ECLI:NL:RBDHA:2024:4422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/09/600522 / HA ZA 20-974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling door borg op basis van Italiaanse borgtochtwetgeving

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen Celdomy B.V. en White Blue Agency S.R.L. (WBA). Celdomy vorderde betaling van WBA als borg voor een schuld van een derde partij, [bedrijfsnaam 1] s.r.l., ter hoogte van € 406.959,12. WBA betwistte de geldigheid van de borgtocht en voerde verschillende verweren aan. De rechtbank oordeelde dat Italiaans recht van toepassing was en dat WBA in mei 2014 de intentie had geuit om borg te staan voor de schulden van [bedrijfsnaam 1].

De rechtbank heeft vragen voorgelegd aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de toepassing van de Italiaanse Codice Civile, met name artikel 1957, dat de aansprakelijkheid van de borg regelt. Het IJI concludeerde dat de schuldeiser zijn vordering binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn voor de hoofdverplichting moet instellen om de borg aansprakelijk te houden. De rechtbank stelde vast dat Celdomy haar vordering pas in 2019 had ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel.

De rechtbank concludeerde dat er geen afwijkingen van artikel 1957 CC waren overeengekomen tussen de partijen. Celdomy had niet tijdig haar vordering ingediend, waardoor zij geen aanspraak kon maken op de borgstelling van WBA. De vordering van Celdomy werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van WBA, die in totaal € 14.543 bedroegen. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. A.C. Bordes.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/600522 / HA ZA 20-974
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
CELDOMY B.V., te Honselersdijk, gemeente Westland,
eisende partij,
hierna te noemen: Celdomy,
advocaat: mr. B. Niemeijer te Alphen aan den Rijn,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
WHITE BLUE AGENCY S.R.L., te Como-Lecco (Italië),
gedaagde partij,
hierna te noemen: WBA,
advocaat: mr. R. de Falco te Amsterdam.

1.De procedure tot nu toe

1.1.
Celdomy heeft WBA aangesproken als borg voor een schuld van [bedrijfsnaam 1] s.r.l. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) en vordert bij dagvaarding betaling door WBA van een bedrag van € 406.959,12. WBA betwist dat een overeenkomst van borgtocht tot stand is gekomen en voert daarnaast verschillende verweren. Bij tussenvonnis van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat Italiaans recht van toepassing is op het geschil van partijen en dat WBA in mei 2014 de wil heeft geuit borg te zullen staan voor de schulden van [bedrijfsnaam 1] aan Celdomy.
1.2.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 7 december 2022 vragen voorgelegd aan het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: het IJI) over de toepassing van het bepaalde in de artikelen 1939, 1955 en 1957 van de Italiaanse Codice Civile (CC) over de overeenkomst van borgtocht (‘fideiussione’).
1.3.
Bij deskundigenbericht van 17 mei 2023 heeft het IJI de vragen van de rechtbank beantwoord.
1.4.
Beide partijen hebben in een akte na deskundigenbericht op het bericht van het IJI gereageerd.
1.5.
Vervolgens heeft op 10 januari 2024 een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die onderdeel uitmaken van het griffiedossier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Celdomy haar eis verminderd tot een bedrag van € 361.572,52.
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Artikel 1957 CC
2.1.
Artikel 1957 CC luidt als volgt:

