In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende minderjarige, heeft samen met zijn gestelde broer asiel aangevraagd in Nederland. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, zich onvoldoende gemotiveerd heeft opgesteld in zijn standpunt dat de band tussen eiser en zijn gestelde broer niet voldoende is aangetoond. De rechtbank oordeelt dat verweerder had moeten onderzoeken welke mogelijkheden er waren om de familierelatie nader te onderbouwen, en dat dit niet is gebeurd. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder moet binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.625,- toegewezen.