ECLI:NL:RBDHA:2024:4245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een Somalische eiser met betrekking tot geloofwaardigheid en veiligheid bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Somalische nationaliteit, diende op 21 oktober 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de staatssecretaris op 5 februari 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 13 maart 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag onvoldoende gemotiveerd is. Eiser heeft verklaard dat hij door Al-Shabaab is bedreigd nadat hij weigerde explosieven te vervoeren. De staatssecretaris heeft echter niet voldoende onderbouwd waarom de verklaringen van eiser over zijn ervaringen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris ten onrechte aannam dat het kauwen van qat door eiser op het moment van de bedreiging zijn geloofwaardigheid ondermijnt. Ook de argumenten van de staatssecretaris over de veiligheid van eiser bij terugkeer naar Somalië worden door de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd beschouwd.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om de asielaanvraag opnieuw te beoordelen, met inachtneming van de uitspraak. Eiser krijgt tevens een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige en gemotiveerde beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waar de geloofwaardigheid van de verklaringen van de aanvrager ter discussie staat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5059

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Anik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 21 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 5 februari 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van zijn beroepsgronden.
3. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993. Hij legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser was in Somalië werkzaam als chauffeur en is door Al-Shabaab benaderd om explosieven te vervoeren. Dit wilde eiser niet doen, dus hij heeft besloten de explosieven in zee te gooien. Hierna werd hij bedreigd door Al-Shabaab. Verder is eiser ook gediscrimineerd vanwege zijn Drogbo etniciteit.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. discriminatie vanwege Drogbo-etniciteit;
3. eiser heeft als chauffeur een zak met explosieven moeten vervoeren voor Al-Shabaab en deze in zee gedumpt.
De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook wordt de discriminatie vanwege de Drogbo-etniciteit geloofwaardig geacht. Maar het wordt niet geloofwaardig geacht dat eiser als chauffeur een zak met explosieven heeft moeten vervoeren voor Al-Shabaab en dat hij deze vervolgens in zee heeft gedumpt. Verder kan eiser op grond van de geloofwaardig geachte elementen niet worden aangemerkt als vluchteling en loopt hij ook geen reëel risico op ernstige schade.
6. Eiser is het niet eens met dit besluit en voert, kort samengevat, aan dat relevant element drie wel geloofwaardig bevonden had moeten worden en dat hij niet veilig terug kan keren naar Marka, de stad waar hij woonde voordat hij uit Somalië vertrok. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen het standpunt van de staatssecretaris dat eiser vanwege zijn identiteit, nationaliteit, herkomst en de discriminatie niet aangemerkt kan worden als vluchteling of het risico loopt op ernstige schade. Dit zal de rechtbank dus onbesproken laten.
Geloofwaardigheid relevant element drie
7. Eiser betoogt dat geloofwaardig moet worden geacht dat hij voor Al-Shabaab een zak met explosieven heeft moeten vervoeren en deze vervolgens in zee heeft gegooid. De staatssecretaris heeft hierbij namelijk onterecht aangenomen dat eiser op de avond dat twee mannen van Al-Shabaab bij hem thuis voor de deur stonden, qat aan het kauwen was. Dit is namelijk niet het geval. Eiser bedoelde dat hij in het algemeen een qat kauwer is.
Verder heeft eiser verklaard over waarom Al-Shabaab hem pas na twee dagen telefonisch probeerde te contacteren, dit kwam omdat eiser zijn telefoon twee dagen heeft uit laten staan. Ook wijst eiser erop dat Al-Shabaab niet één enkele handelswijze heeft. Dit kan verklaren waarom zij eiser niet eerder fysiek hebben opgezocht. Eiser verwijst hierbij naar een artikel uit A&MR 2024. [1]
Ook werpt de staatssecretaris onterecht tegen dat eiser niet zou hebben gevraagd naar de veiligheid van zijn familie. Dit is onjuist. Eiser heeft antwoord gegeven op de vraag of zijn familie uiteindelijk de deur open heeft gedaan voor de mannen van Al-Shabaab. Er is hierbij door de staatssecretaris niet gevraagd of eiser heeft gevraagd naar de veiligheid van zijn familie.
Met betrekking tot de collega van eiser merkt eiser nog op dat hij niet heeft verklaard dat de ouders van zijn collega contact hebben opgenomen met zijn moeder. Zij kwamen elkaar tegen op de markt en daar hoorde zijn moeder dat de collega van eiser overleden was. De moeders kenden elkaar omdat zij elkaar een keer in het ziekenhuis hebben ontmoet, omdat eiser daar toen lag. Ook is het niet vreemd dat eiser de volledige naam van zijn collega niet wist, omdat geen aanleiding was om dat te vragen. Zij zagen elkaar meestal alleen op de taxistandplaats, daar werd zijn collega bij zijn bijnaam genoemd en zeiden ze elkaar alleen gedag.
