16.3.Tot slot geeft de rechtbank daarbij het volgende mee. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris onder meer overwogen dat in alle redelijkheid kan worden gesteld dat het niet onmogelijk is voor [kind1] en [kind 2] om zich hier zonder eisers staande te houden. In het licht van wat hiervoor allemaal is geoordeeld, is die enkele stelling naar oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat namens de staatssecretaris tijdens de zitting desgevraagd is toegelicht dat die stelling verder niet is onderzocht.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
17. Eisers hebben verzocht om de staatssecretaris te verbieden hen uit te zetten totdat er op het beroep is beslist. Omdat nu op het beroep is beslist, is daar geen reden meer voor. Het verzoek zal dus worden afgewezen.
18. Namens eisers is ter zitting ook gevraagd om – kort gezegd – de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen alsof deze hangende bezwaar is ingediend. De rechtbank vat dit op als een verzoek om gebruik te maken van de bevoegdheid om in de einduitspraak een voorlopige voorziening te treffen.De rechtbank zal van die bevoegdheid gebruikmaken. Naast wat hierboven is geoordeeld, weegt de rechtbank daarbij mee dat in de bezwaarfase reeds een vergelijkbare voorlopige voorziening is toegewezenen dat namens de staatssecretaris ter zitting desgevraagd is afgezien van het geven van een reactie op het verzoek van eisers. Deze voorlopige voorziening houdt in dat eisers niet mogen worden uitgezet totdat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
19. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
20. Omdat het beroep gegrond is, moet de staatssecretaris ook het griffierecht vergoeden dat eisers voor het beroep en de voorlopige voorziening hebben betaald.
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.36861,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- treft op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb de voorlopige voorziening dat eisers niet mogen worden uitgezet totdat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.36862,
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/voorzieningenrechter, in beide zaken,
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eisers;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 368,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.B. Cramwinckel, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. Buyne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak van de rechtbank, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de voorlopige voorziening die is toegewezen op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb staat geen zelfstandig beroep open. Tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen staat geen rechtsmiddel open.