ECLI:NL:RBDHA:2024:4306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
SGR 24/595
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een exploitatievergunning voor speelautomaten door de Kansspelautoriteit

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. die een casino exploiteert, tegen de afwijzing van haar aanvraag om een exploitatievergunning voor speelautomaten. De aanvraag werd door de Kansspelautoriteit afgewezen op 12 oktober 2023, en na een bezwaarprocedure bleef de afwijzing in stand. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij als in het bezit van een vergunning behandeld kan worden tot zes weken na de uitspraak op haar beroep.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 februari 2024 behandeld. Verzoekster stelt dat de afwijzing van de vergunning ernstige gevolgen heeft voor haar financiële positie, aangezien haar casino al vijf maanden gesloten is en leveranciers hun eigendomsrechten hebben ingeroepen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is, maar dat het verzoek om als in het bezit van een vergunning te worden behandeld te verstrekkend is. Er is twijfel over de eigendomsverhoudingen van de speelautomaten en de voorzieningenrechter heeft niet de overtuiging dat de vergunning in de bodemprocedure zal worden verleend.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek af, omdat het algemeen belang van het tegengaan van het gebruik van vergunningen voor strafbare feiten zwaarder weegt dan het belang van verzoekster om haar bedrijf voort te zetten. De uitspraak is gedaan op 11 maart 2024, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/595

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigden: mr. J.L. Vissers en mr. G.S. Billet),
en

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigden: mr. L.M. Greben, mr. drs. T. F. Prins en mr. E. Özdemir).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om een exploitatievergunning voor speelautomaten. [1]
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 oktober 2023 afgewezen. De voorzieningenrechter heeft eerder een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. [2]
1.2.
Met het bestreden besluit van 5 december 2023 op het bezwaar van verzoekster is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer: SGR 24/295) en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 februari 2024 op zitting behandeld. Namens verzoekster zijn verschenen: [naam] en haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoekster exploiteert een casino met speelautomaten. Aan verzoekster is op 5 september 2013 een exploitatievergunning verleend voor de duur van tien jaar. Verzoekster heeft op 27 juni 2023 een nieuwe exploitatievergunning aangevraagd. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Op basis van meerdere antecedenten stelt zij dat sprake is van slecht levensgedrag [3] en dat een ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. [4] Verzoekster is het daar niet mee eens. Bovendien is verweerder volgens haar uitgegaan van onjuiste informatie voor wat betreft de eigendomsverhoudingen ten aanzien van de speelautomaten. De speelautomaten zijn namelijk aan verzoekster verkocht onder eigendomsvoorbehoud. Vanwege de zeer ingrijpende gevolgen die de afwijzing met zich brengt, verzoekt zij de voorzieningenrechter te bepalen dat zij moet worden behandeld als ware zij in het bezit van een exploitatievergunning tot zes weken na de uitspraak op haar beroep.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening voldoende aanwezig. Het casino is inmiddels ruim vijf maanden gesloten en het is aannemelijk dat de financiële positie van verzoekster steeds verder verslechtert. Vanwege achterstallige betalingen zouden inmiddels meerdere leveranciers hun eigendomsvoorbehoud hebben ingeroepen en speelautomaten hebben teruggehaald. Alleen de speelautomaten van [bedrijfsnaam 1] B.V., dan wel [bedrijfsnaam 2] B.V. staan nog in het casino, maar ook die zullen op korte termijn worden teruggehaald als betaling uitblijft. Exploitatie van de speelautomaten wordt op die manier feitelijk onmogelijk. Daar komt bij dat de weigering mogelijk leidt tot intrekking van de aan verzoekster verleende schaarse aanwezigheidsvergunning voor de speelautomatenhal. [5]
5. Het verzoek om verzoekster te behandelen als zijnde in het bezit van een exploitatievergunning is echter zeer verstrekkend. Een dergelijk verstrekkend verzoek kan in beginsel dan ook alleen kan worden ingewilligd als de voorzieningenrechter op voorhand de overtuiging heeft dat de uitkomst in de bodemprocedure zal zijn dat de exploitatievergunning zal moeten worden verleend. De voorzieningenrechter heeft die overtuiging niet. Naast dat verzoekster al dan niet opzettelijk verschillende wettelijke bepalingen en vergunningsvoorschriften over een periode van negen jaar structureel heeft overschreden, is tijdens deze procedure twijfel gerezen over de vraag bij wie het eigendom van de speelautomaten ligt. Nu niet onomstotelijk vaststaat wie het eigendom over de in het casino aanwezige speelautomaten heeft, is het maar de vraag of verzoekster daarvoor (op korte termijn) een exploitatievergunning kan verkrijgen vergelijkbaar met de vergunning die inmiddels is verlopen. Hierbij is voorts van belang dat deze onduidelijkheid voor rekening en risico van verzoekster dient te blijven, nu het gaat om de speelautomaten die zij exploiteerde dan wel wederom wil exploiteren en zij hierover overeenkomsten met derden heeft gesloten. Voor zover de eigendomsverhoudingen anders zijn dan waar partijen vanuit gingen, kan dit daarom niet zonder meer leiden tot het oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig is geweest bij het nemen van het bestreden besluit. Bovendien is niet aannemelijk dat de verwijten die verweerder maakt aan het adres van verzoekster daarmee geheel van de baan zijn, zodat geen grond meer zou bestaan om de vergunning te weigeren.
6. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat het belang van verzoekster onvoldoende zwaarwegend is om alsnog tot een toewijzing van de gevraagde voorziening te kunnen komen. Weliswaar wordt de continuïteit van verzoekster ernstig bedreigd maar dat rechtvaardigt in dit geval nog geen toewijzing van de gevraagde verstrekkende voorziening. Het algemeen belang dat wordt gediend met het tegengaan dat vergunningen mede worden benut om strafbare feiten te plegen prevaleert in dit geval boven het belang van verzoekster om het bedrijf te kunnen voortzetten.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster geen speelautomaten mag exploiteren gedurende de beroepsprocedure. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
11 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 30h van de Wet op de kansspelen (Wok).
2.Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, van 16 november 2023, (ECLI:NL:RBDHA:2023:22035).
3.Zoals bedoeld in artikel 30i, tweede lid, sub b, van de Wok.
4.Zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
5.Zie de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent speelautomatenhal 2020.