ECLI:NL:RBDHA:2024:423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
09-116437-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 17 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 81-jarige verdachte die op 16 januari 2023 in Leiderdorp een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met haar auto over de Van der Valkboumanweg en verleende geen voorrang aan een overstekende fietser, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, ondanks dat het zicht door hevige regenval beperkt was. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, die kan worden omgezet in 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 9 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks de slechte weersomstandigheden, extra oplettend had moeten zijn, vooral omdat het een voor fietsers ingericht oversteekpunt betrof. Het letsel van de fietser, waaronder botbreuken en een schedelbasisfractuur, werd als zwaar lichamelijk letsel aangemerkt. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, zoals haar hoge leeftijd en gezondheidstoestand, maar oordeelde dat de ernst van het feit een passende straf vereiste.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/116437-23
Datum uitspraak: 17 januari 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te Leiden,
[BRP-adres] te Oegstgeest.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 3 januari 2024
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Berger en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. K.J.W. de Vries naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 januari 2023 te Leiderdorp als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Van
der Valkboumanweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse, immers
werd het zicht (ernstig) belemmerd door (hevige) regenval en/of
- haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was haar voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of (daarbij) niet heeft opgemerkt dat een fietser doende
was de oversteekplaats over te steken en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een overstekende fietser, waardoor een ander te
weten die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
voorhoofdsbeenfractuur en/of oogkasfractuur en/of bovenkaakfractuur en/of een
scheurwond op het hoofd en/of gebitsschade, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte (primair) vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, dan wel (subsidiair) schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Noord, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 37).
1. Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, opgemaakt op 22 april 2023, voor zover inhoudende (p. 2):
Betrokkene [verdachte] reed in haar personenauto, voorzien van [kenteken] , over de van der Valkboumanweg te Leiderdorp. Ze kwam uit de richting van de Droststraat en ging in de richting van de Zijldijk. Betrokkene [slachtoffer] reed op haar fiets over het fietspad van de van der Valkboumanweg in tegengestelde richting. Ze kwam uit de richting van de Zijldijk en ging in de richting van de Droststraat.
Betrokkene [slachtoffer] stak hierbij over bij de daarvoor ingerichte fiets/bromfiets
oversteekplaats. Betrokkene [verdachte] zag betrokkene [slachtoffer] echter niet oversteken. Gezien vanaf de richting van betrokkene [verdachte] wordt deze oversteekplaats aangegeven met een bord B6 en haaientanden. Betrokkene [verdachte] had dan ook voorrang moeten verlenen aan betrokkene [slachtoffer] .
Ten gevolge van deze aanrijding kwam betrokkene [slachtoffer] ten val. Hierbij liep ze een flinke hoofdwond op. Hiervoor is zijn door de ambulance nagekeken en vervoerd naar het ziekenhuis.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 28 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Ik was geconcentreerd aan het rijden en ik weet dat ik erg op moet letten bij de kruising van de Spanjaardsbrug met de Van der Valkbouwmanweg in Leiderdorp. Ik weet dat ik bij dat kruispunt moet stoppen. Plotseling kwam er een knal van opzij. Ik zag dat er een vrouw over mijn motorkap heel viel. Volgens mij kwam de vrouw van mijn rechterzijde. Ik heb nooit gezien dat de vrouw op een fiets zat. Ik had slecht zicht. Het regende erg hard. Er reed niemand voor mij en bij normale weersomstandigheden kon ik de weg goed overzien. Echter door de heftige regen was mijn zicht sterk verminderd. Voor mijn gevoel stak de fietser uit het niets over. Het was mij niet duidelijk dat het een oversteekplaats was voor fietsers. Het is [in] mijn ogen een ontzettend onlogisch punt. Ik reed normaal drie keer per week over dit kruispunt.
3. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 14 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 31):
Op maandag 16 januari 2023, omstreeks 17.05 uur, reed ik in mijn personenauto over de van der Valkboumanweg te Leiderdorp. Dit betreft een eenrichtingsweg. Ik kwam uit de richting van de Droststraat en ging in de richting van de Zijldijk.
Voor mij in dezelfde richting reed een personenauto voorzien van [kenteken]
. Op ongeveer 20 meter voor de kruising is een oversteekplaats voor fiets- en bromfietsers. Voertuigen rijdend op de van der Valkboumanweg moeten hier voorrang verlenen aan overstekende fietsers en bromfietsers. Ik zag dat vanaf de rechterzijde van de weg een vrouw op een fiets kwam oversteken. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig voor mij met 40 tot 45 kilometer per uur reed. Ik zag dat dit voertuig door bleef rijden en dat de voorzijde van het voertuig tegen de linkerzijde van de vrouw op de fiets aankwam. Ik zag dat de vrouw op de fiets hierdoor ten val kwam. Ik zag dat ze via de motorkap op de weg terechtkwam. Ik zag dat ze ten gevolge van de aanrijding een grote wond had aan haar hoofd. Ik zag dat de personenauto pas afremde toen de vrouw was geraakt.
4. Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer] , opgemaakt op 26 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 33):
Op 16 januari 2023, omstreeks 17.05 uur, ben ik vertrokken van mijn werk, de Praxis, aan de Zijlbaan. Ik reed op mijn elektrische damesfiets van het merk Qwic. Het was op dat moment donker. Ik had mijn verlichting aan. Vanaf de Zijlbaan ben ik naar het fietspad van de Zijldijk gereden. Vanaf hier ben ik richting de Spanjaardsbrug gereden. Ik fiets deze route bijna dagelijks. Ik ga dan altijd rechtdoor en dan na ongeveer 20 meter over bij de oversteekplaats. Hier hebben fietsers voorrang bij de van der Valkboumanweg. Later begreep ik dat ik op deze oversteekplaats was aangereden. Door deze aanrijding heb ik het volgende letsel:
- Schedelbasis fractuur van voorhoofd tot bovenkaak
- Zeer zware hersenschudding
- Gebroken rib
- Gebit kapot
Ik mag momenteel fysiek niets doen. Ik ben snel duizelig, snel vermoeid en ik heb nog heel veel pijn ondanks de medicatie. Voordat ze echt iets kunnen moet ik eerst 6 weken wachten. Daarna moet het herstel nog gaan beginnen. Het is ook niet zeker of ik helemaal herstel. Ik loop nu met een rollator en naar het toilet gaan kost me eigenlijk al te veel energie.
5. Het geschrift, te weten de geneeskundige verklaring van [slachtoffer] , opgemaakt op 19 april 2023 door [naam arts] , forensisch arts KNMG, voor zover inhoudende (p. 24):
3. Conclusie
Botbreuken in schedel, oogkas en bovenkaak, gebitsschade en meerdere schaaf-, barst- en scheurwonden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De verdachte heeft op 16 januari 2023 een verkeersongeval veroorzaakt. Zij heeft bij een fietsersoversteekplaats geen voorrang verleend waarna zij een fietsster heeft aangereden. De verdachte heeft bij de politie verklaard de fietsster niet te hebben gezien en niet op de hoogte te zijn geweest dat daar een fietsersoversteekplaats was. Het slachtoffer is met ernstige verwondingen naar het ziekenhuis gebracht.
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank stelt voorop dat bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerwet 1994 (hierna: WVW 1994), het aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De rechtbank stelt het volgende vast.
De plek waar het ongeval heeft plaatsgevonden betreft een voor fietsers ingericht oversteekpunt. De verkeerssituatie is geregeld door middel van haaientanden en een verkeersbord B6. Het zicht wordt (normaliter) niet belemmerd. De verdachte reed over de Van der Valkboumanweg en hield zich aan de toegestane snelheid. De verdachte heeft de haaientanden, het bord B6 en de verkeersoversteekplaats niet gezien en is doorgereden tot het moment dat zij met haar auto het slachtoffer raakte.
De rechtbank overweegt dat de verdachte met haar gedragingen, te weten het (niet expres) negeren van de haaientanden en het verkeersbord B6, het niet regelen van de snelheid zodanig dat zij kon stoppen binnen de afstand waar zij de weg kon overzien en het niet verlenen van voorrang aan de kruisende fietsster, wettelijke gedragsregels heeft overtreden. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt voorts dat het ten tijde van de aanrijding donker was en dat het regende. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat haar zicht ernstig werd belemmerd door de hevige regenval. Het is een algemeen geldende verkeersregel om doorlopend oplettend te zijn op verkeerssituaties en overige verkeersdeelnemers, in het bijzonder kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers. Wanneer het duister is en de weersomstandigheden slecht zijn dan is dat juist reden om alle nodige aanpassingen te doen om toch veilig te rijden. Men moet dan extra oplettend zijn en zeker bij een kruising de snelheid matigen. Dat het donker was en regende is dan ook geen omstandigheid waarop de verdachte zich kan beroepen ter verontschuldiging. Daar komt bij dat de [getuige] vanaf de overkant van de straat de fietsende [slachtoffer] ook heeft gezien. Zij verklaart ook dat de straatverlichting brandde. Ook heeft de [getuige] , die in zijn auto achter de verdachte reed, de fietsster wel zien aankomen. De conclusie is dat de fietsende [slachtoffer] voor de verdachte goed zichtbaar was en dat zij haar had kunnen en moeten zien door beter op te letten en haar rijgedrag aan te passen aan de omstandigheden. De verdachte heeft bovendien bij de politie verklaard bekend te zijn met de betreffende kruising en dat zij hier drie keer per week bij daglicht rijdt. Daarom had zij redelijkerwijs op de hoogte moeten zijn van de lokale verkeerssituatie. Het bevreemdt de rechtbank dan ook dat zij niet wist dat daar een fietsersoversteekplaats was die, zoals hierboven vermeld, wordt aangegeven door middel van haaientanden en een verkeersbord B6. Kennelijk heeft zij zich nooit afgevraagd wat dat bord en die haaientanden daar te betekenen hebben en waarom zij daar staan. De snelheid die de verdachte reed wordt door de [getuigen] geschat op 40 à 45 km/u en daaruit blijkt dat de verdachte in de door haar kennelijk als belemmerende omstandigheden van donkerte en hevige regen, te hard reed om tijdig overstekende fietsers waar te nemen en tijdig voor hen te kunnen remmen en om hen de door de haaientanden en het bord aangeduide te geven voorrang te verlenen.
