Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank overweegt ten eerste dat dit artikel kan of kon worden ingeroepen in een administratieve rechtsgang. Daarom moet [de B.V.] in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Overigens heeft [de B.V.] niet specifiek gesteld dat één of meer van de besluiten die in deze procedure aan de orde zijn geweest, niet tijdig is genomen. De stelling van [de B.V.] richt zich immers niet op de afzonderlijke besluiten, maar op de totale (volgens haar te lange) periode die is verstreken gerekend vanaf de datum van aanvraag van betalingsrechten over 2015 (22 mei 2015) tot de datum van de herziene beslissing op bezwaar (11 september 2018, door [de B.V.] abusievelijk weergegeven als 11 september 2019). Het komt de rechtbank daarom voor dat de stellingen van [de B.V.] niet aansluiten op artikel 8:88 lid 1 sub c Awb.
€ 173 (plus de evt. verhoging zoals genoemd in het dictum)