ECLI:NL:RBDHA:2024:436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Tsjechië onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat niet in geschil is dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser met een Tsjechisch visum naar Europa is gekomen. Eiser voerde aan dat het overdrachtsbesluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat hij pas na het tot stand komen van een overnameakkoord is gehoord over zijn bezwaren tegen de overdracht aan Tsjechië. De rechtbank heeft deze beroepsgrond echter verworpen. Volgens de rechtbank is eiser tijdig gehoord, namelijk op 9 november 2023, en was er geen rechtsregel die de staatssecretaris verplichtte om eiser al voor het indienen van het overnameverzoek te horen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39703

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak [naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Tsjechië voor de behandeling daarvan verantwoordelijk is.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Niet in geschil is dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien hij met een Tsjechisch visum naar Europa is gekomen.
Eiser voert in zijn enige beroepsgrond aan dat het overdrachtsbesluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, nu hij pas over zijn bezwaren tegen een overdracht aan Tsjechië is gehoord nadat een overnameakkoord tot stand is gekomen. Hierdoor zijn de Tsjechische autoriteiten niet over deze bezwaren geïnformeerd en hebben zij deze (zo begrijpt de rechtbank) niet in hun overwegingen naar aanleiding van het overnameverzoek kunnen betrekken.
3. De beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 5, derde lid, van de Dublinverordening vindt het persoonlijk onderhoud met de verzoeker tijdig plaats en in elk geval voordat er een besluit tot overdracht is genomen. Die situatie doet zich hier voor. Eiser is immers op 9 november 2023 gehoord, terwijl het bestreden besluit op 19 december 2023 is genomen. Er is geen rechtsregel die verweerder ertoe verplichtte eiser al voor het indienen van het overnameverzoek over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht aan Tsjechië te horen en die informatie met Tsjechië te delen. Ook artikel 3.109c, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit, bevat een dergelijke verplichting niet.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.