ECLI:NL:RBDHA:2024:4354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
09.067017.23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring openlijk geweld, brandstichting, bedreiging Geert Wilders, diefstal en poging tot zware mishandeling door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een twaalf- tot zestienjarige verdachte, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder openlijk geweld, brandstichting, bedreiging van Geert Wilders, diefstal en poging tot zware mishandeling. De verdachte, die op dat moment in voorlopige hechtenis verbleef, werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 160 dagen en een leerstraf van 40 uur. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder coaching, een avondklok, elektronisch toezicht en medewerking aan diagnostiek en eventuele therapie.

De zaak omvatte verschillende incidenten, waaronder een vechtpartij op een schoolplein en de bedreiging van een politicus. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld en dat de feiten bewezen konden worden op basis van de verklaringen van de verdachte en andere bewijsmiddelen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers en de samenleving.

De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de opgelegde straffen en maatregelen vast, waarbij ook de vordering van de benadeelde partijen werd behandeld. De vordering van de Haagse Scholen werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van slachtoffer 2 tot een schadevergoeding van €500,- werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en toezicht voor de verdachte, gezien zijn jeugdige leeftijd en het risico op recidive.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-067017-23 (A), 09-015829-23 (B), 09-297485-23 (C) en 09-288962-23 (D) (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 28 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
op dit moment in voorlopige hechtenis verblijvende in Forensisch Centrum Teylingereind in Sassenheim.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 5 maart 2024 en 28 maart 2024 (sluiting onderzoek).
De officier van justitie in deze zaak is mr. L. Post en de raadsman van de verdachte is mr. A.B. Baumgarten, advocaat in Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van
Zaak A
1.
openlijke geweldpleging tegen [medeverdachte 1] op 27 december 2022
2.
medeplegen van brandstichting, dan wel openlijke geweldpleging op 1 januari 2024
Zaak B
bedreiging van Geert Wilders in of omstreeks de periode van 30 oktober 2020 tot en met 2 december 2020
Zaak C
diefstal van twee bakjes ijs op of omstreeks 20 juli 2023
Zaak D
poging tot zware mishandeling, dan wel de bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [ slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 31 december 2022
Alle verweten feiten spelen zich af in Den Haag. De volledige tekst van de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
In de periode van 22 december 2022 tot en met 27 december 2022 hebben er in Den Haag verschillende geweldsincidenten tussen jongeren plaatsgevonden. Het is begonnen op 22 december 2022 toen er een vechtpartij in de tram is ontstaan waarbij [slachtoffer 4] in zijn arm is gestoken. Als wraakactie is in de middag van 27 december 2022 [medeverdachte 1] naar het schoolplein van de [school] gelokt. Daar is hij vervolgens door een groep jongens in elkaar geslagen. Hierop volgend heeft er in de avond van 27 december 2022 een confrontatie plaatsgevonden bij supermarkt [medeverdachte 2] , waarbij [slachtoffer 5] is neergestoken.
In de strafzaak van de verdachte gaat het onder andere om de vechtpartij op het schoolplein van de [school] in Den Haag.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het onder 1 in zaak A ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 in zaak A ten laste gelegde, het in zaak B en C ten laste gelegde en het in zaak D primair ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte gepleit voor partiële vrijspraak van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde, partiële vrijspraak van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde voor zover het ziet op het levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen en vrijspraak van het in zaak D primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich met betrekking tot het in zaak B en in zaak D subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden. De raadsman heeft zich met betrekking tot het in zaak C ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Partiëlev
rijspraak zaak A feit 2 – medeplegen brandstichting
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld dat door het handelen van de verdachte (en medeverdachten) sprake is geweest van levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. Immers, het was Nieuwjaarsnacht en de school was vanwege de vakantie gesloten. Er was dus niemand in de school aanwezig en dat was ook redelijkerwijs niet te verwachten. Daarnaast hoefden de verdachte en zijn medeverdachten in die omstandigheden evenmin te verwachten dat er personen op dat tijdstip op de brand/ontploffing af zouden komen. Daarom kan in dit geval niet zonder meer worden gesteld dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest dat bijvoorbeeld toeschouwers zouden worden getroffen door - wat in het forensisch onderzoek wordt genoemd - “scherfafwerking.” De delictsbestanddelen “levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen” kunnen daarmee niet worden bewezen. De verdachte zal daarom van dit gedeelte worden vrijgesproken.
3.5
Bewijsmiddelen zaak A feit 2, zaak B en zaak C
De rechtbank zal voor feit 2 in zaak A, het feit in zaak B en het feit in zaak C met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Zaak A feit 2 – medeplegen brandstichting
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het [proces-verbaal] met het nummer [nummerreeks] , BVH-nummer [nummerreeks 2] , van Districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 432).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 maart 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , opgemaakt op 1 januari 2024 (p. 129-131);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 februari 2024 (p. 271-328).
