ECLI:NL:RBDHA:2024:4380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40603, NL23.40604, NL23.40606, NL23.40607, NL24.077 en NL23.40605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en grensdetentie van Turkse eisers met betrekking tot vervolging in Turkije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 januari 2024, worden de asielaanvragen van twee Turkse eisers beoordeeld, die op 12 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel hebben ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvragen op 26 december 2023 in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond, met de motivering dat de eisers te kwader trouw hun paspoorten hadden vernietigd om hun identiteit te verhullen. De rechtbank oordeelt echter dat de identiteitskaarten en andere documenten die door de eisers zijn overgelegd, authentiek zijn en dat de identiteit en nationaliteit van de eisers vaststaan. Hierdoor kan de staatssecretaris niet volhouden dat de eisers hun paspoorten ter kwader trouw hebben vernietigd.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en oordeelt dat de grensdetentie van de eisers onrechtmatig is, te rekenen vanaf de datum van het bestreden besluit op 26 december 2023. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregelen van bewaring met ingang van 9 januari 2024 en kent de eisers een schadevergoeding toe van € 2.800,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast worden de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 3.500,-, vergoed. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris bij een nieuwe beslissing op de asielaanvragen rekening moet houden met de activiteiten van de eisers en de risico's die zij lopen bij terugkeer naar Turkije, gezien de bedreigingen die zij hebben ontvangen van familieleden en hun betrokkenheid bij de Halklarin Demokratik Partisi (HDP).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.40603 (beroep)
NL23.40604 (voorlopige voorziening)
NL23.40606 (beroep)
NL23.40607 (voorlopige voorziening)
NL24.177 en NL23.40605 (vrijheidsontnemende maatregel)
[V-Nummers]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1995 van Turkse nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna: eiser
en
[eiseres],
geboren op [geboortedatum 2] 1998 van Turkse nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna: eiseres
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. C. Chen)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuiten)

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen en het verzoek van eisers om een voorlopige voorziening. Daarnaast beoordeelt de rechtbank de opgelegde vrijheidsontnemende maatregel.
Eisers hebben op 12 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Verweerder heeft deze aanvragen in het bestreden besluit van 26 december 2023 in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om een voorlopige voorziening op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen en vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Ileri in de Turkse taal. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af;
- beveelt de opheffing van de maatregelen van bewaring met ingang van 9 januari 2024;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eisers tot een bedrag van € 2.800,-, te betalen door de griffie en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 3.500,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Beroep en voorlopige voorziening
2. Eisers hebben op 12 december 2023 een asielvraag ingediend. Eiseres is Turks en eiser is Koerdisch. De familie, met name de vader en de oom, van de vrouw is tegen hun huwelijk. De hiervoor genoemde mannen zijn lid van de Grijze Wolven en hebben eisers bedreigd. Eiser heeft daarnaast verklaard activiteiten te hebben verricht voor de Halklarin Demokratik Partisi (HDP), waardoor hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Turkije.
3. Verweerder heeft de asielaanvragen op 26 december 2023 in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de relevante elementen geloofwaardig worden geacht, maar niet aannemelijk is gemaakt dat eiser in de negatieve belangstelling staat vanwege zijn activiteiten bij de HDP. Ook worden de bedreigingen door de vader en oom van de vrouw niet gevolgd door verweerder. Hierdoor hebben eisers geen gegronde vrees om te worden vervolgd bij terugkeer naar Turkije. De asielaanvragen zijn daarbij afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eisers te kwader trouw hun paspoorten hebben vernietigd om daarmee hun identiteit te verhullen. [1] Eisers asielaanvragen zijn daarom binnen de grensprocedure afgedaan.
4. Ten aanzien van de kennelijk ongegrondverklaring overweegt de rechtbank als volgt. Eisers hebben bij hun asielaanvraag een identiteitskaart overgelegd als ook hun trouwboekje en behaalde diploma’s. De identiteitskaarten zijn echt bevonden. Aan de hand hiervan is de identiteit en nationaliteit van eisers vast komen te staan. Verweerder kan daarom niet worden gevolgd in de motivering dat eisers hun paspoorten ter kwader trouw hebben vernietigd om daarmee hun identiteit en nationaliteit te verhullen. Verweerder heeft de asielaanvraag daardoor ten onrechte afgedaan als zijnde kennelijk ongegrond.
5. Het beroep is reeds daarom gegrond. Bij het nemen van een nieuwe beslissing op de asielaanvragen, geeft de rechtbank verweerder voorts nog het volgende mee.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet kan worden gevolgd in de tegenwerping dat het achterhalen van eisers verblijf in [plaats] door de vader en oom van eiseres is gebaseerd op vage vermoedens. Eisers hebben immers verklaard dat zij van de broer van eiser hebben vernomen dat de familie van de vrouw wel degelijk wist dat eisers zich in [plaats] bevonden. De broer van eiser heeft gezegd dit te hebben vernomen van zijn contacten binnen de HDP. Verweerder kan niet worden gevolgd in zijn motivering dat dit een vermoeden is nu eisers concreet hebben aangegeven waar zij die informatie vandaan hebben. Indien verweerder deze informatie anderszins vaag zou vinden, ligt het op de weg van verweerder om hier over door te vragen.
7. Ook zal verweerder bij het nemen van het nieuwe besluit de activiteiten en de link van eiser met de HDP in acht moeten nemen, tegen de achtergrond van de door eisers overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk en UK Home Office. Hieruit blijkt immers dat sympathisanten en/of activisten van HDP die geen hoge positie binnen die partij innemen, ook het risico lopen om opgepakt en vervolgd te worden. Eiser heeft in zijn asielgehoor verteld dat hij brochures van de HPD heeft uitgedeeld, mensen heeft aangemoedigd op de HDP te stemmen, bij stembureaus vrijwillig als waarnemer aanwezig was om toezicht te houden op een eerlijke stembusgang als ook dat hij heeft meegedaan aan demonstraties. Verweerder heeft deze activiteiten in het bestreden besluit geloofwaardig geacht. In de beroepsfase heeft eiser aangegeven dat hij daarnaast ook bijeenkomsten van de HDP heeft bijgewoond in Ankara en Istanbul. Verweerder heeft het bijwonen van deze bijeenkomsten ter zitting desgevraagd niet op voorhand in twijfel getrokken of ongeloofwaardig bevonden.
Grensdetentie
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de asielaanvragen van eisers niet als kennelijk ongegrond had kunnen afdoen. De grensdetentie van eisers is onrechtmatig vanaf het moment dat verweerder redelijkerwijs niet langer kon aannemen dat hij de asielaanvragen als kennelijk ongegrond kon afdoen [2] . Naar het oordeel van de rechtbank was dit het geval vanaf de herbeoordeling op het voornemen. Dat is op 26 december 2023, de datum van het bestreden besluit. Met ingang van deze datum zullen eisers een schadevergoeding ontvangen.
9. De beroepen zijn gegrond en de maatregelen van grensdetentie zijn met ingang van 26 december 2023 onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregelen van grensdetentie met ingang van 9 januari 2024.
10. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van grensdetentie beveelt, aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 14 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 14 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.400,- per persoon. Het totaal komt daarom op € 2.800,-.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrechter voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.500,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €875,- en een wegingsfactor 1). Omdat er twee beroepsschriften en twee eisers zijn, worden de proceskosten twee keer vergoed.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2024 door mr. R.H.G. Odink, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. K.J. Vos, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31b, eerste lid, van de Vw en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
2.Zie artikel 3.109b, lid 1 Vreemdelingenbesluit.