ECLI:NL:RBDHA:2024:4363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
09/004526-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring openlijk geweld, vernieling en bedreiging door vijftienjarige verdachte

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een vijftienjarige verdachte, die beschuldigd werd van openlijk geweld, vernieling en bedreiging. De zaak werd behandeld in het kader van jeugdstrafrecht, waarbij de verdachte op 27 december 2022 een medeleerling, [slachtoffer 1], naar een schoolplein lokte en hem daar in elkaar liet slaan door een groep jongens. De verdachte had eerder via een groepsapp aan anderen laten weten dat hij van plan was om [slachtoffer 1] aan te pakken. Tijdens de zitting op 7 maart 2024 heeft de verdachte zijn aandeel in het geweld bekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet alle geweldshandelingen aan hem konden worden toegerekend. De officier van justitie heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 72 dagen en een werkstraf van 40 uur geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 72 dagen jeugddetentie, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals coaching en therapie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die goed presteert op school en bereid is om hulp te aanvaarden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld, vernieling en bedreiging, maar heeft hem vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-004526-23
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak(kies tussen de alternatieven) tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
[geboortedatum] 2007 [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 7 maart 2024 en 28 maart 2024 (sluiting onderzoek).
De officier van justitie in deze zaak is mr. L. Post en de advocaat van de verdachte is
mr. S.I. Kouwenhoven te Naaldwijk. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 december 2022 te 's-Gravenhage openlijk, te weten, op het schoolplein van [naam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] onder valse voorwendselen naar [naam] schoolplein te lokken door hem te zeggen dat hij, verdachte, aan die [slachtoffer 1] zijn vape daar zal teruggeven,
- in een groepsapp onder andere de volgende berichten te sturen: "ik kan vandaag die boy achterin nog hoeken" "Luister, we gaan hem pakken, k regel vndg dat tie komt, wies mee" "je ik wil wel gaan, hij komt solo sowieso" "Neef jij komt sowieso" "als ik hem zie geef ik hem gelijk" "Moet ik m Irakees late komen of [naam] " "kzegwel [naam] "
- die [slachtoffer 1] één of meermalen onderuit te schoppen,
- die [slachtoffer 1] één of meermalen tegen het hoofd en/of lichaam te trappen,
- die [slachtoffer 1] één of meermalen tegen het hoofd en/of lichaam te slaan,
- het geweld tegen die [slachtoffer 1] te filmen;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2022 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door een steen door de ruit van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te gooien;
subsidiair:
hij op of omstreeks 29 december 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 27 december 2022 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Jij gaat dooooood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
In de periode van 22 december 2022 tot en met 27 december 2022 hebben er in Den Haag verschillende geweldsincidenten tussen jongeren plaatsgevonden. Het is begonnen op 22 december 2022 toen er een vechtpartij in de tram is ontstaan waarbij [naam] in zijn arm is gestoken. Als wraakactie is in de middag van 27 december 2022 [slachtoffer 1] naar het schoolplein van [naam] gelokt. Daar is hij vervolgens door een groep jongens in elkaar geslagen. Hierop volgend heeft er in de avond van 27 december 2022 een confrontatie plaatsgevonden bij supermarkt [naam] waarbij [naam] is neergestoken.
In de strafzaak van de verdachte gaat het onder andere om de vechtpartij op het schoolplein van [naam] in Den Haag.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft net als de officier van justitie partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde bepleit. De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
3.4
Vrijspraak feit 2 primair - bedreiging
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.5
Bewijsmiddelen feiten 2 subsidiair en 3 – vernieling en bedreiging
De rechtbank zal voor de feiten 2 subsidiair en 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal [naam] met het nummer PL1500- [nummer] , van Districtsrecherche Den Haag Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1302).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 maart 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 29 december 2022 (p. 459-463);
3. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , opgemaakt op 10 april 2023, (p. 1090-1093);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 januari 2023 (p. 442-444).
