Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is.
Tijdens de zitting op 15 maart 2024 is eiser, ondanks berichtgeving, niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. Eiser voerde aan dat hij onder slechte omstandigheden in Duitsland verbleef, zonder sanitaire voorzieningen of medische zorg, en dat hij geen vertrouwen had in de Duitse autoriteiten. Hij vreesde teruggestuurd te worden naar Algerije en stelde dat hij geen juridische bijstand had gekregen om zijn klachten in Duitsland te kunnen indienen.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van structurele tekortkomingen in de opvang in Duitsland, en dat hij niet had onderbouwd dat hij geen juridische bijstand kon krijgen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in beginsel mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat er geen reden was om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.