Tot slot zijn de verklaringen rondom het broertje van eiser, waar de staatssecretaris naar verwijst in het voornemen, niet tegenstrijdig.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat niet te volgen is dat Al-Shabaab pas na twee dagen actie heeft ondernomen door eiser te bellen en vervolgens fysiek op te zoeken. Hoewel uit het overgelegde artikel blijkt dat Al-Shabaab meerdere handelswijzen heeft, gaat het in het artikel over afpersing en rekrutering. In geval van eiser gaat het om het vervoeren van bommen en munitie. Zoals de staatssecretaris terecht heeft gesteld, zijn dit waardevolle spullen voor Al-Shabaab en lopen zij het risico dat, als deze spullen in handen vallen van de overheid of de Afrikaanse Unie, deze munitie ook tegen hen gebruikt kan worden. Hierdoor is het niet aannemelijk dat Al-Shabaab twee dagen gewacht heeft met het (fysiek) contact opnemen met eiser wanneer zij weten dat de explosieven en munitie niet bij de ontvanger zijn aangekomen. Dit heeft de staatssecretaris ook zwaar mogen meewegen in zijn geloofwaardigheidsoordeel.
Verder heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij niet gevraagd heeft of de deur nog open is gedaan voor de mannen van Al-Shabaab. Dit had wel van eiser verwacht mogen worden, aangezien hij vreesde voor deze mannen en hij zelf voor hen gevlucht is. Niet valt in te zien waarom hij dan vervolgens niet meteen vraagt of de deur voor deze, in zijn ogen gevaarlijke, mannen is opengedaan.
Ook heeft de staatssecretaris niet ten onrechte gesteld dat niet kan worden gevolgd dat eiser in het nader gehoor aangeeft dat hij niet weet hoe zijn moeder en de familie van zijn overleden collega elkaar kennen, maar vervolgens in beroep aangeeft dat zij elkaar ontmoet hebben toen eiser in het ziekenhuis lag. Eiser heeft hier onduidelijk over verklaard. Hij heeft hierover namelijk het volgende verklaard: [2]

Hoe wist uw moeder dat Al-Shabaab verantwoordelijk was voor de dood van de
bijrijder?
Zij hebben dat kenbaar gemaakt.
Hoe precies?
Ze hebben dat aan zijn familie verteld. Dat ze hun zoon hadden vermoord. Ze
hebben ook verteld waarom ze hem hadden vermoord. Daarna is de familie
van de bijrijder mijn moeder op de hoogte gebracht dat hun zoon werd
vermoord en waarom hij werd vermoord.
Kende uw moeder de familie van de bijrijder en de bijrijder?
Het is niet zo dat ze vrienden van elkaar waren, maar Marka is niet een grote
stad. Je kent wel wiens zoon de bijrijder is.
U verklaarde eerder dat u [naam 1] alleen van werk kende. U verklaarde ook dat
u zijn naam niet wist en dat u zijn bijnaam alleen kende, ondanks dat u sinds
2018 met hem werkte. Nu zegt u dat de familie van de bijrijder uw moeder
heeft ingelicht. Dit vind ik moeilijk te volgen.
Ik had alleen over mijn bijrijder. Ik weet niet of ze elkaar kende en hoe ze
elkaar kende. Dat kan ik niet verklaren.
Kende ze elkaar?
Dat weet ik niet. Ik weet niet of ze elkaar kenden en of ze elkaar kenden. Mijn
moeder vertelde mij dat de bijrijder was vermoord. Toen ik dat vragen, zei ze
dat de familie dat had verteld.
En vroeg u niet hoe uw moeder de familie kende?
Nee.”
Eiser heeft dus eerst verklaard dat zijn moeder en de familie van zijn collega elkaar kenden omdat Marka geen grote stad is, vervolgens verklaart hij dat hij niet weet of ze elkaar kennen en in beroep brengt eiser naar voren dat ze elkaar hebben ontmoet in het ziekenhuis. Deze verklaringen heeft de staatssecretaris ongerijmd mogen vinden. Daarbij komt dat eiser niet heeft uitgelegd waarom hij hier ongerijmd over heeft verklaard.
7.2.
De rechtbank is echter van oordeel dat de staatssecretaris aspecten in zijn geloofwaardigheidsoordeel heeft betrokken die niet gevolgd kunnen worden. Dat licht de rechtbank hierna toe.
7.3.