Het samenstel van deze gedragingen van de verdachte levert aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag op. Het verweer van de verdediging dat het zou gaan om slechts een enkele verkeersfout, wordt door de rechtbank dan ook verworpen. Het verkeersongeval is daarom aan de schuld van de verdachte te wijten.
Letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat door de gedragingen van de verdachte bij het slachtoffer is veroorzaakt, te weten botbreuken in schedel, oogkas en bovenkaak, gebitsschade en meerdere schaaf-, barst en scheurwonden, naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Dit betekent dat zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen verklaard.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 16 januari 2023 te Leiderdorp als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een auto, daarmee rijdende over de Van der Valkboumanweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, immers werd het zicht (ernstig) belemmerd door (hevige) regenval en
- haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was haar voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en daarbij niet heeft opgemerkt dat een fietser doende was de oversteekplaats over te steken en
- geen voorrang heeft verleend aan een overstekende fietser, waardoor die fietser genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een voorhoofdsbeenfractuur en oogkasfractuur en bovenkaakfractuur en een scheurwond op het hoofd en gebitsschade werd
toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om, mocht de rechtbank ondanks de bepleite vrijspraak tot een veroordeling komen, de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf en subsidiair een voorwaardelijke straf of een geldboete op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt. Hierdoor heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer heeft in het dossier een verklaring afgelegd en uit die verklaring blijkt dat de gevolgen van het verkeersongeval nog altijd groot zijn en het onduidelijk is in hoeverre zij volledig zal herstellen. Voorts zou zij na haar pensionering nog twee dagen per week kunnen blijven werken, hetgeen door dit ongeluk onmogelijk geworden is nu haar werkgever haar niet meer in dienst wil nemen na haar pensionering. Dit valt het slachtoffer zwaar.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 29 november 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De verdachte is niet zelf verschenen in de rechtbank. De rechtbank betreurt het dat de verdachte ervoor heeft gekozen om niet publiekelijk verantwoording af te leggen voor haar gedragingen die voor een ander enorm kwalijke gevolgen hebben gehad, zowel lichamelijke, financiële als voor haar welzijn: het slachtoffer kan niet meer het leven leiden zoals zij zich dat had voorgenomen. De rechtbank heeft haar daardoor niet alleen over de feiten niet kunnen bevragen maar ook geen vragen kunnen stellen met betrekking tot haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting door haar zoon en haar raadsman naar voren zijn gebracht. Zij vertelden dat het ongeluk de verdachte ook niet onberoerd heeft gelaten en dat zij uit angst niet meer rijdt in de avond. De rechtbank begrijpt van hen dat de verdachte toenadering heeft gezocht tot het slachtoffer, maar dat dit op een onbevredigende manier op niets is uitgelopen. Tenslotte is uit het dossier af te leiden dat de verdachte aan COPD lijdt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is bij overtreding van artikel 6 WVW 1994 in het geval van aanmerkelijke schuld en zwaar lichamelijk letsel als uitgangspunt vermeld een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (hierna: OBM) van zes maanden.
De verdachte verwijst bij de politie met name naar hoe donker het was en dat het heftig regende en dat een ongeluk dan in een klein hoekje zit, alsof zij zelf geen schuld heeft aan dit nare verkeersongeluk. Het pleidooi van de verdediging om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht lijkt daarbij aan te sluiten. De verdachte en de raadsman miskennen daarmee de ernstige mate van schuld van de verdachte en de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer. De zaak afdoen zonder oplegging van een straf is niet passend. Met de officier van justitie houdt de rechtbank rekening met de hoge leeftijd van de verdachte en haar gezondheidstoestand. In het bijzonder daarop gelet zal de rechtbank een lagere taakstraf dan volgens de oriëntatiepunten opleggen. Vanwege de ernst van het feit zal de rechtbank dit compenseren door een langere OBM op te leggen dan de oriëntatiepunten indiceren.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 80 uren en een OBM voor de duur van negen maanden passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
9 (negen) MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T. Ketelaars, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2024.