Zaak B – bedreiging Geert Wilders
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks 3] , van de Politie Eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, afdeling generieke opsporing, met bijlagen (pagina 1 t/m 61).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 maart 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van G. Wilders , opgemaakt op 2 december 2020 (p. 7-10).
Zaak C - diefstal
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks 4] van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (pagina 1 t/m 54).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 maart 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , opgemaakt op 1 augustus 2023 (p. 10-14).
3.6
Bewijsmiddelen zaak A feit 1 en zaak D
De rechtbank heeft in bijlage II de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.7
Bewijsoverwegingen zaak A feit 1 – openlijke geweldpleging
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging is onder andere vereist dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De verdachte heeft bekend dat hij een aandeel heeft gehad in het openlijke geweld, gepleegd tegen de aangever [medeverdachte 1] . Hij heeft op het schoolplein van de [school] [medeverdachte 1] meerdere malen geschopt. Door de officier van justitie en de raadsman is aangevoerd dat niet alle geweldshandelingen aan de verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank komt tot een ander oordeel. Bij openlijke geweldpleging in vereniging gaat het in de kern om het met anderen plegen van geweld. Hierbij maakt het in beginsel niet uit wie welk geweld heeft gebruikt, zodat het geweld gepleegd door de medeverdachten ook voor rekening van de verdachte komt. De rechtbank is daarom van oordeel dat alle handelingen zoals deze ten laste gelegd zijn onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen zijn.
3.8
Bewijsoverwegingen zaak D – poging zware mishandeling
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat de verdachte niet het opzet had om de verbalisant [ slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 31 december 2022 vuurwerk heeft afgestoken in de richting van de verbalisanten [ slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte door het afsteken van het vuurwerk geprobeerd heeft om bij de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, of dat hij hen door het vuurwerk op hen te richten heeft bedreigd. Uit de verklaringen van de aangever [ slachtoffer 2] , maar ook uit de verklaring van de verdachte, blijkt dat de verdachte opzettelijk het vuurwerk op de verbalisanten heeft gericht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het afsteken van vuurwerk in de directe nabijheid van personen gemakkelijk kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel aan bijvoorbeeld de ogen, oren of handen. Ook de verdachte is zich, volgens zijn verklaring ter terechtzitting, bewust geweest van de risico’s die het op die manier afsteken van dergelijk vuurwerk met zich mee brengen. Door het gericht op de verbalisanten afsteken van vuurwerk heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel kon toebrengen aan (een van) de verbalisanten. Het primair ten laste gelegde kan om die reden wettig en overtuigend worden bewezen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
3.9
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Zaak A
1.
hij op 27 december 2022 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten op het schoolplein van de [school] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [medeverdachte 1] , door die [medeverdachte 1]
- meermalen onderuit te schoppen,
- meermalen tegen het hoofd en lichaam te schoppen,
- meermalen tegen het hoofd en lichaam te slaan,
- het geweld tegen die [medeverdachte 1] te filmen;
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten meerdere wonden en blauwe/beurse plekken op het hoofd en lichaam, voor die [medeverdachte 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 1 januari 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht door
- een aangestoken stuk (zwaar) vuurwerk, geplakt aan een fles met daarin een brandbare vloeistof en
- meerdere stuks aangestoken zwaar vuurwerk (onder andere nitraat, Cobra6 en/of XXL Thunderking),
in de [school] te gooien, terwijl daarvan in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te weten de [school] en de daarin aanwezige inboedel, te duchten was;
Zaak B
hij
op30 oktober 2020 te 's-Gravenhage, Geert Wilders (partijleider van [politieke partij] en namens deze partij fractieleider in de Tweede Kamer der Staten-Generaal) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door op Instagram, als reactie op een bericht van Wilders , via het Instagram-account 'zayddenhaaggg' een bericht te plaatsen met daarin de woorden: "Ik ga jou hele kanker tweedekamer opblaze eh missenkehba";
Zaak C
hij op 20 juli 2023 te 's-Gravenhage twee bakjes ijs, die aan [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak D
hij op 31 december 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [ slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen vuurwerk in de richting van die [ slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijk jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte kan instemmen met een voorwaardelijke jeugddetentie en het opleggen van de leerstraf So-Cool.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich aan meerdere strafbare feiten schuldig gemaakt. Zo heeft hij zich als twaalfjarige schuldig gemaakt aan de bedreiging van Geert Wilders , politicus en fractievoorzitter van een partij in de Tweede Kamer. De heer Wilders wordt al langere tijd door veelvuldige bedreigingen in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid geraakt. Door zijn uitlating heeft de verdachte ook een bijdrage geleverd aan deze beperking van die bewegingsvrijheid. Daarnaast kan bedreiging van een politicus - naast de gevolgen die het voor de persoonlijke levenssfeer heeft - een effect hebben op het democratisch proces en wordt om die reden als een zeer ernstig feit beschouwd.
