ECLI:NL:RBDHA:2024:4256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
NL24.10641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser was in vreemdelingenbewaring geplaatst op 20 december 2023 en heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 18 maart 2024 is gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 3 januari 2024. De beoordeling van het voortduren van de maatregel is dus beperkt tot de periode na deze datum. Eiser heeft aangevoerd dat hij al drie maanden in bewaring zit zonder vooruitgang in zijn zaak, en dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Verweerder heeft voldoende voortvarend gehandeld door herhaaldelijk contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten en gesprekken met eiser te voeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zelf niet actief meewerkt aan zijn uitzetting en dat zijn passieve houding een voortvarende uitzetting in de weg staat. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10641

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 20 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 18 maart 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1993 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 5 januari 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 3 januari 2024, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode sinds 3 januari 2024 van belang.
4. Eiser voert aan dat hij nu al drie maanden in vreemdelingenbewaring verblijft en dat er geen enkele beweging lijkt te zitten in het onderzoek van verweerder. Er is al drie keer een rappel verzonden naar de Marokkaanse autoriteiten, maar daarop is geen antwoord gekomen. Gelet daarop vraagt eiser zich af of nog sprake is van zicht op uitzetting en hoeveel lp’s [3] er door de Marokkaanse autoriteiten dit jaar zijn verstrekt. Verder voert eiser aan dat hij inmiddels bereid is om mee te werken aan zijn terugkeer naar zijn land van herkomst, maar dat hem niet duidelijk is wat precies van hem wordt verwacht.
5. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn ontbreekt. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat in het algemeen het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [4] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. De verstreken tijd sinds het indienen van de lp-aanvraag leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten in eisers geval een lp zullen afgeven.
6. Verder blijkt uit de voortgangsrapportage dat verweerder driemaal heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten sinds 3 januari 2024 en twee vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd. Daarmee handelt verweerder voldoende voortvarend. Hoewel eiser stelt dat hij bereid is mee te werken aan zijn uitzetting, volgt uit de verslagen van de vertrekgesprekken van 10 januari 2024 en 15 februari 2024 dat eiser niet wil terugkeren naar Marokko en zelf geen actie onderneemt om zijn uitzetting te bespoedigen. Voor zover het eiser niet duidelijk is welke acties hij kan ondernemen, dient hij zich te wenden tot verweerder. Door zijn passieve houding staat eiser zelf aan een voortvarende uitzetting in de weg.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.NL23.40219.
3.Laissez-passer.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).