ECLI:NL:RBDHA:2024:4393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL23.36861 en NL23.36862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om een mvv voor verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eisers, grootouders met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel van verblijf als familie- of gezinslid. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening, dat inhoudt dat eisers niet mogen worden uitgezet totdat er op het beroep is beslist. De rechtbank heeft de zitting op 10 januari 2024 gehouden, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde en hun dochter en schoonzoon aanwezig waren. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de afwijzing van de aanvragen gemotiveerd, maar de rechtbank oordeelt dat niet alle relevante belangen van de kleinkinderen, die lijden aan een zeldzame ziekte, voldoende zijn meegewogen in de belangenafweging. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de economische belangen van eisers in de afweging moeten worden betrokken. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.36861 (beroep)
NL23.36862 (voorlopige voorziening)
[V-Nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

1.1. [eiser] , eiser

2.[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Vreede),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).
Partijen zullen hierna eisers en de staatssecretaris worden genoemd.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter het beroep van eisers tegen, kort gezegd, de afwijzing van hun aanvragen om een mvv [1] voor het doel verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM [2] . Eisers hebben ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat er op het beroep is beslist.
2. De rechtbank heeft de zaken op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Aan de zijde van eisers waren daarbij aanwezig hun gemachtigde met haar kantoorgenote mr. S.F. Helbing, de dochter van eisers ( [naam dochter] ) en haar man ( [naam schoonzoon] ). De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
3. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat eisers gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dat heeft.
Achtergrond
5. Eisers hebben de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. De dochter van eisers ( [naam dochter] ), haar man ( [naam schoonzoon] ) en hun kinderen ( [kind1] [3] en [kind 2] [4] ) hebben ook de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Eisers woonden in Zuid-Afrika samen met hun dochter, schoonzoon en kleinkinderen.
6. [kind1] en [kind 2] hebben het
Johansson-Blizzard Syndrome(JBS). Dat is een zeer zeldzame ziekte. [kind1] en [kind 2] zijn bijvoorbeeld de enige twee personen in Zuid-Afrika die daarmee zijn gediagnostiseerd. Het JBS beïnvloedt meerdere organen en heeft ook impact op meerdere systemen in het lichaam. [kind1] en [kind 2] kunnen bijvoorbeeld geen vetten absorberen, waardoor een gebrek aan vitamine ontstaat. Dat kan leiden tot hartfalen, gehoorverlies en gezichtsverlies. [kind 2] heeft ook hypermobiliteit, autisme, astma en ernstig gehoorverlies. In dat kader is vorig jaar bij haar een gehoorimplantaat [5] geplaatst. [kind1] en [kind 2] hebben intensieve mantelzorg nodig.
7. De schoonzoon van eisers heeft rechtmatig verblijf in Nederland als kennismigrant. Hij is in eerste instantie alleen naar Nederland gereisd. Later zijn eisers samen met hun dochter en kleinkinderen hem gezamenlijk achterna gereisd. [6] Op dit moment wonen eisers ook in Nederland samen met hun dochter, schoonzoon en kleinkinderen.
8. Eisers hebben allebei een eigen mvv-aanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft die aanvragen in twee aparte besluiten van 16 maart 2023 afgewezen (de primaire besluiten). Eisers hebben daar gezamenlijk bezwaar tegen gemaakt. In het besluit van 26 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris dat bezwaar ongegrond verklaard.
Wat vinden partijen?
9. Volgens de staatssecretaris hebben eisers niet aangetoond dat zij voldoen aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning met als doel verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris erkent dat sprake is van beschermingswaardig familie- en gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM, maar laat de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvallen. Daarbij is het belang van de Nederlandse overheid afgewogen tegen het belang van eisers. De staatssecretaris heeft daarbij onder meer overwogen dat de gezondheidssituatie van [kind1] en [kind 2] niet per definitie betekent dat sprake is van (zeer) bijzondere omstandigheden die in het voordeel van eisers in de belangenafweging moeten worden gewogen. De economische omstandigheden wegen volgens de staatssecretaris zwaar. De omstandigheid dat de schoonzoon van eisers als kennismigrant werkt, is niet doorslaggevend en weegt niet in het voordeel van eisers mee. De staatssecretaris heeft niet betwist dat de kleinkinderen kampen met gezondheidsklachten en dat eisers hulp bieden bij bepaalde huishoudelijke en medische taken, maar heeft overwogen dat de tijdsduur van die mantelzorg lastig te voorzien is, gelet op onder meer de leeftijd [7] van eisers. De staatssecretaris heeft ook overwogen dat de ouders van [kind1] en [kind 2] zich onbezwaard tot professionele zorgverleners kunnen wenden, de dochter van eisers haar baan in Nederland kan opzeggen om voor de kinderen te zorgen en dat het niet onmogelijk is dat de kleinkinderen zich hier staande kunnen houden zonder hun grootouders (eisers). De staatssecretaris heeft verder meegewogen dat de ouders van Marcus en [kind 2] er vrijwillig voor hebben gekozen om Zuid-Afrika te verlaten.
