vervuilde en rommelige
woonomgeving,
waardoor de geestelijke gezondheid van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is benadeeld.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis (
de rechtbank begrijpt de eis zo dat 50 dagen hechtenis wordt bedoeld), met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • ambulante behandeling;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan afspraken met jeugdzorg, jeugdbescherming en/of de gezinsvoogd;
  • een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt, met als uitzondering dat ten behoeve van contactherstel contact mogelijk is, wanneer dit vooraf is besproken en afgestemd met de betrokken instanties.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. De raadsvrouw heeft de rechtbank voorts verzocht om bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en met de door de deskundige geadviseerde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met haar partner gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan fysieke en geestelijke mishandeling van haar oudste dochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en aan de geestelijke mishandeling van haar jongste dochters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van haar kinderen. Zowel de fysieke als verbale agressie heeft op de kinderen sporen achtergelaten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als gevolg van het handelen van de verdachte onveilig en angstig gevoeld in hun eigen huis; een plek waar zij zich bij uitstek veilig hadden moeten voelen. Ook de nog jongere kinderen, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , hebben moeten opgroeien in een – mede door de verdachte gecreëerde – onzekere en onveilige omgeving, terwijl de verdachte, als hun moeder, juist de persoon is die ervoor had moeten zorgen dat de kinderen in het gezin veilig waren en zich thuis ook veilig konden voelen. Door het handelen is de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de kinderen beschadigd. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. Daarbij komt dat de verdachte ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid voor haar handelen heeft genomen door hierboven genoemde problemen categorisch te ontkennen, te bagatelliseren en de oorzaak ervan geheel buiten zichzelf te leggen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 februari 2024. Daarop staan geen veroordelingen vermeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportage Pro Justitia van 27 oktober 2023, opgesteld door GZ-psycholoog drs. J. Yntema. Uit het rapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een algemene persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Hieruit voortvloeiend is bij de verdachte sprake van tekortschietende probleemoplossende vaardigheden. Volgens de deskundige heeft de verdachte zich in de opvoedingsrelatie met haar oudste dochters onmachtig gevoeld, en stelt zij zich veelal externaliserend op door de problemen bij haar oudste dochters te leggen. Volgens de deskundige was de stoornis aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en is er vermoedelijk sprake van enige doorwerking in de ten laste gelegde feiten. De deskundige heeft daarom geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De deskundige schat de kans op herhaling van soortgelijk gedrag in als matig tot hoog, indien er geen hulpverlening betrokken is. Gelet op het voorgaande acht de deskundige ambulante behandeling geïndiceerd, hetgeen kan plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundige op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en inzichtelijk zijn verwoord. De rechtbank zal de bewezen verklaarde fysieke en psychische mishandelingen van de kinderen dan ook in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 februari 2024. Uit de rapportage volgt dat sprake is geweest van een langdurig onveilig opvoedklimaat binnen het gezin. In het gezin hebben verschillende problemen gespeeld, waaronder forse financiële problematiek. Volgens de reclassering lijkt het gedrag van de verdachte voort te komen vanuit de door de psycholoog geconstateerde stoornis en verliest de verdachte bij oplopende spanningen en stress de controle over haar emoties en impulsen. De verdachte heeft zich volgens de reclassering (met enige weerstand) bereid getoond tot verandering. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is reeds gestart met hulp bij het op orde krijgen van de financiën en moet nog gestart worden met de behandeling bij De Waag. De reclassering acht de voortzetting van het toezicht geïndiceerd. De reclassering schat de recidivekans op de korte termijn in als laag, maar kan dit voor de langere termijn niet inschatten. Bij een veroordeling adviseert de reclassering aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod alsmede het meewerken aan schuldhulpverlening en afspraken van Jeugdzorg.
Gevangenisstraf
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, is de rechtbank – gelet op de ernst van de feiten – van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere straf dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Wel is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot het onvoorwaardelijke deel hiervan kan worden volstaan met de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf voor de duur van 132 dagen passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren. De rechtbank ziet – gelet op de adviezen van de psycholoog en de reclassering – aanleiding om aan dit voorwaardelijk deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen. De rechtbank ziet eveneens aanleiding om ook de door de officier van justitie genoemde aanvullende voorwaarde aan dit voorwaardelijk strafdeel te koppelen, te weten dat de verdachte dient mee te werken aan afspraken met jeugdzorg, jeugdbescherming en/of de gezinsvoogd en zich houdt aan de voorwaarden die voornoemde instanties/hulpverleners stellen. De rechtbank zal – gelet op de straf die zij oplegt – het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf is hoger dan door de officier van justitie is geëist. Dit is erin gelegen dat de ernst van de feiten naar het oordeel van de rechtbank een hogere gevangenisstraf eisen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van haar kinderen.
Gelet op de feiten, de bestaande zorgen over de thuissituatie, en het door de psycholoog als matig tot hoog ingeschatte recidiverisico indien geen hulpverlening is betrokken, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Taakstraf
De rechtbank zal naast een gevangenisstraf, ook een taakstraf aan de verdachte opleggen. Vanwege de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte, komt de rechtbank tot een lagere taakstraf dan wanneer de feiten haar volledig zouden kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal de door officier van justitie gevorderde taakstraf van 100 uren aan de verdachte opleggen. Indien de verdachte deze niet of niet naar behoren uitvoert, staan hier 50 dagen hechtenis tegenover.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
132 (HONDERDTWEËENDERTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
90 (NEGENTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres: Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op geen enkele wijze contact legt of laat leggen – direct of indirect – met haar kinderen:
-
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2009;
-
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2010;
-
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 4] 2018;
-
[slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum 5] 2019;
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, met als uitzondering dat ten behoeve van contactherstel er contact kan plaatsvinden, indien jeugdzorg en de reclassering hiervoor vooraf toestemming geven. Dit contactverbod geldt zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën;
- meewerkt aan afspraken met jeugdzorg, jeugdbescherming en/of de gezinsvoogd, en zich houdt aan de voorwaarden die voornoemde instanties/hulpverleners stellen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het – op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht –uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (VIJFTIG) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 maart 2024.