ECLI:NL:RBDHA:2024:4453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
09/304642-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling tijdens woningoverval met mes

Op 29 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval op 16 juli 2022 in 's-Gravenhage. De verdachte, vermomd als postbezorger, heeft samen met een medeverdachte de woning van een slachtoffer binnengedrongen met de intentie haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Tijdens de overval heeft de verdachte met een mes stekende bewegingen gemaakt richting het slachtoffer, terwijl een tweede man de aanval filmde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een gezamenlijk plan hadden en dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, wat hoger is dan de door de officier van justitie geëiste 14 weken. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/304642-23
Datum uitspraak: 29 maart 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1990 [geboorteplaats] ,
thans verblijvende: [adres ] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 maart 2024
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Briejer, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans een maal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans een maal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als wettig en overtuigend bewezen en in zoverre als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als uitgangspunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De rechtbank stelt vast dat op 16 juli 2022 rond 14:00 uur bij aangeefster is aangebeld bij haar woning in ’s-Gravenhage. Voor haar deur stond een man gekleed in kleding van een pakketbezorger met een doos onder zijn arm. Nadat aangeefster de deur open had gedaan en de doos wilde aanpakken, werd zij aan haar haren getrokken door die man en vervolgens door hem de woning ingetrokken. Terwijl hij dit deed, maakte hij met een voorwerp dat hij in zijn hand had stekende bewegingen richting haar. Een tweede man met dreadlocks in een haarnet kwam achter hen aan de woning in. Op het moment dat de moeder en een vriendin van aangeefster – die eveneens in de woning aanwezig waren –gilden, renden de twee mannen weg. [1]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat niet vaststaat dat de verdachte een van de twee personen was die de aangeefster heeft aangevallen. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat als al vaststaat dat de verdachte de man is die in kleding van een pakketbezorger aanbelt bij aangeefster, nergens uit blijkt dat sprake was van een mes. Mogelijk was sprake van het proberen de haren af te scheren met een tondeuse, daarmee kan niet worden bewezen dat sprake was van een poging doodslag, dan wel als een poging zware mishandeling.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [2]
Betrokkenheid verdachten
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 16 juli 2022 in Den Haag aanwezig is geweest bij de overval op aangeefster en dat zijn betrokkenheid erin bestond dat hij die overval heeft gefilmd. Hij zou filmen dat de haren van aangeefster werden geschoren. Op de vraag van de rechter-commissaris of hij € 1.500 heeft gekregen antwoordt hij dat hij € 500,- heeft gekregen. Het filmpje dat hij heeft gemaakt moest hij naar een nummer sturen van een persoon die hij niet kent. [3]
In het kader van een ander lopend onderzoek heeft de politie twee telefoons in beslag genomen bij [naam] , een iPhone 12 en een iPhone 12 Pro. [4] Op de iPhone 12 is een video aangetroffen waarop de overval is te zien. [5]
Op 16 juli 2022 is om 10:26:44 in genoemde iPhone 12 een contact aangemaakt, met contactnaam ‘ [naam] ’, met telefoonnummer: + [nummer] . Om 10:28:06 deelde dit nummer zijn locatie met de gebruiker van de iPhone 12. Via een zoekslag door de politie op Google Maps betrof deze locatie [adres ] . Om 10:36:24 (UTC+0) deelt de gebruiker van de iPhone 12 deze locatie vervolgens met telefoonnummer + [nummer] . [6]
Uit een bevraging van de Basisregistratie Personen (BRP) bleek dat [medeverdachte] op het [adres ] ingeschreven staat. [7]
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat [medeverdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer + [nummer] en dat hij op de dag van de overval in contact stond met de gebruiker van de iPhone 12 die onder [naam] in beslag is genomen.
