ECLI:NL:RBDHA:2024:4353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/09/623183 / FA RK 21-8952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling tussen man en minderjarige in het kader van intensieve behandeling

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 maart 2024, is het verzoek van de man om een omgangsregeling met de minderjarige afgewezen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de minderjarige onder behandeling is bij Yoep en dat hij zorgelijk gedrag vertoont, waaronder woede-uitbarstingen en zelfbeschadiging. De rechtbank oordeelt dat de draagkracht en draaglast van de minderjarige op dit moment worden overschreden indien hij omgang heeft met de man, zowel begeleid als onbegeleid. De weerstand van de moeder tegen de omgang heeft ook een negatieve impact op de minderjarige, wat de rechtbank zwaar laat wegen in haar beslissing.

De rechtbank heeft eerder, in een beschikking van 28 april 2022, vastgesteld dat de man niet de biologische of juridische vader is van de minderjarige, maar dat hij wel jarenlang als vaderfiguur heeft gefungeerd. Ondanks dit feit, en de wens van de man om een betekenisvolle rol in het leven van de minderjarige te spelen, is de rechtbank van mening dat het welzijn van de minderjarige voorop staat. De moeder heeft aangegeven dat de minderjarige geen omgang wil met de man en dat zij zich verzet tegen de omgang vanwege de behandeling van de minderjarige en zorgen over de drugsproblematiek van de man.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen en oordeelt dat de minderjarige in alle rust zijn behandeling bij Yoep moet kunnen voortzetten. De rechtbank ziet geen mogelijkheden voor een omgangsregeling, vooral omdat de moeder, als hoofdverzorgster, niet achter de omgang staat. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een raadsonderzoek, gezien de reeds aanwezige hulpverlening rondom de minderjarige. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank de emotionele toestemming van de moeder als essentieel beschouwt voor een omgangsregeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-8952
Zaaknummer: C/09/623183
Datum beschikking: 8 maart 2024 (bij vervroeging)

Omgang

Beschikking op het op 24 december 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. J.E. Smal in Castricum.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. D.J. Klock in Haarlem (voorheen: mr. R.W. de Gruijl in Rotterdam).

