ECLI:NL:RBDHA:2024:440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/09/657188 / KG ZA 23-1001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake gunning van een openbare Europese aanbesteding voor Beheer en Onderhoud aan MIVSP-locaties

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de Combinatie, bestaande uit Marine Systems B.V. en Lomans Capelle B.V., dat Rijkswaterstaat wordt verboden de opdracht voor Beheer en Onderhoud aan de MIVSP-locaties te gunnen aan Dekimo Goes B.V. De Combinatie stelt dat er onvolledigheden en onjuistheden zijn in de beoordeling van de kwalitatieve criteria en in de motivering van de gunningsbeslissing. De voorzieningenrechter heeft op 10 januari 2024 uitspraak gedaan, waarbij de vorderingen van de Combinatie zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat Rijkswaterstaat voldoende heeft gemotiveerd waarom de inschrijving van Dekimo is gekozen boven die van de Combinatie. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gunningsbeslissing voldoet aan de eisen van artikel 2.130 van de Aanbestedingswet 2012, waarin staat dat de relevante redenen voor de gunningsbeslissing moeten worden vermeld. De Combinatie heeft niet aangetoond dat de beoordelingscommissie onterecht heeft geoordeeld over de inschrijving. De vordering tot het verbieden van de gunning aan Dekimo wordt afgewezen, en de Combinatie wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/657188 / KG ZA 23-1001
Vonnis in kort geding van 10 januari 2024
in de zaak van

1.Marine Systems B.Vte Goes,

2.
Lomans Capelle B.V. te Capelle aan den IJssel, eiseressen,
advocaat mr. J.S.W. van Vossen te Goes, tegen:
de Staat der Nederlandente Den Haag, gedaagde,
advocaten mrs. I. van der Hoeven te Middelburg en F.J. Lewis te Utrecht, waarin is tussengekomen:
Dekimo Goes B.V.te ’s-Heer Arendskerke, gemeente Goes,
advocaten mrs. D. Britsemmer en M.C.B. Beck te Alphen aan den Rijn.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Combinatie’, ‘Rijkswaterstaat’ en
‘Dekimo’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord;
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging van Dekimo;
  • de op 19 december 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op 16 januari 2024. Daarna is de vonnisdatum nader bepaald op vandaag.

2.Het incident tot tussenkomst dan wel voeging

2.1.
Dekimo heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen de Combinatie en Rijkswaterstaat dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van Rijkswaterstaat. Ter zitting hebben de Combinatie en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Dekimo is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Rijkswaterstaat heeft een openbare Europese aanbesteding georganiseerd voor Beheer en Onderhoud aan de MIVSP-locaties (hierna: de aanbesteding). De MIVSP-locaties zijn de locaties van het Maritiem Informatievoorziening ServicePunt.
3.2.
Uit het ten behoeve van de aanbesteding gepubliceerde Beschrijvend Document (hierna: BD) blijkt dat het criterium voor de gunning van de overeenkomst de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) met de ‘Beste Prijs-Kwaliteitsverhouding (BPKV) is. Het gunningscriterium kwaliteit telt voor 70% mee en het gunningscriterium prijs voor 30%. Het gunningscriterium kwaliteit is onderverdeeld in vier kwaliteitscriteria, waarvan er twee zijn onderverdeeld in meerdere onderdelen. Dit is als volgt in tabel 4 weergegeven:
Kwaliteitscriteria
Kwaliteitscriterium
Onderdelen
Subweegfactor
1. Uitvoering
1.1 Sensorenbeheer
1.2 Storingsdienst/correctief onderhoud
1.3 Continuïteit dienstverlening/preventief
onderhoud
35%
2. Samenwerking
2.1 Samenwerking in de vorm van partnership
2.2 Continuous improvement
2.3 Smart maintenance
35%
3. Benoemde
diensten/VTW’s
3.1 Marktconformiteit
20%
4. Duurzaamheid
4.1 Kansen o.b.v. het Ambitieweb
10%
100%
Daarna is opgenomen dat per kwaliteitscriterium wordt beoordeeld in welke mate de inschrijving voldoet.
