ECLI:NL:RBDHA:2024:4262

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
NL24.9335
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is.

Tijdens de zitting op 15 maart 2024 is eiser, ondanks berichtgeving, niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. Eiser voerde aan dat hij onder slechte omstandigheden in Duitsland verbleef, zonder sanitaire voorzieningen of medische zorg, en dat hij geen vertrouwen had in de Duitse autoriteiten. Hij vreesde teruggestuurd te worden naar Algerije en stelde dat hij geen juridische bijstand had gekregen om zijn klachten in Duitsland te kunnen indienen.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van structurele tekortkomingen in de opvang in Duitsland, en dat hij niet had onderbouwd dat hij geen juridische bijstand kon krijgen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in beginsel mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat er geen reden was om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9335

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland voor de behandeling daarvan verantwoordelijk is.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1971 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. De Duitse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat ten aanzien van Duitsland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang. Hij zat namelijk in een tent, zonder sanitaire voorzieningen of medische zorg. Daarnaast heeft hij geen vertrouwen in de Duitse autoriteiten, omdat hij vreest te worden teruggestuurd naar Algerije en hij loopt dus een risico op (indirect) refoulement. Ten slotte kan eiser niet klagen in Duitsland, omdat hij geen juridische bijstand heeft gekregen en hij niet weet waar hij zou moeten klagen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Verweerder mag in beginsel ten aanzien van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd. De stelling dat hij onder slechte omstandigheden in de opvang heeft verbleven is niet onderbouwd. Zijn verklaringen zijn hiervoor niet voldoende. Daarnaast heeft hij niet onderbouwd dat hij geen juridische bijstand heeft gekregen of kan krijgen in Duitsland. Bovendien heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij niet kan klagen bij eventuele problemen of dat de Duitse autoriteiten hem niet willen of kunnen helpen. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele systeemfouten, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of een overdracht in strijd is met het verbod op (indirect) refoulement. [4]
6. Er is overigens ook geen reden gebleken waarom verweerder de aanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich zou moeten trekken.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingewet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 12 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1376.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 29 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934.