Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Indiase asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 24 november 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar kreeg op dezelfde dag een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank moest beoordelen of deze maatregel rechtmatig was, gezien het feit dat de eiser op 8 januari 2024 aan Frankrijk was overgedragen en de maatregel was opgeheven.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende redenen had om aan te nemen dat er een significant risico op onderduiken bestond. De eiser had geen feiten of omstandigheden aangedragen die zouden aantonen dat dit risico niet aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld in de overdracht van de eiser aan Frankrijk, ondanks dat de eiser stelde dat deze overdracht te lang had geduurd. De rechtbank vond dat de staatssecretaris voldoende had toegelicht waarom de overdracht niet eerder kon plaatsvinden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van griffier J.P. Ankum, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.