3.3.
In tabel 5 van het BD is per onderdeel van de kwaliteitscriteria weergegeven i) de doelstelling, die aangeeft wat Rijkswaterstaat belangrijk vindt, ii) de aspecten, zijnde de facetten waarin Rijkswaterstaat meerwaarde ziet, iii) de gevraagde actie van de inschrijver, waarbij wordt vermeld wat van de inschrijver gevraagd wordt en iv) het beoordelingskader, waarbij wordt vermeld op welke wijze Rijkswaterstaat de door de inschrijver ingediende uitwerking per kwaliteitscriterium beoordeelt.
3.4.
Over de beoordeling van de kwaliteitscriteria is in het BD onder meer opgenomen dat:
  • deze plaatsvindt op basis van de per kwaliteitscriterium van de inschrijver gevraagde actie;
  • het belangrijk is dat de inschrijver de relevante aspecten met zodanig detail en helderheid beschrijft om Rijkswaterstaat in staat te stellen te beoordelen of de door inschrijver te leveren prestatie verband houdt met de opdracht en tegemoetkomt aan het beoogde gebruik.
3.5.
Uit tabel 6 van het BD blijkt dat een score wordt gegeven voor de kwaliteitscriteria van 0 tot en met 3 als volgt:
Beoordeling
Score
De uitwerking is van zeer goede kwaliteit. Inschrijver gaat zeer goed inhoudelijk, relevant en toepasselijk in op de gevraagde aandachtspunten. De uitwerking is zeer goed onderbouwd en houdt uitstekend verband met de opdracht van Rijkswaterstaat. De uitwerking sluit zeer goed aan bij het kwaliteitscriterium en overtreft de verwachting.
3
De uitwerking is van een goede kwaliteit. Inschrijver gaat inhoudelijk relevant en toepasselijk in op de gevraagde aandachtspunten. De uitwerking is goed onderbouwd en houdt duidelijk verband met de opdracht van Rijkswaterstaat. De
uitwerking sluit goed aan bij het kwaliteitscriterium.
2
De uitwerking is van beperkte kwaliteit. Inschrijver gaat slechts ten dele inhoudelijk, relevant en toepasselijk in op de gevraagde aandachtspunten. De uitwerking is beperkt onderbouwd en houdt in enige mate verband met de opdracht van Rijkswaterstaat. De uitwerking sluit beperkt aan bij het
kwaliteitscriterium.
1
Inschrijver gaat niet of nauwelijks inhoudelijk, relevant en toepasselijk in op de gevraagde aandachtspunten.
3.6.
In het BD wordt vervolgens toegelicht hoe de score per kwaliteitscriterium wordt bepaald en hoe de eindscore van het gunningscriterium Kwaliteit wordt berekend. De inschrijver met de hoogste score op dat criterium krijgt het maximale aantal punten voor de kwaliteit, namelijk 700 punten, toegekend, waarmee de totaalscore op kwaliteit voor die inschrijver vaststaat. Voor de overige inschrijvers wordt de totaalscore op kwaliteit berekend aan de hand van een in het BD opgenomen formule.
3.7.
In het BD is verder opgenomen dat bij de beoordeling van de inschrijvingen op het BKPV-criterium Prijs geldt dat de inschrijver met de laagste inschrijfprijs het maximale aantal punten, namelijk 300, krijgt toegekend en dat voor de overige inschrijvers de totaalscore op prijs wordt berekend volgens een in het BD vermelde formule.
3.8.
De Combinatie, Dekimo en een andere onderneming hebben tijdig een inschrijving ingediend. De Combinatie heeft ingeschreven onder de naam LM Sensor Technologies.
3.9.
Rijkswaterstaat heeft bij brief van 31 oktober 2023 (hierna: de gunningsbeslissing) aan de Combinatie meegedeeld dat zij voornemens is de opdracht te gunnen aan Dekimo. In de brief wordt het overzicht van de behaalde eindscores in een tabel weergegeven als volgt:
Inschrijver
Kwaliteit
Prijs
Totaal
LM Sensor Technologies
602,44
300,00
902,44
Dekimo Goes B.V.
