ECLI:NL:RBDHA:2024:4325
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Letland
In de zaak tussen [naam verzoekster] als verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had beroep ingesteld tegen het besluit van 29 februari 2024, waarin verweerder had besloten de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling te nemen, omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvraag. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten totdat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak van dezelfde dag, met zaaknummer NL24.8131, heeft de rechtbank al beslist op het beroep dat verband houdt met dit verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.