Uit onderzoek naar de iPhone 12 Pro – die onder [naam] in beslag is genomen – komt naar voren dat deze telefoon gekoppeld is aan het telefoonnummer + [nummer] . Op de iPhone 12 Pro werd een afbeelding aangetroffen, gemaakt op 16 juli 2022 om 13:25:06 uur (UTC+0). Op de afbeelding stond het tijdstip 3:24 uur. De politie concludeert dat deze afbeelding anderhalf uur na de overval is gemaakt. De afbeelding betreft een screenshot van een Snapchat gesprek met gebruiker ‘Revasio ta ku Dios’, met daarin de tekst:
“Korda firma papa importante”, vanuit het Papiaments vertaald:
“Denk eraan te tekenen papa belangrijk”. Firma betekent handtekening en filma betekent filmen, hetgeen vaak door elkaar gehaald wordt in het Papiaments en waardoor de politie denkt dat hier kan staan:
“denk eraan te filmen papa”.Verder staat er: “
Awoki mita duna e hombu kubo a dune mi number e sen pabo 1500 pabo sa”, vertaald:
“Nu geef ik de man aan wie je mijn nummer gaf het geld voor je 1500 zodat je weet”.
[verdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat het Snapchataccount ‘Revasio ta ku Dios’ zijn account is. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij [medeverdachte] kent. [naam] kent hij niet. Hij weet wel dat het Snapchat gesprek gevoerd is, maar de persoon met wie hij het Snapchat gesprek heeft gevoerd noemt hij ‘ [naam] ’. [verdachte] heeft hem in Nederland leren kennen en hij heeft een paar klussen voor hem gedaan. [8]
Het verweer dat – kort gezegd – niet blijkt dat [naam] en [naam] dezelfde zijn, wordt weerlegd door de inhoud van het betreffende verhoor van verdachte. Hem wordt het chatbericht getoond [9] . Op de vraag wat hij ziet zegt hij “Maar ik weet niet wie jullie noemen meneer [naam] , maar ik ken hem niet, maar ik weet wel misschien dit gesprek… Ik doe meer met bijnamen.” Daarnaar gevraagd vervolgt hij “ [naam] , als in lippen, als je beetje lip hebt.” Als hem dan wordt gevraagd “Waarom noem je hem zo?” reageert hij “Omdat hij een beetje lip hebt.”
Daaruit kan niet anders volgen dan dat de ‘hem’ die verdachte [naam] noemt degene is die hem het getoonde bericht zond. De enige andere persoon waarop dat ‘hem’ zou kunnen terugslaan is de genoemde [naam] , van wie hij vlak daarvoor verklaarde dat hij hem niet kende. In beide situaties blijkt dat verdachte wist van wie hij het bericht heeft ontvangen.
De Koninklijke Marechaussee heeft aan de hand van twee politiefoto’s van [verdachte] en de aangetroffen video van de overval een gezichtsvergelijkend onderzoek verricht. Zij komen tot de conclusie dat het oor op de foto’s en van de persoon op de video dermate overeen komt, dat het erop duidt dat het dezelfde persoon betreft. [10]
Uit het voorgaande blijkt, zeker als een en ander in samenhang wordt bezien, als wettig en overtuigend bewezen, dat [medeverdachte] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij de aanval op aangeefster op 16 juli 2022.
Medeplegen
Aan [medeverdachte] en [verdachte] is medeplegen ten laste gelegd. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen is een bewuste en nauwe samenwerking vereist, die was gericht op het voltooien van het delict, in casu de poging tot zware mishandeling.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] en [verdachte] met een gezamenlijk plan naar de woning van aangeefster zijn gegaan. Hierbij was [verdachte] gehuld in kleding van een pakketbezorger, droeg hij een pakket onder de arm en maakte stekende bewegingen in de richting van het gezicht van aangeefster. [medeverdachte] filmde de aanval op aangeefster. Naderhand zijn zij samen weggevlucht. Uit het voorgaande blijkt dat sprake was van een onderlinge rolverdeling. Er was bovendien sprake van afspraken over de beloning. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat beide verdachten met hun handelen een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de aanval op aangeefster en dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] .
Primair: poging doodslag
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit, zoals gevorderd en zoals bepleit, van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachten met hun handelen opzet hebben gehad op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin.
Subsidiair: poging zware mishandeling
Wel hebben de verdachten voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat de man die haar aanviel een mes in zijn hand hield, waarmee hij stekende bewegingen maakte richting haar gezicht. [11] In een aanvullend verhoor heeft zij verklaard dat zij zeker weet dat het een stanleymes was. [12]
De moeder van aangeefster, de [getuige 1] , die ten tijde van de aanval in de woning aanwezig was heeft verklaard dat zij zag dat de man die haar dochter aanviel iets in zijn hand hield. Zij dacht eerst dat het een pistool was, maar later zag zij dat het een klein mes was, een stanleymes. Zij zag dat de man hiermee steek-, dan wel snijbewegingen maakte in de richting van haar dochters gezicht. [13] Ook [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat de man steekbewegingen maakte. [14]
Tussenconclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] aangeefster met een stanleymes in zijn hand heeft aangevallen, waarbij hij steekbewegingen maakte in de richting van haar gezicht. Hetgeen de raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd is onvoldoende om eraan te twijfelen dat het om een stanleymes ging en vindt reeds weerlegging in de gebruikte bewijsmiddelen.