700,00
212,84
912,84
(…)
Deze inschrijving is terzijde gelegd wegens het niet voldoen aan de geschiktheidseisen
3.10.
In een bijlage bij de gunningsbeslissing worden:
1. de scores weergegeven van zowel de Combinatie als Dekimo op de vier kwaliteitscriteria als volgt:
Totaalscore op “kwaliteit” na toepassing van de wegingsfactoren = 602,44
Kwaliteitscriterium
KC1
KC2
KC3
KC4
Totaal
Score Dekimo Goes B.V. Winnende inschrijver
2,50
2,67
1,83
2,17
LM Sensor Technologies
Score
2,67
2,17
1,00
1,67
Gewogen score
0,93
0,76
0,20
0,17
2,06
Totale score Kwaliteit (na toepassing formule)
602,44
2. per kwaliteitscriterium positieve en negatieve punten van de inschrijving van de Combinatie genoemd;
3. kenmerken en relatieve voordelen van de inschrijving van Dekimo weergegeven.

4.Het geschil

4.1.
De Combinatie vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
Rijkswaterstaat te verbieden de opdracht aan Dekimo te gunnen;
Rijkswaterstaat te gebieden om, voor zover zij nog tot gunning van de opdracht wenst over te gaan, de opdracht te gunnen aan de Combinatie, althans de inschrijving van de Combinatie en alle andere inschrijvingen opnieuw te laten beoordelen door een andere beoordelingscommissie, met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen;
subsidiair:
Rijkswaterstaat te verbieden de opdracht aan Dekimo te gunnen;
Rijkswaterstaat te gebieden de gunningsbeslissing binnen twee weken na de datum van dit vonnis opnieuw te motiveren conform de daarvoor geldende eisen, onder intrekking van de vorige gunningsbeslissing;
Rijkswaterstaat te gebieden de Combinatie een nieuwe termijn van twintig dagen te geven, waarbinnen zij haar eventuele bezwaren tegen de nieuwe motivering van de gunningsbeslissing kenbaar kan maken;
meer subsidiair:
Rijkswaterstaat te verbieden de opdracht aan Dekimo te gunnen;
Rijkswaterstaat te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en, voor zover Rijkswaterstaat de opdracht nog wenst te gunnen, een heraanbesteding te organiseren;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Rijkswaterstaat in de proceskosten, beide zoals nader in de dagvaarding omschreven;
4.2.
Daartoe voert de Combinatie – samengevat – het volgende aan. Er is sprake van onvolledigheden en onjuistheden in de beoordeling van de kwalitatieve criteria en in de motivering van de gunningsbeslissing. Dat is op de eerste plaats het geval omdat in de gunningsbeslissing niet de inschrijvingsprijzen zijn genoemd. Verder zijn weliswaar de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijving genoemd, maar het transparantiebeginsel brengt met zich dat de voordelen per kwaliteitscriterium hadden moeten worden genoemd. De genoemde voordelen van de inschrijving van Dekimo zijn voorts op diverse punten niet controleerbaar, onbegrijpelijk en onjuist. Op de derde plaats heeft Rijkswaterstaat ten onrechte diverse aspecten van de inschrijving van de Combinatie als minpunt genoemd om redenen zoals door de Combinatie in deze procedure nader toegelicht.
4.3.
Rijkswaterstaat en Dekimo voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de Combinatie een aantal opmerkingen heeft gemaakt over de tijdsplanning van de aanbesteding, bezien in combinatie met het feit dat Dekimo de vorige opdrachtnemer van Rijkswaterstaat is betreffende de MIVSP-locaties. De Combinatie vraagt zich af of er gelet daarop wel sprake is van een eerlijke speelveld. Zij heeft daar echter geen conclusies aan verbonden. Dit behoeft dus geen bespreking in dit vonnis.