10. Eisers zijn het hier niet mee eens. Op wat zij ter onderbouwing daarvan hebben aangevoerd, zal de rechtbank hieronder ingaan.
Wat oordeelt de rechtbank?
Introductie
11. De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris in de primaire besluiten spreekt over verblijf als familie- of gezinslid bij de schoonzoon van eisers. In het bestreden besluit spreekt de staatssecretaris over verblijf als familie- of gezinslid bij de kleinkinderen. De rechtbank zal bij haar beoordeling hierna het bestreden besluit als uitgangspunt nemen.
12. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van beschermingswaardig familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eisers en hun kleinkinderen. Ook is niet in geschil dat er sprake is van een inmenging in dat recht op familie- en gezinsleven. Ter beoordeling ligt voor of deze inmenging gerechtvaardigd is. De rechtbank moet in dat kader eerst beoordelen of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. Dit toetst de rechtbank vol. Als dit het geval is, moet de rechtbank beoordelen of de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een
fair balancetussen enerzijds het belang van eisers bij uitoefening van dat familie- en gezinsleven in Nederland en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Deze maatstaf impliceert dat die toetsing door de rechter enigszins terughoudend moet zijn. [8]
13. Bij het voorgaande is van belang dat in alle beslissingen over kinderen hun belangen een eerste overweging moeten vormen en dat aan die belangen derhalve een aanzienlijk gewicht moet toekomen. [9]
Zijn alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar meegewogen?
14. Eisers hebben onder meer aangevoerd dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft betrokken. Die beroepsgrond slaagt. Daarbij is het volgende van belang.
14.1.
In de eerste plaats heeft de staatssecretaris de belangen van de kleinkinderen [kind1] en [kind 2] onvoldoende kenbaar in de belangenafweging betrokken. De staatssecretaris heeft namelijk niet betrokken wat het voor [kind1] en [kind 2] , die nu zeven en vier jaar oud zijn, zou betekenen als zij niet langer met hun opa en oma zouden samenwonen en zij niet langer door hen verzorgd zouden worden. In dit verband is relevant dat, zoals namens eisers ter zitting is bevestigd en de staatssecretaris niet heeft weersproken, [kind1] en [kind 2] altijd met eisers hebben samengewoond, zij gezamenlijk met hen naar Nederland zijn gereisd en ook in Nederland met eisers samenwonen. Hierbij is eveneens van belang dat al tijdens de hoorzitting is toegelicht dat eisers, hun dochter, schoonzoon en kleinkinderen gezamenlijk als één gezin functioneren. Ook dat heeft de staatssecretaris niet weersproken.
14.2.
Ook had de staatssecretaris de zeldzame ziekte van [kind1] en [kind 2] en de intensieve mantelzorg die eisers in verband daarmee leveren, voldoende kenbaar in de belangenafweging moeten betrekken. Dat [kind1] en [kind 2] intensieve mantelzorg nodig hebben en dat eisers die verlenen, is tussen partijen niet in geschil. Eisers hebben in dat verband aangevoerd dat zij al hun beschikbare tijd besteden aan de intensieve mantelzorg van de kleinkinderen. Zij hebben in de bezwaarfase een tabel overgelegd met de zorg die [kind1] en [kind 2] nodig hebben en hun rol daarbij. Tijdens de hoorzitting is onder meer toegelicht dat de kinderen een hele lijst medicijnen moeten slikken en dat die medicijnen alleen in hun lichaam worden opgenomen als ze tegelijk met bepaalde voeding en op de juiste momenten worden ingenomen, wat erg nauw luistert. Ook is toegelicht dat eisers daarom onder meer de voeding van de kinderen voorbereiden, ervoor zorgen dat de medicijnen op de juiste momenten worden ingenomen en dat zij de kinderen voortdurend monitoren.
14.3.
Ook is tijdens de hoorzitting besproken dat [kind 2] autisme heeft en het daarom voor haar van belang is om zoveel mogelijk dezelfde structuur te houden. Daarnaast is tijdens de hoorzitting toegelicht dat [kind 2] astma heeft, daarvoor regelmatig in het ziekenhuis moet worden opgenomen en dat (onder meer) eisers haar zuurstofopname daarom op dagelijkse basis monitoren. Verder is tijdens de hoorzitting besproken dat [kind 2] in juli 2023 een gehoorimplantaat heeft gekregen en dat eisers een cruciale rol spelen bij het laten slagen daarvan. Daarbij is toegelicht dat spreken en horen in de moedertaal Zuid-Afrikaans (die eisers beheersen) de sleutel is om de implantatie te laten slagen. De staatssecretaris heeft nagelaten die relevante omstandigheden (voldoende kenbaar) te betrekken bij de gemaakte belangenafweging.