3.6
Bewijsmiddelen feit 1 – openlijke geweldpleging
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.7
Bewijsoverwegingen feit 1 - openlijke geweldpleging
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging is onder andere vereist dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De verdachte heeft bekend dat hij een aandeel heeft gehad in het openlijke geweld gepleegd tegen [aangever] . Hij heeft het immers mogelijk gemaakt dat zijn [medeverdachte] konden schoppen en slaan op het schoolplein van [naam] door hem naar dat schoolplein te lokken. Daarbij heeft hij dit alles ook nog gefilmd. Door de officier van justitie en de raadsvrouw is aangevoerd dat niet alle geweldshandelingen aan de verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank komt tot een ander oordeel. Bij openlijke geweldpleging in vereniging gaat het in de kern om het met anderen plegen van geweld. Hierbij maakt het in beginsel niet uit wie welk geweld heeft gebruikt, of dat de verdachte zelf daadwerkelijk geweld heeft gepleegd, zodat het geweld gepleegd door de medeverdachten ook voor rekening van de verdachte komt. De rechtbank is daarom van oordeel dat alle handelingen zoals deze ten laste gelegd zijn onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen zijn.
3.8
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 27 december 2022 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op het schoolplein van [naam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] onder valse voorwendselen naar het [naam] schoolplein te lokken door hem te zeggen dat hij, verdachte, aan die [slachtoffer 1] zijn vape daar zal teruggeven,
- in een groepsapp onder andere de volgende berichten te sturen: "ik kan vandaag die boy achterin nog hoeken" "Luister, we gaan hem pakken, k regel vndg dat tie komt, wies mee" "Neef jij komt sowieso" "als ik hem zie geef ik hem gelijk" "Moet ik m Irakees late komen of [naam] " "kzegwel [naam] "
- die [slachtoffer 1] meermalen onderuit te schoppen,
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en lichaam te trappen,
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en lichaam te slaan,
- het geweld tegen die [slachtoffer 1] te filmen;
2 subsidiair:
hij op 29 december 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [slachtoffer 2] en/of [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield;
3
hij op 27 december 2022 te 's-Gravenhage [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Jij gaat dooooood".

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 72 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, maar een voorwaardelijke taakstraf. De verdachte is bereid om zich aan bijzondere voorwaarden te houden. Een behandelverplichting is echter niet nodig aangezien de verdachte heeft laten zien dat hij in staat is om zelf hulp te zoeken. De verdachte is ook bereid om nog een taakstraf uit te voeren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich op 27 december 2022 als vijftienjarige schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging. Hij wilde samen met zijn vrienden wraak nemen voor een steekpartij in de tram een paar dagen eerder waarbij een vriend in zijn arm was gestoken. De verdachte heeft [slachtoffer 1] via Snapchat naar het schoolplein van [naam] gelokt. Toen het slachtoffer op het schoolplein aankwam, stond de verdachte hem met een vriend op te wachten. Kort daarna kwamen er andere jongens op het slachtoffer afgerend waarna hij meerdere malen is geschopt en geslagen tegen zijn hoofd en lichaam. Na deze vechtpartij heeft de verdachte [slachtoffer 1] via Snapchat bedreigd. Een paar dagen later heeft de verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan de vernieling van een ruit van de woning van [slachtoffer 1] .
De verdachte heeft dit allemaal gedaan uit wraakgevoelens. Eerst uit wraak voor het neersteken van zijn vriend [naam] in de tram, later uit wraak voor het steekincident in de supermarkt [naam] . De verdachte heeft door op deze manier te handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] geen aandeel heeft gehad in het steekincident in de tram, maakt dit nog erger. Tenslotte geldt dat als de verdachte en zijn medeverdachten de wraakactie op [slachtoffer 1] niet hadden ondernomen, de bijna noodlottige confrontatie in supermarkt [naam] vermoedelijk ook niet had plaatsgevonden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweldsincident zich in het openbaar, namelijk buiten op een schoolplein en op klaarlichte dag, afgespeeld. Daarnaast heeft hij ook de familie van [slachtoffer 1] schrik aangejaagd door een steen door een ruit van hun woning te gooien. Een woning is juist een plek waar mensen zich veilig moeten voelen. Deze gebeurtenissen hebben grote gevoelens van onveiligheid voor de wijkbewoners en breder dan de wijk met zich meegebracht.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 januari 2024.