Procedure

Bij beschikking van 28 april 2022 van deze rechtbank – voor zover relevant –:
  • zijn partijen verwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het hulpverleningstraject Ouderschapsbemiddeling;
  • is bepaald dat [minderjarige] , vanaf de aanvang van het traject Ouderschapsbemiddeling,
  • 1e en 2e maand: elke zaterdag van 13.00 uur tot 17.00 uur;
  • 3e en 4e maand: elke zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
  • 5e en 6e maand: om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 12.00 uur;
  • 7e en 8e maand: om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur;
  • 9e en 10e maand: om de week van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur;
- is iedere verdere beslissing over de omgangsregeling pro forma aangehouden.
Bij beschikking van 10 maart 2023 van deze rechtbank – voor zover relevant –:
  • zijn partijen verwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan de hulpverleningstrajecten Ouderschapsbemiddeling en Omgangsbegeleiding;
  • is bepaald dat het contact tussen de man [minderjarige] onder regie van de hulpverleners van het Omgangsbegeleidingstraject zal plaatsvinden, waarbij er wordt gestart met wekelijks twee uur begeleide omgang en met een opbouw wordt toegewerkt naar onbegeleide omgang met (een) overnachting(en) bij de man. De opbouw, frequentie en duur van de omgangsmomenten zal onder regie van de hulpverleners van het Omgangsbegeleidingstraject worden bepaald;
  • is bepaald dat de moeder haar medewerking moet verlenen aan Ouderschapsbemiddeling en Omgangsbegeleiding, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke afspraak waar de moeder en/of [minderjarige] niet verschijnt, tot een maximum van € 5.000,-;
  • is iedere verdere beslissing over de omgangsregeling pro forma aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook van:
  • het F9-formulier van 14 september 2023 van de man;
  • het verslag van 11 oktober 2023 van Jeugdformaat;
  • het F9-formulier van 26 oktober 2023 van de man;
  • het F9-formulier van 1 november 2023 van de moeder;
  • het F9-formulier van 2 november 2023 van de man;
  • het F9-formulier van 5 december 2023 van de moeder, met bijlage;
  • het F9-formulier van 25 januari 2024 van de moeder, met bijlagen.
Op 15 februari 2024 is de behandeling op de zitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de man bijgestaan door zijn advocaat, de moeder bijgestaan door haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Namens de man zijn op de zitting pleitnotities overgelegd en voorgehouden.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat bij voornoemde beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen en beslist.
Bij beschikking van 28 april 2022 heeft de rechtbank al overwogen dat vaststaat dat de man niet de biologische of juridische vader is van [minderjarige] , maar dat hij wel jarenlang als vaderfiguur in zijn leven fungeerde tijdens de relatie van partijen en dat hij daarom in beginsel recht heeft op omgang met [minderjarige] . Na het beëindigen van de relatie tussen partijen in juli 2021 heeft tot oktober 2021 een uitgebreide omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] gelopen. Op 4 oktober 2021 heeft er een incident plaatsgevonden en sindsdien is de omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] eenzijdig door de moeder stopgezet. Partijen zijn vervolgens door de rechtbank verwezen naar het traject Ouderschapsbemiddeling om onder begeleiding van een professionele hulpverlener gesprekken te voeren om de onderlinge communicatie te verbeteren, om het vertrouwen in elkaar zoveel mogelijk te herstellen en om de vastgestelde voorlopige omgangsregeling te bespreken. De moeder heeft in juli 2022 om haar moverende redenen laten weten niet mee te zullen werken aan het traject Ouderschapsbemiddeling. Daardoor is ook de voorlopige omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] niet van start gegaan. In maart 2023 heeft de rechtbank partijen (opnieuw) verwezen naar het traject Ouderschapsbemiddeling en naar het traject Omgangsbegeleiding. Omdat er al geruime tijd geen omgang meer heeft plaatsgevonden, achtte de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat er wordt gestart met begeleide omgang, zodat [minderjarige] en de man de kans krijgen om weer aan elkaar te wennen en de moeder meer vertrouwen kan krijgen in het contact tussen de man en [minderjarige] . Ook achtte de rechtbank het nog steeds van belang dat partijen met elkaar om tafel gaan zitten om over en weer hun zorgen te bespreken en het vertrouwen in elkaar te vergroten.
Uit het verslag van Jeugdformaat, de uitvoerende hulpverleningsinstantie van de trajecten, volgt dat de man en de moeder beiden twee keer zijn gesproken en dat er contact is geweest met de school en de hulpverleners van [minderjarige] . Uit die gesprekken kwam naar voren dat de man [minderjarige] graag weer wil zien en uitkijkt naar de contactmomenten. De moeder wil niet meewerken aan het traject Ouderschapsbemiddeling, omdat zij geen contact met de man wil. Dit maakt dat [minderjarige] niet de ruimte kan of mag voelen om de man te zien. Jeugdformaat ziet onvoldoende ruimte om een bemiddelingstraject te starten, omdat daarvoor twee gemotiveerde opvoeders nodig zijn. Voor begeleide omgang adviseert Jeugdformaat een traject bij het Wilmahuis. Daar kan gedurende langere tijd begeleiding geboden worden, wat een nauwe samenwerking vergt met de hulpverlening vanuit Yoep, waar [minderjarige] wordt geholpen met het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden en zijn emotieregulatie.