14.3.1.
Ter zitting is in dat kader nog namens de staatssecretaris verklaard dat het autisme van [kind 2] wel voldoende in de gemaakte belangenafweging zou zijn betrokken. De staatssecretaris heeft daarbij verwezen naar twee passages in het bestreden besluit. Daarin staat dat de ouders van [kind1] en [kind 2] er kort gezegd vrijwillig voor hebben gekozen om naar Nederland te komen (p. 19) en dat niet wordt betwist dat de kleinkinderen kampen met gezondheidsklachten (p.18). De rechtbank volgt de staatssecretaris hierin niet. In die passages wordt het autisme van [kind 2] namelijk niet genoemd. Ook anderszins volgt uit de besluitvorming niet dat het autisme van [kind 2] is betrokken.
14.3.2.
Verder heeft de staatssecretaris in dit kader herhaaldelijk benadrukt dat de verzorging van [kind1] en [kind 2] in de weekenden wordt overgenomen door hun ouders en dat de ouders ook een beroep op professionele zorgverleners kunnen doen. Voor zover de staatssecretaris daarmee bedoelt dat de door eisers verleende mantelzorg alleen in de belangenafweging hoeft te worden betrokken als deze exclusief is - dat wil zeggen niet door anderen zou kunnen worden overgenomen -, hanteert hij een onjuiste maatstaf. De staatssecretaris moet immers
allerelevante feiten en omstandigheden in de te maken belangenafweging betrekken (en dus niet uitsluitend mantelzorgtaken die niet zouden kunnen worden overgenomen).
15. Ook voor wat betreft het onderdeel van de economische belangen hebben eisers terecht aangevoerd dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden voldoende kenbaar in de belangenafweging heeft betrokken.
15.1.
Daarbij is van belang dat niet in geschil is dat beide ouders van [kind1] en [kind 2] in Nederland werken. Namens eisers is toegelicht dat zij dat doen om de medische kosten van [kind1] en [kind 2] te kunnen betalen. De staatssecretaris heeft dat niet weersproken. Ook staat het vast dat eisers in Nederland geen betaald werk zullen gaan doen, omdat zij voor [kind1] en [kind 2] zorgen.
15.2.
Eisers hebben aangevoerd dat hun aanwezigheid in Nederland maakt dat de ouders van [kind1] en [kind 2] allebei kunnen blijven werken en dat hun aanwezigheid in Nederland op die manier dus ook een bijdrage levert aan het economische belang van Nederland. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers terecht aangevoerd dat de staatssecretaris die omstandigheid in de te maken belangenafweging had moeten betrekken. Dat geldt al helemaal nu de schoonzoon van eisers hier verblijft als kennismigrant, wat impliceert dat zijn werk het economisch belang van Nederland dient.
15.3.
Eisers hebben verder aangevoerd dat doordat zij in Nederland zijn, namens [kind1] en [kind 2] minder beroep hoeft te worden gedaan op publieke middelen. Zij hebben er daarbij op gewezen dat doordat zij intensieve mantelzorg aan hun kleinkinderen leveren, voor die kleinkinderen minder (professionele) zorg hoeft te worden ingekocht. De staatssecretaris heeft dat niet weersproken, zodat de rechtbank daar vanuit gaat. Die omstandigheid had de staatssecretaris eveneens voldoende kenbaar in de belangenafweging moeten betrekken. Dat is niet gebeurd. Wel heeft de staatsecretaris in het bestreden besluit overwogen dat het, gelet op de complexe zorgsituatie van de kinderen, te verwachten is dat de kinderen zich binnen afzienbare tijd tot de Nederlandse zorgvoorzieningen zullen gaan wenden. Maar dat is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende. Het gaat er namelijk om dat dit dus
mindernodig zal zijn als eisers er zijn.
15.4.
Daarnaast is hierbij van belang dat de dochter en schoonzoon van eisers onder meer tijdens de hoorzitting hebben toegezegd dat zij eisers financieel (blijven) onderhouden. Ook hebben zij toegezegd dat eisers bij hen mogen (blijven) inwonen. De staatssecretaris heeft dit niet weersproken. Ook die omstandigheden had de staatssecretaris voldoende kenbaar moeten betrekken in (het economische deel van) de belangenafweging.