Nu de verdachte niet eerder is veroordeeld, heeft het strafblad geen invloed op de op te leggen straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 19 januari 2024, de brief van 6 maart 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de [dekundige] ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte het goed doet op school en een goede dagbesteding heeft. De verdachte heeft zich het afgelopen jaar gehouden aan de schorsende voorwaarden, met uitzondering van het wegblijven en zonder toestemming meenemen van de auto van vader. Hij toont inzicht in zijn eigen handelen met betrekking tot de tenlastelegging. Hetgeen ook heeft geresulteerd in een geslaagde mediation met [slachtoffer 1] . Hij geeft zelf aan dat het niet goed gaat met hem. Hij ervaart door wat er allemaal gebeurd is veel stress, zijn hoofd zit vol en hij kan uit het niets flauwvallen. De verdachte is van mening dat een behandeling te veel wordt. Hij zegt tijd nodig te hebben om alles wat er is gebeurd te verwerken. Gezien de toenemende zorgen ziet de Raad in tegenstelling tot hun advies van januari 2024 nu wel noodzaak tot een jeugdreclasseringsmaatregel. De zorgen om de mentale gezondheid, draagkracht en schoolgang van de verdachte nemen toe.
Hiermee ziet de Raad een verhoogde kans op recidive. Door middel van inzet van jeugdreclassering kan de komende tijd met de verdachte toegewerkt worden naar een passende vorm van behandeling. Hoewel de verdachte daar niet voor open staat, ziet de Raad wel de noodzaak. Het is belangrijk dat met de verdachte gekeken wordt naar waar zijn behoeften liggen en welke vorm van behandeling bij hem past. De Raad adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden en een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 22 maart 2023, opgemaakt door [dekundige] , GZ-psycholoog in opleiding, onder supervisie van [dekundige] , GZ-psycholoog. Hieruit komt – kort samengevat – naar voren dat er geen psychische stoornis of verstandelijke beperking bij de verdachte is vastgesteld. De verdachte is in staat geweest om zowel voorafgaand als tijdens en na het tenlastegelegde het wederrechtelijke van zijn daad in te zien. De psycholoog adviseert dan ook vanwege de combinatie van de afwezigheid van een stoornis of verstandelijke beperking met het inzien van de wederrechtelijkheid van zijn daad de verdachte het tenlastegelegde (mits bewezen verklaard) in volledige mate toe te rekenen.
De kans op toekomstig gewelddadig gedrag wordt laag ingeschat. De verdachte beschikt over een flink aantal beschermende factoren in zijn omgeving en werkt vrijwillig mee aan de aangeboden hulpverlening. Hij beschikt over sociaal competent gedrag, copingvaardigheden en heeft zelfcontrole. Zorgpunten betreffen de omgang met eventuele deviante
peers. De verdachte wekt de indruk dat hij vanuit zijn behoefte aan sensatie sneller tot grensoverschrijdend gedrag kan komen.
Ondanks dat er niet geconcludeerd kan worden tot een psychische stoornis of verstandelijke beperking en de kans op recidive laag wordt ingeschat wordt vanuit zorg geadviseerd het reeds ingezette coachingstraject voort te zetten. De verdachte behoeft ondersteuning en begeleiding bij de uitdagingen die op zijn pad komen in de fase van de adolescentie. De verdachte heeft zelfinzicht en er wordt veranderingsbereidheid bij hem gezien. Zijn netwerk is betrokken en gemotiveerd hem de begeleiding en ondersteuning te bieden die nodig zijn om tot een evenwichtige volwassenen uit te groeien.
Ter zitting heeft de [dekundige] , werkzaam bij Jeugdbescherming west, naar voren gebracht dat zij het de verdachte gunt om hulp aan te nemen, zodat hij niet alles alleen hoeft te doen. Hij wil niemand belasten.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met het feit dat de verdachte een aanstichtende rol had door het lokken van [slachtoffer 1] naar het schoolplein en het verzamelen van zijn vrienden.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. De rechtbank ziet aanleiding om een gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen. De verdachte is niet eerder veroordeeld en heeft geruime tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. Een voorwaardelijke straf kan dienen als waarschuwing voor de verdachte. Ook kan de verdachte zich met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder ontwikkelen.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 72 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering zijn daarbij passend en geboden.
Daarnaast zal de rechtbank, gezien de ernst van de feiten, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten openlijk geweld en bedreiging. Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de psycholoog en de Raad, waaruit naar voren komt dat er in de afgelopen maanden meer zorgen zijn ontstaan om de verdachte en dat hij teruggetrokken gedrag vertoont wat de kans op recidive vergroot, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit Wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.8 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
72 (tweeënzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding van een jongerencoach en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
2. gedurende de proeftijd onderwijs volgt;
3. zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke instelling, indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
beveelt dat de bovengenoemde voorwaarden en het – op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
werkstrafveroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 (veertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. C.M. Koole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2024.