3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Betrokkenheid verdachten
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 16 juli 2022 in Den Haag aanwezig is geweest bij de overval op aangeefster en dat zijn betrokkenheid erin bestond dat hij die overval heeft gefilmd. Hij zou filmen dat de haren van aangeefster werden geschoren. Op de vraag van de rechter-commissaris of hij € 1.500 heeft gekregen antwoordt hij dat hij € 500,- heeft gekregen. Het filmpje dat hij heeft gemaakt moest hij naar een nummer sturen van een persoon die hij niet kent.
In het kader van een ander lopend onderzoek heeft de politie twee telefoons in beslag genomen bij [naam] , een iPhone 12 en een iPhone 12 Pro.Op de iPhone 12 is een video aangetroffen waarop de overval is te zien.
Op 16 juli 2022 is om 10:26:44 in genoemde iPhone 12 een contact aangemaakt, met contactnaam ‘ [naam] ’, met telefoonnummer: + [nummer] . Om 10:28:06 deelde dit nummer zijn locatie met de gebruiker van de iPhone 12. Via een zoekslag door de politie op Google Maps betrof deze locatie [adres ] . Om 10:36:24 (UTC+0) deelt de gebruiker van de iPhone 12 deze locatie vervolgens met telefoonnummer + [nummer] .
Uit een bevraging van de Basisregistratie Personen (BRP) bleek dat [medeverdachte] op het [adres ] ingeschreven staat.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat [medeverdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer + [nummer] en dat hij op de dag van de overval in contact stond met de gebruiker van de iPhone 12 die onder [naam] in beslag is genomen.
Uit onderzoek naar de iPhone 12 Pro – die onder [naam] in beslag is genomen – komt naar voren dat deze telefoon gekoppeld is aan het telefoonnummer + [nummer] . Op de iPhone 12 Pro werd een afbeelding aangetroffen, gemaakt op 16 juli 2022 om 13:25:06 uur (UTC+0). Op de afbeelding stond het tijdstip 3:24 uur. De politie concludeert dat deze afbeelding anderhalf uur na de overval is gemaakt. De afbeelding betreft een screenshot van een Snapchat gesprek met gebruiker ‘Revasio ta ku Dios’, met daarin de tekst:
“Korda firma papa importante”, vanuit het Papiaments vertaald:
“Denk eraan te tekenen papa belangrijk”. Firma betekent handtekening en filma betekent filmen, hetgeen vaak door elkaar gehaald wordt in het Papiaments en waardoor de politie denkt dat hier kan staan:
“denk eraan te filmen papa”.Verder staat er: “
Awoki mita duna e hombu kubo a dune mi number e sen pabo 1500 pabo sa”, vertaald:
“Nu geef ik de man aan wie je mijn nummer gaf het geld voor je 1500 zodat je weet”.
[verdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat het Snapchataccount ‘Revasio ta ku Dios’ zijn account is. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij [medeverdachte] kent. [naam] kent hij niet. Hij weet wel dat het Snapchat gesprek gevoerd is, maar de persoon met wie hij het Snapchat gesprek heeft gevoerd noemt hij ‘ [naam] ’. [verdachte] heeft hem in Nederland leren kennen en hij heeft een paar klussen voor hem gedaan.
Het verweer dat – kort gezegd – niet blijkt dat [naam] en [naam] dezelfde zijn, wordt weerlegd door de inhoud van het betreffende verhoor van verdachte. Hem wordt het chatbericht getoond. Op de vraag wat hij ziet zegt hij “Maar ik weet niet wie jullie noemen meneer [naam] , maar ik ken hem niet, maar ik weet wel misschien dit gesprek… Ik doe meer met bijnamen.” Daarnaar gevraagd vervolgt hij “ [naam] , als in lippen, als je beetje lip hebt.” Als hem dan wordt gevraagd “Waarom noem je hem zo?” reageert hij “Omdat hij een beetje lip hebt.”
Daaruit kan niet anders volgen dan dat de ‘hem’ die verdachte [naam] noemt degene is die hem het getoonde bericht zond. De enige andere persoon waarop dat ‘hem’ zou kunnen terugslaan is de genoemde [naam] , van wie hij vlak daarvoor verklaarde dat hij hem niet kende. In beide situaties blijkt dat verdachte wist van wie hij het bericht heeft ontvangen.
De Koninklijke Marechaussee heeft aan de hand van twee politiefoto’s van [verdachte] en de aangetroffen video van de overval een gezichtsvergelijkend onderzoek verricht. Zij komen tot de conclusie dat het oor op de foto’s en van de persoon op de video dermate overeen komt, dat het erop duidt dat het dezelfde persoon betreft.
Uit het voorgaande blijkt, zeker als een en ander in samenhang wordt bezien, als wettig en overtuigend bewezen, dat [medeverdachte] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij de aanval op aangeefster op 16 juli 2022.
Medeplegen
Aan [medeverdachte] en [verdachte] is medeplegen ten laste gelegd. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist, die was gericht op het voltooien van het delict, in casu de poging tot zware mishandeling.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] en [verdachte] met een gezamenlijk plan naar de woning van aangeefster zijn gegaan. Hierbij was [verdachte] gehuld in kleding van een pakketbezorger, droeg hij een pakket onder de arm en maakte stekende bewegingen in de richting van het gezicht van aangeefster. [medeverdachte] filmde de aanval op aangeefster. Naderhand zijn zij samen weggevlucht. Uit het voorgaande blijkt dat sprake was van een onderlinge rolverdeling. Er was bovendien sprake van afspraken over de beloning. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat beide verdachten met hun handelen een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de aanval op aangeefster en dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] .
Primair: poging doodslag
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit, zoals gevorderd en zoals bepleit, van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachten met hun handelen opzet hebben gehad op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin.
Subsidiair: poging zware mishandeling
Wel hebben de verdachten voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat de man die haar aanviel een mes in zijn hand hield, waarmee hij stekende bewegingen maakte richting haar gezicht.In een aanvullend verhoor heeft zij verklaard dat zij zeker weet dat het een stanleymes was.
De moeder van aangeefster, de [getuige 1] , die ten tijde van de aanval in de woning aanwezig was heeft verklaard dat zij zag dat de man die haar dochter aanviel iets in zijn hand hield. Zij dacht eerst dat het een pistool was, maar later zag zij dat het een klein mes was, een stanleymes. Zij zag dat de man hiermee steek-, dan wel snijbewegingen maakte in de richting van haar dochters gezicht.Ook [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat de man steekbewegingen maakte.
Tussenconclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] aangeefster met een stanleymes in zijn hand heeft aangevallen, waarbij hij steekbewegingen maakte in de richting van haar gezicht. Hetgeen de raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd is onvoldoende om eraan te twijfelen dat het om een stanleymes ging en vindt reeds weerlegging in de gebruikte bewijsmiddelen.
[verdachte] heeft met een stanleymes stekende bewegingen gemaakt richting het hoofd van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam en dat het steken met een mes in de richting van het lichaam tot ernstig letsel kan leiden. Door tijdens een worsteling in een kleine ruimte meermalen richting het hoofd te steken met een mes was er een aanmerkelijke kans dat kwetsbare lichaamsdelen zouden worden geraakt zoals bijvoorbeeld de ogen. Ook kunnen al snel ontsierende en blijvende littekens in het gezicht ontstaan. Bovendien is het steken met een mes in de richting van het lichaam van aangeefster naar haar uiterlijke verschijnings-vorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachten de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust hebben aanvaard.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] zich samen hebben schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van aangeefster. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.