Daarnaast heeft de verdachte zich als vijftienjarige schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging, poging tot zware mishandeling en een diefstal.
Allereerst wilde hij op 27 december 2022 samen met zijn vrienden wraak nemen voor een steekincident in de tram een paar dagen eerder waarbij een vriend in zijn arm is gestoken. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten het slachtoffer [medeverdachte 1] op het schoolplein van de [school] meerdere malen geschopt en geslagen tegen het hoofd en het lichaam. De verdachte heeft door op deze manier te handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [medeverdachte 1] . Dat [medeverdachte 1] geen aandeel heeft gehad in het steekincident in de tram, maakt dit nog erger. Tenslotte geldt dat als de verdachte en zijn medeverdachten de wraakactie op [medeverdachte 1] niet hadden ondernomen, de bijna noodlottige confrontatie in supermarkt [medeverdachte 2] vermoedelijk ook niet had plaatsgevonden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweldsincident zich in het openbaar, namelijk buiten op een schoolplein en op klaarlichte dag, afgespeeld. Deze gebeurtenissen hebben grote gevoelens van onveiligheid voor de wijkbewoners en breder dan de wijk met zich meegebracht.
Een paar dagen later heeft hij vuurwerk afgestoken richting twee verbalisanten. Hij had de verbalisanten hiermee ernstig kunnen verwonden. De verdachte mag van geluk spreken dat de verbalisanten oog- en oorbescherming droegen - zoals blijkt uit de slachtofferverklaring van [ slachtoffer 2] op de zitting - en dat zij niet gewond zijn geraakt. Uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen van de verbalisanten blijkt ook dat dit feit veel teweeg heeft gebracht en nog steeds brengt bij hen.
De verdachte heeft zich vervolgens, terwijl hij in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis liep, nog schuldig gemaakt aan de diefstal van twee bakjes ijs. Hiermee heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendom van andermans goederen, maar ook niet voor de door de rechter aan hem opgelegde voorwaarden.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een brandstichting in de [school] in Nieuwjaarsnacht. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een vuurwerkbom afgestoken en in de school gegooid. Er volgde een explosie waardoor er meerdere ruiten werden vernield en er brand in de school ontstond. Door de brand en de explosie is alle inventaris van de directiekamer en twee naastgelegen bergingen onbruikbaar. Daarnaast moesten het plafond en de vloerbedekkingen vervangen worden. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk. De kinderen die onderwijs volgen op de [school] konden na de kerstvakantie niet op een normale wijze naar school. De schade was enorm. Een school moet een veilige plek zijn voor kinderen. De verdachte heeft door zijn handelen dit gevoel van veiligheid aangetast.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 februari 2024. De verdachte is niet eerder veroordeeld, zodat het strafblad niet in zijn nadeel meeweegt
.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 29 februari 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de [ deskundige 1] ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het algemene recidiverisico hoog wordt ingeschat. Een grote zorg van de Raad is dat de verdachte het gezag van zijn moeder niet accepteert en veelal zijn eigen gang gaat. Hierdoor is er geen zicht op de verdachte, zijn vrienden en hun bezigheden. Hij is tot diep in de nacht buiten en heeft een omgekeerd dag- en nachtritme. Een andere zorg betreft de schoolgang. De verdachte is vanaf november/december 2023 niet meer naar school geweest. Met het wegvallen van school ontstaan er grote zorgen om de daginvulling van de verdachte. De komende periode is het belangrijk dat er dagbesteding komt voor de verdachte, zodat hij na zijn detentie een adequate invulling kan geven aan zijn dag. De Raad heeft daarnaast ook zorgen over de vaardigheden van de verdachte. De Raad maakt zich zorgen of de verdachte probleemsituaties kan herkennen en hiervan weg kan blijven of de juiste keuzes kan maken. Hij is impulsief en denkt doorgaans niet na over de gevolgen van zijn gedrag. Hij heeft baat bij duidelijke grenzen en regels en moet gevolgen van negatief gedrag ervaren om uiteindelijk tot verandering te kunnen komen.