Vereisten artikel 2.130 Aw
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit artikel 2.130 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) volgt dat de mededeling van de gunningsbeslissing de relevante redenen moet bevatten voor die beslissing en dat daaronder in ieder geval wordt verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving, alsmede de naam van de begunstigde of de partijen bij de raamovereenkomst. Blijkens de parlementaire geschiedenis van dit artikel ligt het, ingeval de aanbestedende dienst (zoals hier) het criterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’ heeft gehanteerd, in de rede dat de aan de inschrijvingen toegekende scores en de relatieve positie van de afgewezen inschrijver ten opzichte van de geselecteerde inschrijver ter onderbouwing van de mededeling van de gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst worden meegezonden. Hoewel een precieze invulling van de relevante redenen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, geldt in zijn algemeenheid dat de relevante redenen onder meer de volgende elementen zullen bevatten:
  • bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
  • bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
5.3.
De Combinatie heeft betoogd dat Rijkswaterstaat i) ook de inschrijvingsprijs in de gunningsbeslissing had moeten opnemen, ii) per kwaliteitscriterium de voordelen van de inschrijving van Dekimo had moeten noemen en iii) de genoemde voordelen met stukken had moeten onderbouwen. Rijkswaterstaat en Dekimo hebben dat weersproken.
5.4.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het als eerste genoemde standpunt van de Combinatie. Uit het betoog van de Combinatie blijkt dat zij met de wel in de gunningsbeslissing opgenomen score op prijs en de in het BD vermelde formule heeft kunnen bepalen wat de door Dekimo geboden prijs is (althans daar, gezien de reactie van Rijkswaterstaat en Dekimo ter zitting, minst genomen een goede inschatting van heeft kunnen maken). De Combinatie heeft niet onderbouwd waarom Rijkswaterstaat in dit specifieke geval desondanks niet kon volstaan met het verstrekken van de score op het prijscriterium en de (exacte) inschrijvingsprijs van Dekimo in de gunningsbeslissing had moeten noemen. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van het geval daarvoor voorshands geen aanleiding. Aan dit standpunt van de Combinatie wordt dus voorbij gegaan.
5.5.
Dat geldt ook voor het standpunt van de Combinatie dat Rijkswaterstaat op grond van het bepaalde in artikel 2.130 Aw gehouden was om per kwaliteitscriterium de voordelen van de inschrijving van Dekimo te benoemen. In de gunningsbeslissing wordt als eerste voordeel een aspect van de inschrijving van Dekimo genoemd dat betrekking heeft op alle kwaliteitscriteria (“Dekimo heeft de vier kwaliteitscriteria over het algemeen goed uitgewerkt en onderbouwd”). Daarnaast wordt er nog een drietal voordelen genoemd die er kennelijk het meest uitspringen. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom Rijkswaterstaat hiermee niet heeft voldaan aan de eisen die worden gesteld aan de gunningsbeslissing zoals voormeld. Dat onduidelijk is hoe deze voordelen “uitwerken in de scores”, zoals de Combinatie stelt, valt niet in te zien. Van een uitwerking in concrete cijfers kan gezien de beoordelingssystematiek geen sprake zijn, maar evident is dat het hierbij gaat om voordelen die de scores van Dekimo positief hebben beïnvloed.
5.6.
De voorzieningenrechter overweegt ten slotte dat de Combinatie heeft gesteld dat zij had verwacht dat Rijkswaterstaat de genoemde voordelen van de inschrijving van Dekimo nader met stukken zou onderbouwen, zoals met – eventueel deels gelakte – “beoordelingsformulieren” en dat zij er bezwaar tegen heeft dat Rijkswaterstaat dat niet heeft gedaan. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan dat bezwaar. De Combinatie heeft niet onderbouwd op grond waarvan Rijkswaterstaat daartoe verplicht zou zijn. De motiveringsverplichting die op grond van artikel 2.130 Aw op Rijkswaterstaat rust, strekt in ieder geval niet zover.
De in de gunningsbeslissing vermelde voordelen van de inschrijving van Dekimo
5.7.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het standpunt van de Combinatie dat uit het als eerste genoemde voordeel van de inschrijving van Dekimo (“Dekimo heeft de vier kwaliteitscriteria over het algemeen goed uitgewerkt en onderbouwd”) niets kan worden afgeleid. Uit het BD blijkt dat de mate van onderbouwing van de uitwerking een belangrijk aspect is bij de beoordeling van de inschrijving en uit dit benoemde voordeel blijkt dus dat Dekimo dat in haar inschrijving beter heeft gedaan dan de Combinatie.