De rechtbank is namelijk ten eerste van oordeel dat de staatssecretaris het kauwen van qat onvoldoende gemotiveerd aan eiser heeft tegengeworpen. De staatssecretaris heeft wel terecht gesteld dat eiser op de avond dat de mannen van Al-Shabaab aan de deur stonden qat aan het kauwen was. Hij heeft hier namelijk het volgende over verklaard:

U vlucht door het zien van twee mannen. U gaat het dak op, springt over
huizen en breekt u vingers. Hoezo bent u hiermee niet bezig en vraagt u
achteraf niet wie het waren, als u bent gevlucht voor deze mannen?
Ik zal het even uitleggen. Ik was de laatste die wakker was. Iedereen was aan
het slapen. Ik ben iemand die qad bladeren kauwt. Daar was ik mee bezig.
Toen werd er aangeklopt. Ik ben naar het dak gevlucht en ben verder gegaan.
Volgende dag is mijn tante van mijn moederskant gaan informeren dat ik die
nacht naar haar was gevlucht. Vervolgens ben ik kort erna uitgereisd uit mijn
woonplaats. Vandaar dat ik niet bezig ben geweest met de mannen.” [3]
Uit deze verklaring heeft de staatssecretaris mogen afleiden dat eiser op die avond qat aan het kauwen was. Echter heeft de staatssecretaris niet voldoende gemotiveerd waarom dit tegenstrijdig is met de verklaring van eiser dat hij was geschrokken door het dreigende telefoontje van Al-Shabaab. [4] Gelet op het gebruik van qat in de cultuur van Somalië en de effecten van het kauwen van qat is het wellicht niet vreemd dat eiser, ondanks dat hij vreesde voor Al-Shabaab en bezig was met zijn komende vertrek, op dat moment qat aan het kauwen was. De staatssecretaris heeft niet betwist dat het gebruikelijk is in Somalië om qat te kauwen en dat het effect van qat, onder andere, is dat je er minder vermoeid van wordt. De gemachtigde van de staatssecretaris kon op de zitting niet nader toelichten waarom het qat kauwen op die avond maakte dat eiser niet tegelijkertijd bezig kon zijn met zijn vertrek.
Verder heeft de staatssecretaris onterecht geconcludeerd dat eiser niet heeft gevraagd naar de veiligheid van zijn familie. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de staatssecretaris hier geen vragen over heeft gesteld, maar dat de staatssecretaris deze conclusie trekt uit de verklaring van eiser dat hij niet gevraagd heeft of de deur voor de mannen van Al-Shabaab nog open is gedaan door zijn familie. Hoewel inderdaad van eiser verwacht had mogen worden dat hij zou vragen aan zijn familie of de deur nog open is gedaan, gaat de conclusie uit zijn verklaring dat hij niet bezig is geweest met de veiligheid van zijn familie te ver. Het enkel niet hebben gevraagd naar of de deur wel of niet open is gedaan, maakt namelijk niet dat eiser niet bezig is geweest met de veiligheid van zijn familie.
Ook heeft de staatssecretaris onterecht tegengeworpen dat eiser de volledige naam van zijn overleden collega niet kende. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser heeft aangegeven dat hij zijn collega vooral bij de taxistandplaats zag en dat de collega daar altijd met zijn bijnaam werd aangesproken. In dit licht is het niet vreemd dat eiser de volledige naam niet weet. Daarnaast heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd hoe het niet weten van de volledige naam van deze collega afdoet aan de geloofwaardigheid van het relevante element. Het niet weten van de volledige naam zegt namelijk niet iets over de gestelde problemen van eiser met Al-Shabaab.
Tot slot heeft de staatssecretaris de verklaringen omtrent het broertje van eiser onterecht tegenstrijdig gevonden. Eiser heeft hier namelijk het volgende over verklaard:
“Wanneer is uw broertje meegenomen?
Ik was in Turkije toen ik meegenomen werd. Ze zijn meerdere keren langgewenst bij mijn moeder. Daarna hebben ze [naam 2] meegenomen. Ze zeiden tegen mijn moeder, zodra je andere zoon terugkomt, laten we [naam 2] vrij.” [5]
“Wanneer heeft uw gezin voor het laatst iets gehoord over [naam 2] ?
Toen hij meegenomen werd, heeft ze er niets van gehoord. Zij is toen naar Jilib Marka gegaan. Ze heeft bij Al-Shabaab geïnformeerd. Ze heeft toen te horen gekregen dat zodra je andere zoon niet hier is, we [naam 2] niet vrijlaten.” [6]
De staatssecretaris is er hierbij vanuit gegaan dat eiser op pagina 26 verklaart dat op het moment dat zijn broertje bij hen thuis werd meegenomen, door Al-Shabaab is gezegd dat ze hem vrij zouden laten als eiser terug zou komen en dat eiser vervolgens, op pagina 27, verklaart dat dit pas gezegd is toen zijn moeder in Marka naar Al-Shabaab toe is gegaan. Echter kan uit de verklaring op pagina 26 van het nader gehoor niet worden afgeleid dat het moment dat het broertje van eiser bij hen thuis werd meegenomen, hetzelfde moment was als het moment dat tegen de moeder van eiser werd gezegd dat ze hem zouden vrijlaten op het moment dat eiser zou terugkomen. Daarbij komt dat de gemachtigde van eiser op zitting heeft toegelicht dat zowel op het moment dat het broertje van eiser werd meegenomen, als toen zijn moeder naar Al-Shabaab is toegegaan, tegen haar is gezegd dat het broertje van eiser zou worden vrijgelaten als eiser zou terugkomen. De rechtbank ziet in deze verklaringen daarom ook geen tegenstrijdigheid.
