Uitspraak
1.Marine Systems B.Vte Goes,
Lomans Capelle B.V. te Capelle aan den IJssel, eiseressen,
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging van Dekimo;
- de op 19 december 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
2.Het incident tot tussenkomst dan wel voeging
3.De feiten
- deze plaatsvindt op basis van de per kwaliteitscriterium van de inschrijver gevraagde actie;
- het belangrijk is dat de inschrijver de relevante aspecten met zodanig detail en helderheid beschrijft om Rijkswaterstaat in staat te stellen te beoordelen of de door inschrijver te leveren prestatie verband houdt met de opdracht en tegemoetkomt aan het beoogde gebruik.
4.Het geschil
5.De beoordeling van het geschil
- bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
- bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
“De inschrijver introduceert de rol van storingscoördinator maar licht die niet toe en deze komt ook niet terug in Tabel 1 van de inschrijving. De inschrijver is hiermee niet duidelijk.”. De Combinatie stelt dat er sprake is geweest van een schrijffout en dat waar zij storingscoördinator heeft geschreven dat (evident) servicecoördinator had moeten zijn, gelet op hetgeen hierover overigens in de inschrijving staat vermeld. De voorzieningenrechter volgt Rijkswaterstaat echter in zijn betoog dat de beoordelingscommissie er niet vanuit heeft kunnen gaan dat dit een schrijffout was. Dat was, anders dan de Combinatie meent, niet evident. Voor het beoordelen van de inschrijving op basis van wat de beoordelingscommissie vermoedt dat de Combinatie heeft bedoeld of voor het bieden van de gelegenheid om deze schrijffout te herstellen, is dan geen plaats. De beoordelingscommissie heeft kunnen concluderen dat de inschrijving van de Combinatie op dit punt onduidelijkheid is. Dit klemt temeer gelet op de nadruk die in deze aanbesteding is gelegd op het belang van een heldere beschrijving.
“Onduidelijk is hoe de kwaliteit van het opleidingstraject geborgd wordt na afloop van het LMW-contract”. De Combinatie kan worden gevolgd in haar standpunt dat zij in haar inschrijving heeft opgesomd hoe zij de kwaliteit dan gaat borgen. Dat laat echter onverlet dat concreter beschreven had kunnen worden op welke wijze dat dan zal plaatsvinden. Dat is hetgeen de Staat heeft gemist. Dat dit als negatief punt wordt meegewogen, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk.
Onduidelijk is of de inschrijver de resultaten van de marktconforme getoetste tarieven toepast bij de aanbieding van VTW’s(voorzieningenrechter: Verzoeken Tot Wijziging)
om te voldoen aan de
“De inschrijver heeft geen risico’s genoemd met betrekking tot het implementeren van duurzaamheidskansen”. De Combinatie wijst op het woord
eventuelein de uitvraag, stelt dat zij geen risico’s ziet en meent dat zij dan niet het verwijt kan krijgen dat zij geen risico’s heeft benoemd. Daarin kan zij niet worden gevolgd. Niet valt in te zien waarom, indien de beoordelingscommissie de inschatting van de Combinatie niet realistisch acht, zij dat niet als negatief punt in aanmerking mag nemen. Rijkswaterstaat heeft ter zitting in deze procedure ook toegelicht welke risico’s er volgens haar wel zijn. Deze komen de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voor.