In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 maart 2024, is het verzoek van de man om een omgangsregeling met de minderjarige afgewezen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de minderjarige onder behandeling is bij Yoep en dat hij zorgelijk gedrag vertoont, waaronder woede-uitbarstingen en zelfbeschadiging. De rechtbank oordeelt dat de draagkracht en draaglast van de minderjarige op dit moment worden overschreden indien hij omgang heeft met de man, zowel begeleid als onbegeleid. De weerstand van de moeder tegen de omgang heeft ook een negatieve impact op de minderjarige, wat de rechtbank zwaar laat wegen in haar beslissing.
De rechtbank heeft eerder, in een beschikking van 28 april 2022, vastgesteld dat de man niet de biologische of juridische vader is van de minderjarige, maar dat hij wel jarenlang als vaderfiguur heeft gefungeerd. Ondanks dit feit, en de wens van de man om een betekenisvolle rol in het leven van de minderjarige te spelen, is de rechtbank van mening dat het welzijn van de minderjarige voorop staat. De moeder heeft aangegeven dat de minderjarige geen omgang wil met de man en dat zij zich verzet tegen de omgang vanwege de behandeling van de minderjarige en zorgen over de drugsproblematiek van de man.
De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen en oordeelt dat de minderjarige in alle rust zijn behandeling bij Yoep moet kunnen voortzetten. De rechtbank ziet geen mogelijkheden voor een omgangsregeling, vooral omdat de moeder, als hoofdverzorgster, niet achter de omgang staat. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een raadsonderzoek, gezien de reeds aanwezige hulpverlening rondom de minderjarige. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank de emotionele toestemming van de moeder als essentieel beschouwt voor een omgangsregeling.