Conclusie en gevolgen
16. Gelet op wat hiervoor is geoordeeld, volgt de rechtbank de staatssecretaris niet in zijn standpunt dat de belangenafweging zoals die nu is gemaakt, in stand kan blijven. Het beroep is hierom gegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd en de staatssecretaris zal een nieuwe belangenafweging moeten maken en een nieuw besluit moeten nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
16.1.
De rechtbank geeft de staatssecretaris mee om daarbij ook te betrekken wat eisers in deze procedure hebben aangevoerd in het kader van de mee te wegen economische belangen. Zo hebben eisers aangevoerd dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte een onzekere toekomstige gebeurtenis heeft tegengeworpen. De staatssecretaris heeft namelijk overwogen dat het gelet op de hoge leeftijd van eisers valt te verwachten dat hun eigen gezondheid achteruit zal gaan en zij zelf binnen afzienbare tijd gebruik zullen maken van diverse (zorg)voorzieningen in Nederland. Volgens eisers kan een leeftijd van 69 en 61 jaar tegenwoordig niet meer als hoge leeftijd worden gekwalificeerd. Bovendien bestaat er volgens eisers op dit moment geen enkele aanleiding om aan te nemen dat zij zelf een beroep op het Nederlandse zorgsysteem moeten doen. Verder hebben eisers er op gewezen dat een ander door de staatssecretaris genoemd voorbeeld van kosten die vanuit publieke middelen gemaakt zouden moeten worden, niet klopt. Zo is ter zitting namens eisers naar voren gebracht dat eiseres niet inburgeringsplichtig is, terwijl de staatssecretaris in het verweerschrift juist de daarmee samenhangende kosten heeft genoemd als voorbeeld van kosten die vanuit de publieke kas voor eisers zouden moeten worden bekostigd.
16.2.
Ook geeft de rechtbank de staatssecretaris mee om ten aanzien van de belangen van de kinderen mee te wegen dat namens eisers op de zitting is verklaard dat [kind 2] op dit moment niet in staat is om hele dagen naar school te gaan. Daarbij is toegelicht dat [kind 2] twee hele dagen naar school is gegaan, maar omdat dat te veel bleek te zijn, in overleg met de school is besloten dat zij komende maanden drie uur per dag naar school gaat.
16.3.
Tot slot geeft de rechtbank daarbij het volgende mee. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris onder meer overwogen dat in alle redelijkheid kan worden gesteld dat het niet onmogelijk is voor [kind1] en [kind 2] om zich hier zonder eisers staande te houden. In het licht van wat hiervoor allemaal is geoordeeld, is die enkele stelling naar oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat namens de staatssecretaris tijdens de zitting desgevraagd is toegelicht dat die stelling verder niet is onderzocht.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
17. Eisers hebben verzocht om de staatssecretaris te verbieden hen uit te zetten totdat er op het beroep is beslist. Omdat nu op het beroep is beslist, is daar geen reden meer voor. Het verzoek zal dus worden afgewezen.
18. Namens eisers is ter zitting ook gevraagd om – kort gezegd – de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen alsof deze hangende bezwaar is ingediend. De rechtbank vat dit op als een verzoek om gebruik te maken van de bevoegdheid om in de einduitspraak een voorlopige voorziening te treffen. [10] De rechtbank zal van die bevoegdheid gebruikmaken. Naast wat hierboven is geoordeeld, weegt de rechtbank daarbij mee dat in de bezwaarfase reeds een vergelijkbare voorlopige voorziening is toegewezen [11] en dat namens de staatssecretaris ter zitting desgevraagd is afgezien van het geven van een reactie op het verzoek van eisers. Deze voorlopige voorziening houdt in dat eisers niet mogen worden uitgezet totdat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
19. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
20. Omdat het beroep gegrond is, moet de staatssecretaris ook het griffierecht vergoeden dat eisers voor het beroep en de voorlopige voorziening hebben betaald.
Beslissing
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.36861,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- treft op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de voorlopige voorziening dat eisers niet mogen worden uitgezet totdat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.36862,
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/voorzieningenrechter, in beide zaken,
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eisers;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 368,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.B. Cramwinckel, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. Buyne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak van de rechtbank, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de voorlopige voorziening die is toegewezen op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb staat geen zelfstandig beroep open. Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.[kind1] is geboren op [geboortedatum 1] 2016.
4.[kind 2] is geboren op [geboortedatum 2] 2019.
5.Een cochleair implantaat.
6.De kleinkinderen en hun moeder hebben een afhankelijke verblijfsvergunning als familielid.
7.Ten tijde van het bestreden besluit was eiser 69 jaar en eiseres 61 jaar.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1044.
9.Zie bijvoorbeeld het arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) van 8 november 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1108JUD005697110 (
10.Op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
11.Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 juni 2023, NL23.9889 en NL23.9888 (niet gepubliceerd).