ECLI:NL:RBDHA:2024:426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
NL23.8735
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eisers in verband met polygamie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor twee eisers, kinderen van een referent die in Nederland woont. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder de aanvragen voor de mvv's afgewezen, omdat de referent in een polygame situatie verkeert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent met meer dan één persoon tegelijkertijd door een huwelijk is verbonden en dat hij in Nederland samenleeft met een partner die niet de biologische of juridische ouder van de eisers is. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, die stelden dat de afwijzing in strijd was met artikel 8 van het EVRM, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging van de staatssecretaris terecht in het nadeel van de eisers uitviel, gezien de polygame situatie en de mogelijkheid voor de referent om het gezinsleven met de eisers in Somalië voort te zetten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvragen niet in strijd was met de wet en dat het beroep van de eisers ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8735

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser 1

V-nummer: [V-nummer 1]
en
[eiser 2], eiser 2
V-nummer: [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. P.J.T. de Kan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Inleiding

Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 februari 2023 het bezwaar van referent, [referent] , tegen de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eisers voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’, ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 op zitting behandeld. Daaraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder, referent en de tolk van referent (M.A. Bashir).

Beoordeling door de rechtbank

1. Eisers stellen dat zij de Somalische nationaliteit hebben en dat zij zijn geboren op [geboortedatum 1] 2003 (eiser 1) en [geboortedatum 2] 2005 (eiser 2). Referent heeft op 19 mei 2021 de aanvragen voor een mvv voor eisers ingediend. Eisers zijn de kinderen van referent en zijn eerste echtgenote, [naam echtgenote] , die in Somalië woont. Referent woont in Nederland samen met zijn tweede echtgenote, [naam tweede echtgenote] , en de kinderen die hij met haar heeft.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit de aanvragen afgewezen, omdat referent met meer dan één persoon tegelijkertijd door een huwelijk is verbonden en hij in Nederland samenleeft met één van de partners die niet de biologische of juridische ouder van eisers is. In het eerste (asiel)gehoor heeft referent namelijk verklaard dat hij op 5 mei 2000 is gehuwd met zijn eerste echtgenote en dat hij op 10 november 2003 is gehuwd met zijn tweede echtgenote. Verweerder heeft met het besluit van 3 april 2014 de mvv-aanvragen voor de tweede echtgenote van referent en hun kinderen ingewilligd en zij verblijven sinds 3 juli 2014 in Nederland. Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) is referent nog steeds gehuwd met zijn tweede echtgenote en leeft hij samen met haar en hun kinderen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat referent niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is gescheiden van zijn eerste echtgenote.
2.1.
Verweerder meent ook dat de afwijzing van de aanvragen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat de belangenafweging uitvalt in het nadeel van referent en eisers. Er is immers sprake van een polygame situatie. Verder hebben eisers nooit een verblijfsvergunning gehad in Nederland, verblijven zij sinds 2012 bij hun biologische moeder, zijn zij rekening houdende met hun leeftijd niet meer volledig afhankelijk van hun ouders voor hun dagelijkse verzorging, hebben zij in Somalië toegang tot onderwijs en medische zorg en kan referent hen vanuit Nederland financieel blijven ondersteunen. Verder kan het gezinsleven ook in Somalië worden uitgeoefend. Referent is immers ook afkomstig uit Somalië, waar hij eisers ook heeft bezocht. Ook is referent bekend met de taal en cultuur in Somalië en kunnen de jongere kinderen van referent die in Nederland zijn geboren zich met zijn hulp en toewijding aanpassen aan het leven in Somalië. De oudere kinderen van referent en de tweede echtgenote hebben ook in Somalië gewoond. Verder wijst verweerder erop dat referent het gezinsleven met eisers op dezelfde manier als nu kan voortzetten (telefonisch, via internet en bezoeken in Somalië).
Wat is het standpunt van eisers?