II fideiussore rimane obbligato anche dopo la scadenza dell'obbligazione principale, purché il creditore entro sei mesi abbia proposto le sue istanze contro il debitore e le abbia con diligenza continuate.
La disposizione si applica anche al caso in cui il fideiussore ha espressamente limitato la sua fideiussione allo stesso termine dell'obbligazione principale.
In questo caso perb l’istanza contro il debitore deve essere proposta entro due mesi.
L'istanza proposta contro il debitore interrompe la prescrizione anche nei confronti del fideiussore.”
(“De borg blijft aansprakelijk ook nadat de termijn voor het nakomen van de hoofdverplichting is verstreken, op voorwaarde dat de schuldeiser binnen zes maanden zijn vordering jegens de schuldenaar heeft ingesteld en met zorgvuldigheid voortgezet.
De bepaling is ook van toepassing indien de borg zijn borgstelling uitdrukkelijk heeft beperkt tot dezelfde termijn als de hoofdverbintenis.
In dat geval moet het verzoekschrift tegen de schuldenaar echter binnen twee maanden worden ingediend.
De vordering die jegens de schuldenaar is ingesteld stuit de verjaring jegens de borg.”)
2.2.
De eerste vraag van de rechtbank aan het IJI was in welk geval of in welke gevallen op grond van artikel 1957 CC geldt dat de schuldeiser binnen de daarin genoemde termijnen een vordering moet instellen tegen de schuldenaar (of ter verificatie moet indienen in diens faillissement) om ervoor te zorgen dat de borg aansprakelijk blijft uit hoofde van die borgtocht en de tweede vraag was of partijen (impliciet) (bij overeenkomst) (naderhand) van het bepaalde in artikel 1957 CC kunnen afwijken.
2.3.
Het IJI heeft in de
executive summaryvragen 1 en 2 als volgt beantwoord:

1. Artikel 1957 CC is van toepassing in de situatie waarin de duur van de borgstelling is gekoppeld aan het verstrijken van de termijn van de hoofdverbintenis. In dat geval moet de schuldeiser zijn vordering op de schuldenaar binnen zes maanden na voornoemde termijn hebben ingesteld.
Indien de borg de borgstelling uitdrukkelijk heeft beperkt tot dezelfde termijn als de hoofdverbintenis, wordt de termijn waarbinnen de schuldeiser zijn vordering op de
schuldenaar moet instellen, teruggebracht tot twee maanden.
De termijnen betreffen vervaltermijnen, hetgeen betekent dat indien de termijnen
verstreken zijn de borg bevrijd is.
2. Partijen kunnen afwijken van artikel 1957 CC. Deze afwijkingen kunnen, volgens de correspondent, op drie manieren plaatsvinden:
- uitdrukkelijk, door een overeenkomst tussen de partijen: volgens Italiaanse
rechtspraak is artikel 1957 CC niet van toepassing indien de duur van de borgstelling is gekoppeld aan de volledige nakoming van de hoofdverbintenis en dus niet is gekoppeld aan het verstrijken van de termijn van de hoofdverbintenis;
- uitdrukkelijk, door een voorafgaande of latere afstand daarvan door de borgsteller;
- impliciet, doordat de borg de nakoming van de hoofdverbintenis in ieder geval (‘in
any case’) heeft gewaarborgd, hetgeen kan worden afgeleid uit de algehele uitlegging (‘overall interpretation’) van de borgtocht overeenkomst en van de hoofdverbintenis en tevens uit de gedragingen van partijen.
2.4.
De rechtbank begrijpt het antwoord van het IJI aldus dat, indien partijen niets anders afspreken, de schuldeiser zijn vordering op de schuldenaar binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn voor het nakomen van de hoofdverbintenis moet hebben ingesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat die termijn van zes maanden in ieder geval is aangevangen op het moment dat de rechtbank van Lecco, Italië op 8 juli 2016 het faillissement van [bedrijfsnaam 1] uitsprak. Evenmin is in geschil dat Celdomy haar vordering pas in 2019 in het faillissement van [bedrijfsnaam 1] heeft ingediend en daarmee niet binnen de in artikel 1957 genoemde termijn van zes maanden.
2.5.
Derhalve dient de rechtbank te beoordelen of partijen zijn afgeweken van het bepaalde in artikel 1957 CC.
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet gebeurd. De rechtbank heeft in haar vonnis van 5 oktober 2022 overwogen dat de borgovereenkomst in mei 2014 tot stand is gekomen, doordat WBA bij e-mail van 26 mei 2014 heeft bevestigd dat zij de borgtocht had afgegeven:

as I wrote in my previous e-mail, you'll receive the warranty letter within the next days. Hereby, I could start to confirm that you already have our engagement.
Over de verdere inhoud van de borgtocht hebben partijen verder geen afspraken gemaakt. Zij hebben wel onderhandeld over een schriftelijke overeenkomst tussen Celdomy, [bedrijfsnaam 2] ( [bedrijfsnaam 2] ) en WBA waarin de borgovereenkomst nader zou worden uitgewerkt. [bedrijfsnaam 2] was een vennootschap die de bestellingen van bloemen bij Celdomy van [bedrijfsnaam 1] zou overnemen. Zij zou ervoor zorg dragen dat de openstaande vorderingen van [bedrijfsnaam 1] zouden worden betaald. Onder meer doordat zij de van Celdomy te ontvangen commissie zou gebruiken om de vorderingen van Celdomy op [bedrijfsnaam 1] te betalen.
2.7.
Op 2 juli 2014 hebben de heer [naam 1] namens Celdomy en onder meer de heren [naam 2] en [naam 3] namens WBA, [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] over de overeenkomst gepraat. In het gespreksverslag is onder meer het volgende opgenomen (in de door Celdomy aangeleverde Nederlandse vertaling van de in het Frans opgestelde notulen van de bespreking):

Het hoofddoel van de bijeenkomst was het vaststellen van de modaliteiten voor de voortzetting van de relatie tussen de ondernemingen en de vereffening van de door [bedrijfsnaam 1] aangegane schuld.
[bedrijfsnaam 1] DEBT [1]
De Italiaanse onderneming is voornemens haar eigen debiteurenpositie volledig op te nemen met een herstelplan voor 48 maanden dat gekoppeld is aan een door [bedrijfsnaam 2] uitgevoerd bedrijfsontwikkelingsplan.
De schuld zal worden ondersteund door een aansprakelijkheid/garantie die door WBA, de moedermaatschappij van de Italiaanse groep, wordt vrijgegeven.
(…)
In de loop van volgende week zullen de partijen een memorandum van overeenstemming ondertekenen waarin de economische en operationele verbintenissen van de partijen in detail worden beschreven. Het bedrijfsontwikkelingsplan van [bedrijfsnaam 2] zal aan het protocol worden gehecht, evenals het schuldherstelplan van [bedrijfsnaam 1] , de overname van de verantwoordelijkheid van WBA en de commerciële voorwaarden van de leveringsrelatie.
Het ontwerp van deze overeenkomst zal over enkele dagen naar Celdomy worden gestuurd.
2.8.
Vervolgens is aan Celdomy een concept overeenkomst gestuurd tussen [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 2] , Celdomy en WBA. In deze concept overeenkomst is (in de door Celdomy aangeleverde Nederlandse vertaling van het oorspronkelijk in het Frans aangeleverde concept) de volgende tekst opgenomen over de door WBA af te geven garantstelling:

WBA staat garant voor de schuldenaar, om de volledige nakoming van de door de Cliënt en de Schuldenaar aangegane verplichtingen te verzekeren, en verbindt zich ertoe om, indien de betalingen niet worden nagekomen, persoonlijk in te grijpen om de met deze overeenkomst aangegane verbintenissen na te komen.
Partijen hebben deze overeenkomst echter niet getekend. Er is wel een overeenkomst getekend tussen Celdomy, [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] .
2.9.
De documenten genoemd onder 2.7. en 2.8. bieden een onvoldoende grondslag voor de conclusie dat partijen een afwijking van artikel 1957 CC zijn overeengekomen. In het gespreksverslag is verwezen naar een garantie die WBA zal afgeven, maar de overeenkomst waarin de garantie is opgenomen, hebben partijen niet getekend.
Dit betekent dat tussen partijen voor wat betreft de inhoud van de door WBA afgegeven borg alleen de tekst van de e-mail van 26 mei 2014 geldt. En daarin is niet afgeweken van het bepaalde in artikel 1957 CC.
2.10.
De omstandigheid dat [naam 3] van WBA in een e-mail van 25 juli 2014 het volgende aan Celdomy heeft geschreven, maakt dit oordeel niet anders:

De [bedrijfsnaam 1] -onderneming is nu in vrijwillige liquidatie.
Vanaf deze datum zal de onderneming die de bestellingen uitvoert en de goederen betaalt, de onderneming [bedrijfsnaam 2] zijn, die [bedrijfsnaam 1] in vereffening heeft gehuurd en zal zorgen voor de aflossing van alle schulden van [bedrijfsnaam 1] tot op de laatste cent.
[bedrijfsnaam 2] zal alle facturen op 21 dagen betalen en zal alle commissies aan Celdomy overmaken volgens het voorgestelde plan en waarvoor ik op u wacht om het saldo te bevestigen, zoals gevraagd in mijn e-mail van vorige week.
De rechtbank leest hierin niet een toezegging van WBA dat zij garandeert dat zij het volledige openstaande bedrag zal betalen, maar zij leest hierin de mededeling dat [bedrijfsnaam 2] de openstaande schuld tot de laatste cent zal betalen. In de oorspronkelijke Franse tekst van de e-mail staat dit nog duidelijker:

A compter de cette date, la société qui fera les commandes et paiera la marchandise sera la société [bedrijfsnaam 2] , laquelle a loué [bedrijfsnaam 1] en liquidation etelle[onderstreping rechtbank]
s’occupera d’honorer toutes les dettes de [bedrijfsnaam 1] jusqu’au dernier centime.
In de Nederlandse vertaling lijkt het woordje
ellete zijn weggevallen. Als dat wordt toegevoegd staat er dat zij, [bedrijfsnaam 2] , zal zorgen voor de aflossing van alle openstaande facturen tot de laatste cent.
2.11.
Gelet op dit een en ander komt de rechtbank tot de conclusie dat, nadat de borg in mei 2014 was overeengekomen, partijen geen verdere afspraken hebben gemaakt over de voorwaarden van de borg. Dit betekent dat artikel 1957 CC van toepassing is.
2.12.
Op enig moment heeft Celdomy nog gewezen op de omstandigheid dat [naam 3] van WBA bij e-mail van 12 september 2016 aan [naam 1] van Celdomy heeft gevraagd hem de brief te sturen ‘
about [bedrijfsnaam 1] payments’ die [naam 1] vermoedelijk van een ambtenaar (‘
officer’) heeft gekregen (zie ook overweging 2.36. van het vonnis van 5 oktober 2022). Deze brief betekent echter niet dat WBA geen beroep toekomt op artikel 1957 CC. Het was de verantwoordelijkheid van Celdomy om haar vordering jegens [bedrijfsnaam 1] tijdig in te stellen. In het geval van [bedrijfsnaam 1] betekende dit binnen zes maanden nadat het faillissement van [bedrijfsnaam 1] werd uitgesproken. De omstandigheid dat zij mogelijk uit de e-mail van [naam 3] heeft afgeleid dat WBA haar geruststelde en dat zij niets hoefde te doen maakt dit niet anders. Zij had het initiatief in eigen hand moeten houden en zich niet op WBA moeten en mogen verlaten.
2.13.
Celdomy heeft haar vorderingen op [bedrijfsnaam 1] niet tijdig ingediend, waardoor zij geen beroep meer kan doen op de door WBA afgegeven borg. Haar vordering tot betaling van de openstaande facturen zal worden afgewezen.
2.14.
Gelet hierop behoeven de overige stellingen en weren van partijen, onder meer die betrekking hebben op artikelen 1955 en 1939 CC, geen bespreking.
Proceskosten
2.15.
Celdomy is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van WBA als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 4.131
- salaris advocaat € 10.239 (3 punten X € 3.413)
- nakosten
€ 173(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 14.543

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen van Celdomy af;
3.2.
veroordeelt Celdomy in de proceskosten, van € 14.543, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Celdomy niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Celdomy € 90 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 3.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.
1958

Voetnoten

1.[noot rechtbank: in de vertaling staat [afkorting] maar in de Franse tekst staat [bedrijfsnaam 1] ]