De Raad is van mening dat begeleiding vanuit de jeugdreclassering noodzakelijk is. Binnen de jeugdreclasseringsmaatregel vindt de Raad het belangrijk dat er diagnostiek wordt ingezet vanuit De Waag, zodat er zicht komt op het functioneren van de verdachte. Het is daarnaast ook belangrijk dat hij meewerkt aan eventuele behandeling die nodig wordt bevonden. De Raad is van mening dat een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie hierbij passend is, wanneer de verdachte veroordeeld wordt. De Raad is van mening dat er een forse voorwaardelijke straf opgelegd moet worden als stok achter de deur. Om de verdachte betere keuzes te laten maken om weg te blijven uit risicovolle situaties, is de leerstraf So-Cool van 40 uren passend.
De [deskundige 2] , werkzaam bij Jeugdbescherming west, heeft ter zitting naar voren gebracht dat het belangrijk is dat De Waag met de verdachte aan de slag gaat. De verdachte heeft ter zitting openheid van zaken gegeven en dat biedt perspectief voor de behandeling.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. De rechtbank vindt het positief dat de verdachte op de zitting open heeft verklaard over de hiervoor genoemde bewezenverklaarde feiten. Dit geeft vertrouwen in het slagen van de nieuwe start die de verdachte na zijn detentie kan maken. In het nadeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte in een schorsing liep van zijn voorlopige hechtenis. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Hoewel voor de meeste bewezenverklaarde feiten afzonderlijk de genoemde oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf hebben, of in elk geval die mogelijkheid geven, acht de rechtbank, gelet op de aard, de ernst en de hoeveelheid van de feiten, het opleggen van jeugddetentie passend. Ook ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen. De verdachte is niet eerder veroordeeld en heeft al geruime tijd in voorlopige hechtenis gezeten. Een voorwaardelijke straf kan dienen als waarschuwing voor de verdachte. Ook kan de verdachte zich met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder ontwikkelen.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 160 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering zijn daarbij passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank, gezien de ernst van de feiten en de zorgen die er over de verdachte zijn, een taakstraf, bestaande uit de leerstraf So-Cool van 40 uren opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheidDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten openlijke geweldpleging en een poging tot zware mishandeling. Gelet op de ernst van de feiten en de rapportage van de Raad en hetgeen door de jeugdreclassering ter zitting naar voren is gebracht, waaruit naar voren komt dat het algemeen risico op recidive hoog is en dat de verdachte gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[De Haagse Scholen] , vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces ter zake van feit A-2. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 7.719,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op materiële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[ slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces ter zake van feit D. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [De Haagse Scholen] niet is onderbouwd. De benadeelde partij zal gelet hierop niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [ slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering geheel voor toewijzing vatbaar is, met vermeerdering van de wettelijke rente, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en het aantal dagen gijzeling op 0 te zetten.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [De Haagse Scholen] af te wijzen. De benadeelde partij heeft de schade onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [ slachtoffer 2] heeft de verdediging verzocht om deze vordering af te wijzen. De vordering is onvoldoende onderbouwd. De verdediging ontkent niet dat er sprake is van schade, maar de schade is niet te herleiden naar wat hem is overkomen. Er zijn meerdere incidenten geweest die hebben bijgedragen aan de schade. De gevorderde schade zal daarom in ieder geval gematigd moeten worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[De Haagse Scholen]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard aangezien bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
[ slachtoffer 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 december 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [ slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 157, 285, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1 en 2 primair, in zaak B, in zaak C en in zaak D primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.9 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
Zaak A:
1.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
2.
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Zaak B:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Zaak C:
diefstal
Zaak D:
poging tot zware mishandeling
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
160 (honderdzestig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. gedurende de proeftijd een zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
2. gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding van een jongerencoach, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
3. meewerkt aan diagnostiek en daarna eventueel behandeling vanuit De Waag;
4. een weekplanning maakt met zijn coach en/of jeugdreclasseerder en die ook nakomt;
5. zich onder elektronisch toezicht (met GPS) zal stellen, voor de duur van maximaal 6 maanden;
6. zal verblijven op zijn thuisadres van 20.00 uur tot 07.00 uur (avondklok), tenzij onder begeleiding van ouders, meerderjarige broers of zussen of een ander door de jeugdreclassering goed te keuren volwassen persoon, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht en met een maximale duur van 6 maanden;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
beveelt dat de bovengenoemde voorwaarden en het – op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten So-Cool, voor de duur van
40 (veertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
de vordering van de benadeelde partijen
verklaart de benadeelde partij
[De Haagse Scholen]niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij
[De Haagse Scholen]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[ slachtoffer 2]te betalen een bedrag van
€ 500,-(zegge:
vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[ slachtoffer 2]voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij
[ slachtoffer 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[ slachtoffer 2]te betalen
€ 500,-(hoofdsom, zegge:
vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Koole, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter,
en mr. S. van der Harg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maaart 2024