De man wil dat de in de beschikking van 28 april 2022 vastgestelde voorlopige omgangsregeling nu definitief wordt vastgesteld. De man ziet [minderjarige] als zijn zoon en hij wil graag als bonusvader een betekenisvolle rol in het leven van [minderjarige] spelen. Volgens de man zijn er geen redenen om zijn verzoek tot omgang met [minderjarige] af te wijzen.
De moeder verzet zich op dit moment tegen het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] . Volgens de moeder is omgang contra-geïndiceerd, vanwege de behandeling van [minderjarige] bij Yoep. Ook geeft [minderjarige] zelf aan dat hij geen omgang wil met de man en heeft de moeder nog steeds zorgen over de drugsproblematiek van de man.
De rechtbank overweegt als volgt.
Anders dan de moeder van mening is, is de rechtbank nog steeds van oordeel dat de man tijdens de relatie van partijen een vaderfiguur voor [minderjarige] is geweest. Ook na het uiteengaan van partijen heeft er een aantal maanden frequent omgang plaatsgevonden tussen de man en [minderjarige] . Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van (de ontwikkeling van) [minderjarige] is dat hij omgang heeft en houdt met betekenisvolle personen in zijn leven, en dus in beginsel ook met de man. Desondanks acht de rechtbank het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] om onder de huidige omstandigheden een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] vast te stellen. [minderjarige] is onder behandeling bij Yoep en heeft gesprekken met een kinderpsycholoog. Uit het behandelplan van Yoep van 5 december 2023 blijkt dat [minderjarige] onder meer wordt geholpen met zijn emotieregulatie, ADHD en het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen die in zijn leven hebben plaatsgevonden, waaronder de ruzies tussen partijen in het verleden, maar ook de spanningen over de huidige rechtszaken die nog lopen over de omgangsregeling. Daarbij laat [minderjarige] zeer zorgelijk gedrag zien, met woede-uitbarstingen zowel thuis als op school, waarbij hij met spullen gooit, maar ook het zichzelf pijn doen door bijvoorbeeld zichzelf in het gezicht te slaan of een hand in een kaars te houden. Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat [minderjarige] op 14 februari 2024 is gestart met EMDR-therapie en dat nog onduidelijk is hoeveel EMDR-sessies er nog zullen plaatsvinden. Daarna krijgt [minderjarige] mogelijk ook nog schrijftherapie.
Mede gelet op het zorgelijke gedrag dat [minderjarige] vertoont, de achtergrond van het gedrag (die mede is gelegen in de ruzies tussen partijen in het verleden maar ook in het heden rond deze procedure) en de intensieve behandeling van [minderjarige] bij Yoep, acht de rechtbank het aannemelijk dat de draagkracht en draaglast van [minderjarige] op dit moment worden overschreden indien hij (onbegeleide of begeleide) omgang heeft met de man. Daar komt nog bij dat – wat de reden daarvan ook zij – de weerstand van de moeder tegen de omgang met de man een negatieve weerslag heeft op [minderjarige] . Dit volgt ook uit het behandelplan van Yoep. Hoewel de rechtbank omgang tussen de man en [minderjarige] dus belangrijk acht, moet dit naar het oordeel van de rechtbank niet voorgaan op het welzijn van [minderjarige] . [minderjarige] moet in alle rust zijn behandeling bij Yoep kunnen voortzetten en afronden. Daarnaast acht de rechtbank een omgangsregeling waar de moeder als hoofdverzorgster van [minderjarige] op dit moment niet achter staat, niet in het belang van [minderjarige] , omdat hij de emotionele toestemming van de moeder in de omgang met de man nodig heeft. De rechtbank begrijpt dat dit moeilijk is voor de man, die van [minderjarige] houdt als een eigen zoon en die [minderjarige] in ieder geval vanaf oktober 2021 niet meer heeft gezien en sindsdien voor een omgangsregeling aan het strijden is. De rechtbank ziet gelet op al het voorgaande echter geen mogelijkheden. Mede omdat deze procedure inmiddels al ruim twee jaar loopt, acht de rechtbank het niet aangewezen om de procedure in afwachting van de behandeling van [minderjarige] bij Yoep opnieuw aan te houden. De rechtbank zal de verzoeken van de man daarom afwijzen.
Gelet op voorgaande beslissing is oplegging van een dwangsom ook niet aan de orde en de rechtbank zal het verzoek van de man daartoe afwijzen. De rechtbank komt daarom ook niet toe aan een beoordeling van het subsidiaire verzoek van de moeder om een raadsonderzoek te gelasten. De rechtbank ziet overigens ook geen aanleiding voor een raadsonderzoek, omdat er al veel hulpverlening rondom [minderjarige] betrokken is en dit naar het oordeel van de rechtbank te belastend zou zijn voor [minderjarige] .

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.G. de Boer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 8 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!