[verdachte] heeft met een stanleymes stekende bewegingen gemaakt richting het hoofd van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam en dat het steken met een mes in de richting van het lichaam tot ernstig letsel kan leiden. Door tijdens een worsteling in een kleine ruimte meermalen richting het hoofd te steken met een mes was er een aanmerkelijke kans dat kwetsbare lichaamsdelen zouden worden geraakt zoals bijvoorbeeld de ogen. Ook kunnen al snel ontsierende en blijvende littekens in het gezicht ontstaan. Bovendien is het steken met een mes in de richting van het lichaam van aangeefster naar haar uiterlijke verschijnings-vorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachten de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust hebben aanvaard.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] zich samen hebben schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van aangeefster. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 16 juli 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring aan verdachte een straf moet worden opgelegd die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op aangeefster. In opdracht van een ander zijn zij met dat doel naar de woning van aangeefster gegaan waar zij is aangevallen met een mes. Verdachte en zijn mededader hebben daarbij gehandeld volgens een duidelijk vooropgezet plan. Kennelijk met de bedoeling dat aangeefster de deur zou openen heeft verdachte vermomd als pakketbezorger, aangebeld bij de voordeur. Toen de deur eenmaal werd geopend en zij het pakket in ontvangst wilde nemen is aangeefster uit het niets aangevallen. De mededader heeft de aanval, kennelijk op verzoek van de opdrachtgever, gefilmd. Het is slechts aan de toevallige omstandigheid dat aangeefster op dat moment bezoek had te danken dat zij niet fors is toegetakeld. Het is zonder meer ernstig dat het vooruitzicht van een geldelijke beloning verdachte en zijn mededader al voldoende blijken om hiertoe over te gaan. Verdachte en zijn mededader hebben louter gehandeld vanuit eigen geldelijk gewin, zonder ook maar op enigerlei wijze stil te staan bij de gevolgen die hun acties voor aangeefster zou kunnen hebben.
Het is algemeen bekend dat mensen die slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict daar nog lang ernstige (psychische) gevolgen van kunnen ondervinden. Dat geldt nog sterker als dat delict plaatsvindt in de eigen woning, waar men zich veilig moet kunnen weten. Dat het ten laste gelegde impact heeft gehad op aangeefster blijkt uit haar aangifte. Zij heeft zelfs een periode in het buitenland verbleven, omdat zij zich niet meer veilig waande in haar eigen woning. Daarnaast worden door dergelijke gewelddadige feiten de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
De rechtbank is van oordeel dat onderhavig feit alle kenmerken heeft van een woningoverval, met dien verstande dat de overval niet was gericht op het wegnemen van geld of goederen maar op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In zoverre is het onderhavige feit ernstiger; waar het bij een woningoverval soms blijft bij bedreiging met geweld, was geweld hier het doel. Het gaat om een geplande aanval met een wapen, nadrukkelijk gericht tegen een persoon en in haar eigen woning.
De ernst van dit feit komt dan ook onvoldoende tot uitdrukking in de eis van de officier van justitie. De rechtbank komt tot een fors hogere straf dan die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van
11 december 2022. Hieruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. De rechtbank ziet verder in de persoon van de verdachte geen omstandigheden die in strafverzwarende of strafmatigende zin zouden moeten meewegen.
Niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren is passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van deze uitspraak gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aangifte, p. 16-17.
2.In voetnoot 1 en wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer] , van de Districtsrecherche Den Haag centrum, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 320).
3.Proces-verbaal rechter-commissaris van verhoor verdachte, d.d. 11 december 2023.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70-72
7.Proces-verbaal van verdenking, p. 134.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 122-126.
9.Proces-verbaal, p. 125
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 89.
11.Proces-verbaal aangifte, p 17.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 16.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 25.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 27.