Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam]
V-nummer: [nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een man van Russische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 8 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een andere zaak, met nummer NL23.34237, aanhangig was waarin de rechtbank al een uitspraak had gedaan op het beroep van verzoeker.
Aangezien de bodemzaak al was behandeld en er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Wel heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,00, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.