Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had tegen het besluit van 5 maart 2024 beroep ingesteld, waarin verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling nam, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvraag. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak van dezelfde dag, in de zaak met nummer NL24.9335, heeft de rechtbank al beslist op het beroep dat verband houdt met dit verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.