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij stellen dat de afwijzing van de aanvragen voor een mvv wel degelijk in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eisers stellen dat referent na de geboorte van eiser 2 in 2005 is gescheiden van zijn eerste echtgenote. De scheiding is mondeling uitgesproken met de buren als getuigen. De moeder van eisers kan niet meer voor hen zorgen, omdat de plek waar zij verblijven niet (meer) veilig is. Bovendien heeft zij onvoldoende financiële middelen om voor eisers te zorgen. Zij heeft dat ook schriftelijk bevestigd. Eisers betogen dat zij een positieve bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse maatschappij, omdat zij naar verwachting op korte termijn in aanmerking zouden kunnen komen voor betaalde arbeid (zij volgen op school vakken in het Engels). Voor referent zijn er volgens eisers objectieve belemmeringen om het gezinsleven in Somalië uit te oefenen. De oudere kinderen van referent die in Nederland wonen, verblijven hier namelijk al lange tijd: zij studeren hier en hebben hier hun sociaal netwerk. Bovendien is referent tot Nederland toegelaten als vluchteling. Eisers stellen dat daarom niet van referent kan worden verwacht dat hij permanent terugkeert naar Somalië.
Wat is het juridisch kader?
4. Uit artikel 3.16 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) volgt dat zolang de vreemdeling of de hoofdpersoon met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of partnerschap is verbonden, de verblijfsvergunning slechts wordt verleend aan één echtgenoot, geregistreerd partner of partner tegelijkertijd, en ook aan de uit die vreemdeling geboren minderjarige kinderen.
5. Uit paragraaf B7/3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) volgt dat als de referent met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of (geregistreerd) partnerschap is verbonden, verweerder op grond van artikel 3.16 van het Vb 2000 geen verblijfsvergunning verleent aan het minderjarige biologische of juridische kind van de referent als sprake is van één van de volgende omstandigheden:
  • de referent in Nederland leeft met één van de partners én deze partner is niet de biologische of juridische ouder van het minderjarige kind; of
  • de referent in Nederland leeft samen met een kind dat is geboren uit een andere relatie dan die tussen de biologische of juridische ouders van het minderjarige kind.
Polygamie
6. De rechtbank is om te beginnen van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat referent met meer dan één persoon tegelijkertijd door een huwelijk is verbonden en dat hij in Nederland samenleeft met één van de partners die niet de biologische of juridische ouder van eisers is (met andere woorden: dat er sprake is van polygamie).
6.1.
In het eerste (asiel)gehoor heeft referent verklaard dat hij op 5 mei 2000 is gehuwd met zijn eerste echtgenote en dat hij op 10 november 2003 is gehuwd met zijn tweede echtgenote. Referent heeft ook erkend dat hij ten tijde van het aangaan van het huwelijk met zijn tweede echtgenote gehuwd was met de eerste echtgenote. Op dat moment was dus sprake van een polygaam huwelijk.
6.2.
Referent stelt zich echter op het standpunt dat hij nadien van de eerste echtgenote is gescheiden. Die scheiding is volgens hem mondeling uitgesproken, met de buren als getuigen. Bewijs daarvan heeft eiser niet overgelegd. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht overwogen dat eiser de scheiding van de eerste echtgenote niet aannemelijk heeft gemaakt. Tijdens de zitting heeft referent opgemerkt dat hij geen documenten van de scheiding heeft, omdat een dergelijke administratie in Somalië ontbreekt. Hoewel de rechtbank zich gelet op de situatie in Somalië kan voorstellen dat het voor referent lastig is om aan te tonen dat hij daadwerkelijk is gescheiden, is dit geen reden om het standpunt van verweerder niet te volgen. Daarbij hecht de rechtbank er waarde aan dat referent eerder niet eenduidig en consistent heeft verklaard over de scheiding. Daargelaten de wisselende verklaringen van referent over de geboortedata van eisers – namelijk [geboortedatum 1] 2002 dan wel [geboortedatum 1] 2003 voor eiser 1, en [geboortedatum 2] 2003 dan wel [geboortedatum 2] 2005 voor eiser 2 – heeft referent in het eerste (asiel)gehoor verklaard dat hij in mei 2003 is gescheiden toen de eerste echtgenote zwanger was van eiser 2. Dit standpunt is herhaald in het antwoord van referent op vragen van verweerder naar aanleiding van de aanvragen voor een mvv die in deze procedure aan de orde zijn. Daartegenover staat dat referent tijdens de hoorzitting over het bezwaar tegen de weigering van de mvv’s en in de beroepsgronden heeft gesteld dat hij pas na de geboorte van [eiser 2] is gescheiden. De rechtbank ziet ook daarom onvoldoende reden om bij gebreke van bewijs van de scheiding van de eerste echtgenote, af te gaan op de enkele bewering van eiser dat die scheiding daadwerkelijk – op enig moment – heeft plaatsgehad.
6.3.
Nu verweerder op verzoek van referent een verblijfsvergunning heeft verleend aan de tweede echtgenote en hun kinderen, en referent blijkens de BRP nog steeds is gehuwd met haar en samenleeft met haar en hun kinderen, volgt uit artikel 3.16 van het Vb 2000 en paragraaf B7/3.2.6 van de Vc 2000 dat aan eisers geen verblijfsvergunning wordt verleend.
6.4.
Eisers richten zich in beroep ook tegen de volgende opmerking in het bestreden besluit:

Dezerzijds is de conclusie gerechtvaardigd dat u het destijds heeft willen doen voorkomen dat uw eerste huwelijk al voor de geboorte van [eiser 2] was verbroken met enig oogmerk de polygame situatie te maskeren aangezien dit gevolgen heeft voor de beoordeling van toekomstige aanvragen om gezinshereniging.
De rechtbank begrijpt met eisers de toegevoegde waarde van deze nogal stellige opmerking van verweerder niet, maar dat doet niet af aan het hiervoor gegeven oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het Vb 2000 en de Vc 2000 zich verzetten tegen verlening van mvv’s voor eisers.
De belangenafweging
7. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verweerder niettemin aan eisers een mvv had moeten verlenen vanwege het recht van referent op eerbiediging van zijn gezins- en familieleven als bedoeld in artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
7.1.
In het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd dat referent gezinsleven heeft met eisers, maar dat dit niet betekent dat zij daarom recht hebben op verblijf in Nederland. Verweerder moet immers het belang van referent om zijn gezinsleven in Nederland uit te kunnen oefenen, afwegen tegen het belang van de Nederlandse staat om regels voor de toelating en het verblijf van vreemdelingen te kunnen gebruiken en het economisch welzijn, de openbare orde, de rechten en vrijheden van anderen en de volksgezondheid te kunnen beschermen. De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dat het geval is, of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechtbank enigszins terughoudend moet zijn.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de belangenafweging zwaar mocht meewegen dat er sprake is van polygamie, omdat polygamie naar algemene in Nederland heersende maatschappelijke opvattingen in strijd is met de goede zeden en de openbare orde, en ook niet in het belang van de kinderen wordt geacht. Daarom is er voor de Nederlandse staat een zwaarwegend belang om het faciliteren van polygamie in Nederland tegen te gaan. Daarbij speelt voor de rechtbank mee dat eisers gezien hun leeftijd – als gesteld ten tijde van het nemen van het primaire besluit respectievelijk 18 en 17 jaar – niet meer volledig afhankelijk zijn van hun ouders voor hun dagelijkse verzorging. Over de algemene veiligheidssituatie in Somalië heeft verweerder terecht opgemerkt dat het invoelbaar is dat referent zich zorgen maakt over het welzijn van eisers, gelet ook op de verwonding van eiser 1 door een ontploffing, maar dat dit niet betekent dat hij daarom recht heeft op verblijf in Nederland. De rechtbank begrijpt dat het niet de voorkeur is van referent om met zijn hele gezin naar Somalië te verhuizen, nu zij al sinds 2014 in Nederland wonen. Tegelijk is de rechtbank met verweerder van oordeel dat referent zijn gezinsleven met eisers ook op dezelfde manier kan voortzetten zoals hij dat tot nu toe heeft gedaan door middel van telefoon, internet en bezoek. In dat kader merkt de rechtbank op dat verweerder ter zitting heeft uitgelegd dat aan referent een verblijfsvergunning is verleend op basis van de algemene situatie in Somalië destijds.
7.3.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de belangenafweging in het voordeel van eisers had moeten laten uitvallen. Dit betekent dat de weigering van de mvv’s voor eisers niet in strijd is met artikel 7 van het Handvest.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvragen van referent voor een mvv voor eisers standhoudt.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M.J. Caris, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 16 januari 2024
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.