5.8.
Het als tweede genoemde voordeel van de inschrijving van Dekimo is dat zij smart maintenance toepast op basis van een beproefd model. De Combinatie gaat bij haar bezwaren hiertegen onder meer uit van een veronderstelling ten aanzien van de opdracht waarbij Dekimo smart maintenance toepast. Rijkswaterstaat en Dekimo hebben ter zitting echter gesteld dat die veronderstelling onjuist is, waarna de Combinatie dit bezwaar niet nader heeft onderbouwd. Hieraan wordt dus ook voorbijgegaan.
5.9.
Bij het bezwaar van de Combinatie tegen een van de als vierde benoemde voordelen van de inschrijving van Dekimo (te weten dat Dekimo reële minder risicovolle duurzaamheidskansen voorstelt zoals bijvoorbeeld het verminderen van vervoersbewegingen voor offshore-trips) neemt de Combinatie haar eigen inschrijving tot uitgangspunt, waarin zij stelt het verminderen van vervoersbewegingen ook viermaal te hebben genoemd. Dat laat echter onverlet dat de beoordelingscommissie de voorstellen die Dekimo op dit punt doet beter kan waarderen, zodat niet valt in te zien waarom de motivering op dit punt tekort schiet, zoals de Combinatie meent.
De in de gunningsbeslissing genoemde redenen waarom de Combinatie op de vier kwaliteitscriteria niet hoger heeft gescoord
5.10.
De Combinatie heeft bezwaar gemaakt tegen vier door Rijkswaterstaat genoemde “minpunten” van de inschrijving van de Combinatie. Deze hadden volgens de Combinatie niet als “negatief” kunnen en moeten worden aangemerkt. Volgens de Combinatie is er daarom sprake van een onvolledige motivering of een onjuiste beoordeling. Rijkswaterstaat en Dekimo hebben dit gemotiveerd betwist.
5.11.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling van deze bezwaren voorop dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van
een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van kwalitatieve criteria. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet de nodige beoordelingsruimte worden gegund, mede omdat de rechter geen specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Alleen als sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
5.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daar in dit geval geen plaats voor is. Rijkswaterstaat en Dekimo hebben er terecht op gewezen dat het op de weg van de Combinatie lag om een goed onderbouwde inschrijving in te dienen waarin duidelijk en concreet wordt omschreven hoe zij uitvoering zal geven aan het gevraagde. Dit staat uitdrukkelijk in het BD vermeld. De beoordelingscommissie heeft geoordeeld dat de Combinatie hierbij op onderdelen steken heeft laten vallen en zij heeft hier ook specifieke voorbeelden bij genoemd. De Combinatie heeft in deze procedure uitgelegd hoe haar inschrijving op die onderdelen begrepen had moeten worden en zij heeft zich onder verwijzing naar haar inschrijving op het standpunt gesteld dat zij daarin wel degelijk voldoende duidelijk op de genoemde zaken is ingegaan en hiermee op onderdelen ook meerwaarde heeft geboden. Daarmee heeft de Combinatie echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de beoordelingscommissie niet tot haar oordeel heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe meer in het bijzonder het volgende.
5.13.
In de gunningsbeslissing wordt als negatief punt genoemd:
“De inschrijver introduceert de rol van storingscoördinator maar licht die niet toe en deze komt ook niet terug in Tabel 1 van de inschrijving. De inschrijver is hiermee niet duidelijk.”. De Combinatie stelt dat er sprake is geweest van een schrijffout en dat waar zij storingscoördinator heeft geschreven dat (evident) servicecoördinator had moeten zijn, gelet op hetgeen hierover overigens in de inschrijving staat vermeld. De voorzieningenrechter volgt Rijkswaterstaat echter in zijn betoog dat de beoordelingscommissie er niet vanuit heeft kunnen gaan dat dit een schrijffout was. Dat was, anders dan de Combinatie meent, niet evident. Voor het beoordelen van de inschrijving op basis van wat de beoordelingscommissie vermoedt dat de Combinatie heeft bedoeld of voor het bieden van de gelegenheid om deze schrijffout te herstellen, is dan geen plaats. De beoordelingscommissie heeft kunnen concluderen dat de inschrijving van de Combinatie op dit punt onduidelijkheid is. Dit klemt temeer gelet op de nadruk die in deze aanbesteding is gelegd op het belang van een heldere beschrijving.
