ECLI:NL:RBDHA:2024:436
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Tsjechië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser met een Tsjechisch visum naar Europa is gekomen. Eiser voerde aan dat het overdrachtsbesluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat hij pas na het tot stand komen van een overnameakkoord is gehoord over zijn bezwaren tegen de overdracht aan Tsjechië. De rechtbank heeft deze beroepsgrond echter verworpen. Volgens de rechtbank is eiser tijdig gehoord, namelijk op 9 november 2023, en was er geen rechtsregel die de staatssecretaris verplichtte om eiser al voor het indienen van het overnameverzoek te horen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen een week na verzending van de uitspraak.