ECLI:NL:RBDHA:2024:4344
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding na strafdetentie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die van Nigeriaanse nationaliteit is. Eiser was gedurende drie weken in strafdetentie en heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000 had opgelegd, beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris bekend was met de einddatum van de strafdetentie en dat er een claimakkoord en een overdrachtsbesluit waren. De staatssecretaris had de feitelijke overdracht van eiser moeten regelen, maar is daar pas mee begonnen na de inbewaringstelling, waardoor de bewaring onnodig lang heeft geduurd. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van eiser uitvalt, aangezien de staatssecretaris geen belangen heeft gesteld en de bewaring onrechtmatig was. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, die is vastgesteld op € 1.230,- voor twaalf dagen. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.