7.4.
Gelet op hetgeen onder 7.2 en 7.3 is overwogen, acht de rechtbank het besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om dit gebrek te passeren of de rechtsgevolgen in stand te laten. De staatssecretaris zal namelijk het asielrelaas van eiser opnieuw moeten beoordelen en het besluit nader moeten motiveren. Hierbij zal hij aan moeten geven hoe alles in samenhang maakt dat relevant element drie niet geloofwaardig is.
Ernstige schade
8. Eiser betoogt dat Marka, de stad waar hij vandaan komt, niet veilig is. De staatssecretaris heeft in dit kader gewezen op pagina 92 van het Algemeen Ambtsbericht over Somalië van juni 2023 (ambtsbericht), terwijl het ambtsbericht maar uit 91 pagina’s bestaat en daarnaast wordt er in het ambtsbericht niet gesproken over hetgeen waar de staatssecretaris naar verwijst. Er wordt in het ambtsbericht juist gezegd dat Al-Shabaab grote delen van de landelijke gebieden in South-West State behield. [7] Ook betoogt eiser dat zijn veiligheid op de reis tussen Mogadishu en Marka niet kan worden gegarandeerd. Uit de passage uit het ambtsbericht waar de staatssecretaris naar verwijst kan namelijk niet worden afgeleid dat de bootverbinding ook voor burgers is. In het ambtsbericht staat namelijk dat de bootverbinding wordt gebruikt voor ambtenaren en militairen. Daarbij komt dat eiser destijds met een smokkelaar Somalië ontvlucht is en toen een route heeft gebruikt. Hoe de routes nu zijn, is daarom onduidelijk. Hier dient de staatssecretaris onderzoek naar te doen.
8.1.
De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat eiser bij terugkeer naar Somalië geen risico loopt op ernstige schade, omdat Marka gecontroleerd wordt door de overheid en eiser met een bootverbinding van Mogadishu naar Marka kan reizen. De staatssecretaris heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat de verwijzing naar pagina 92 van het ambtsbericht een verschrijving is geweest en dat verwezen had moeten worden naar pagina 91. Uit pagina 91 blijkt dat Marka onder controle staat van de overheid, zoals ook te lezen is op pagina 13 van het ambtsbericht. Ook kan eiser, gelet op het ambtsbericht, veilig naar Marka reizen. Dat uit het ambtsbericht zou blijken dat de bootverbinding tussen Mogadishu en Marka enkel gebruikt kan worden door ambtenaren en militairen, volgt de rechtbank niet. In het ambtsbericht staat namelijk:
“Volgens een van de bronnen maakten voornamelijk ambtenaren en militairen
gebruik van de bootverbinding, om de aanwezigheid van Al-Shabaab op de
wegen tussen Mogadishu en Marka te ontlopen.” [8]
Hieruit volgt enkel dat de bootverbinding vooral gebruikt wordt door ambtenaren en militairen, maar niet dat deze bootverbinding niet gebruikt zou kunnen worden door burgers. Zoals de staatssecretaris in zijn verweerschrift heeft toegelicht, is het niet vreemd dat benadrukt wordt dat deze bootverbinding voornamelijk door ambtenaren en militairen wordt gebruikt, omdat zij vaak het doelwit zijn van Al-Shabaab. [9] Daarnaast blijkt uit het ambtsbericht ook dat er tijdens de verslagperiode geen aanvallen zijn uitgevoerd op deze bootverbinding. [10]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep van eiser is gegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd en de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Er zijn verder geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel van Marije Jongejan in A&MR 2024-1, ‘Is de werkwijze van de Somalische Al-Shabaab eenduidig?’
2.Pagina 24 en 25 NG.
3.Pagina 21 NG.
4.Pagina 6 NG.
5.Pagina 26 NG.
6.Pagina 27 NG.
7.Hierbij wijst eiser op pagina 13 van het ambtsbericht.
8.Pagina 48 van het ambtsbericht.
9.Hierbij wijst de staatssecretaris op pagina 20 en 21 van het ambtsbericht.
10.Pagina 48 van het ambtsbericht.