5.14.
Een ander negatief punt dat in de gunningsbeslissing is vermeld is:
“Onduidelijk is hoe de kwaliteit van het opleidingstraject geborgd wordt na afloop van het LMW-contract”. De Combinatie kan worden gevolgd in haar standpunt dat zij in haar inschrijving heeft opgesomd hoe zij de kwaliteit dan gaat borgen. Dat laat echter onverlet dat concreter beschreven had kunnen worden op welke wijze dat dan zal plaatsvinden. Dat is hetgeen de Staat heeft gemist. Dat dit als negatief punt wordt meegewogen, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk.
5.15.
Ook is in de gunningsbeslissing als negatief punt opgenomen: “
Onduidelijk is of de inschrijver de resultaten van de marktconforme getoetste tarieven toepast bij de aanbieding van VTW’s(voorzieningenrechter: Verzoeken Tot Wijziging)
om te voldoen aan de
doelstelling van RWS.”Ook dat acht de voorzieningenrechter geen onbegrijpelijk punt. De Combinatie meent dat dit wel duidelijk is, omdat zij heeft aangegeven dat de opbouw van de VTW’s transparant en marktconform is, dat zij meerdere offertes opvraagt bij inkopen boven
€ 5.000,- en dat zij haar VTW-prijsvorming deelt met Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat heeft er naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter terecht op gewezen dat dit een en ander nog niet met zich hoeft te brengen dat de Combinatie de opgevraagde offertes ook deelt met Rijkswaterstaat. De voorzieningenrechter heeft daarbij ook acht geslagen op de onweersproken stelling van Rijkswaterstaat dat zij veel verschillende varianten heeft gezien van (het delen van) prijsvorming en dat dit lang niet altijd met zich brengt dat ook opgevraagde offertes worden gedeeld. De voorzieningenrechter volgt Rijkswaterstaat in haar standpunt dat, indien de Combinatie dit wel heeft beoogd, het op haar weg had gelegen om dit duidelijk in haar inschrijving te vermelden.
5.16.
Aan de inschrijvers is bij kwaliteitscriterium 4 gevraagd om in te gaan op de eventuele risico’s die gemoeid zijn met het implementeren van de duurzaamheidskans. In de gunningsbeslissing wordt in dit kader als negatief punt genoemd:
“De inschrijver heeft geen risico’s genoemd met betrekking tot het implementeren van duurzaamheidskansen”. De Combinatie wijst op het woord
eventuelein de uitvraag, stelt dat zij geen risico’s ziet en meent dat zij dan niet het verwijt kan krijgen dat zij geen risico’s heeft benoemd. Daarin kan zij niet worden gevolgd. Niet valt in te zien waarom, indien de beoordelingscommissie de inschatting van de Combinatie niet realistisch acht, zij dat niet als negatief punt in aanmerking mag nemen. Rijkswaterstaat heeft ter zitting in deze procedure ook toegelicht welke risico’s er volgens haar wel zijn. Deze komen de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voor.
5.17.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende, heeft de Combinatie onvoldoende onderbouwd dat er redenen zijn om in te grijpen in de aanbesteding door het treffen van een van de door haar gevorderde voorzieningen. Het gevorderde zal dus worden afgewezen.
5.18.
De Combinatie zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding van Rijkswaterstaat en Dekimo. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend. De proceskosten en de nakosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is de Combinatie de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt de Combinatie om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de kosten van dit geding aan Rijkswaterstaat en Dekimo te betalen, tot dusverre aan de zijde van beide partijen begroot op € 1.783,--, waarvan € 1.107,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 5.18, en bepaalt dat de Combinatie bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd is, op de wijze zoals onder 5.18 vermeld;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
ts