ECLI:NL:RBDHA:2024:4225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/09/660410 en C/09/660422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarige kinderen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 maart 2024, zijn twee verzoeken behandeld met betrekking tot de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. Verzoek I betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1], die sinds mei 2023 in een logeerhuis verblijft. De kinderrechter oordeelt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind 1], die moeite heeft met school en het nakomen van afspraken. De moeder kan [kind 1] niet adequaat begeleiden, wat leidt tot conflicten. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat [kind 1] langer in de jeugdhulp blijft en verleent de gevraagde machtiging tot uithuisplaatsing.

Verzoek II betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] voor een jaar. De kinderrechter constateert dat [kind 2] een moeilijk jaar heeft gehad op school, mede door pesterijen, en dat zij momenteel niet naar school gaat. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [kind 2] behandeling en dagbesteding krijgt en dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft bij het contact met de vader. De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toe, maar voor een kortere periode van zes maanden, gezien de goede samenwerking van de moeder met de hulpverlening. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling om een update te geven over de situatie van [kind 2] voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/660410 / JE RK 24-147 (I) en C/09/660422 / JE RK 24-148 (II)
Datum uitspraak: 1 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter
I. Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
II. Verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
-
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
-
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in
’ [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
hierna tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.M. Siemerink-Looten te 's-Gravenhage.
De kinderrechter merkt, ten aanzien van [kind 2] , als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • verzoekschrift I met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 januari 2024;
  • verzoekschrift II met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 januari 2024;
- de pleitaantekeningen ten aanzien van [kind 2] die de advocaat van de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam] , vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader (voor de mondelinge behandeling van het verzoek over [kind 2] ).
1.3.
De kinderrechter heeft [kind 1] naar haar mening gevraagd. [kind 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[kind 1] is erkend door de vader.
2.2.
De vader is de biologische vader van [kind 2] , maar hij heeft haar niet erkend.
2.3.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.4.
[kind 1] verblijft in een accommodatie voor jeugdhulp.
2.5.
[kind 2] woont bij de moeder.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 maart 2023 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 22 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoek I strekt tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot [datum] 2024. Tevens verzoekt de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan haar meerderjarigheid. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft verzoek I als volgt gemotiveerd. Er zijn nog veel zorgen over [kind 1] . [kind 1] is in maart/april 2023 twee keer van huis weggelopen. Daarnaast had zij geregeld ruzie met de moeder. Aangezien de situatie niet langer houdbaar was, is [kind 1] overgeplaatst naar een logeerhuis van Jeugdformaat. Zij verblijft daar sinds mei 2023. [kind 1] is in augustus 2023 gestart met een opleiding op het ROC Mondriaan. Het lukt [kind 1] echter niet om genoeg aanwezig te zijn en ook komt zij regelmatig te laat. Zij is hierop aangesproken, omdat dagbesteding een voorwaarde is vanuit de jeugdreclassering, die ook bij [kind 1] betrokken is. [kind 1] is op dit moment niet gemotiveerd om nog verder te gaan met school. In augustus 2023 is zij ook gestart met behandeling bij De Waag. Ook hier kwam zij in het begin geregeld niet naartoe. In december 2023 is besloten te starten met schematherapie. Op 8 januari 2024 heeft zij een officiële waarschuwing vanuit de jeugdreclassering gekregen omdat [kind 1] onvoldoende verbetering laat zien en zich niet aan de afspraken houdt. De gecertificeerde instelling acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk omdat het [kind 1] niet lukt om naar school te gaan, een diploma te halen en de behandeling wisselend verloopt. Daarnaast acht de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk om de plaatsing bij Jeugdformaat voort te zetten. De relatie tussen [kind 1] en de moeder is namelijk wisselend. Het lukt de moeder niet om [kind 1] goed te begeleiden wanneer [kind 1] de afspraken niet nakomt. Daarnaast is er geregeld sprake van conflicten tussen de moeder en [kind 1] . Het is daarbij wel belangrijk dat [kind 1] zich beter aan de afspraken van haar plek bij Jeugdformaat gaat houden, anders komt deze plaatsing mogelijk onder druk te staan. Het is verder de bedoeling dat [kind 1] op een plek komt te wonen waar zij na haar achttiende kan blijven en waar zij begeleid wordt.
3.3.
Verzoek II strekt tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.4.
De gecertificeerde instelling heeft verzoek II als volgt gemotiveerd. Het afgelopen jaar is een moeizaam jaar geweest voor [kind 2] . Op school kwam [kind 2] slecht tot leren. Het lukte [kind 2] niet om genoeg aanwezig te zijn op school omdat zij werd lastiggevallen door iemand uit haar klas. Op dit moment is naar school gaan daarom niet haalbaar waardoor [kind 2] zich volledig zal gaan richten op behandeling binnen E25. Zij kan hier op locatie behandeling en een dagbesteding krijgen en verder gaan met haar schoolwerk zodat ze niet achter zal lopen op haar schoolwerk. Op dit moment is zij nog niet gestart bij E25. [kind 2] zou ook met behandeling bij YOUZ kunnen starten maar de wachttijd is daar een jaar. Bij E25 kan [kind 2] sneller terecht. Daarnaast zijn er nog zorgen over het contact tussen [kind 2] en de vader. Het contact met de vader is het afgelopen jaar moeizaam verlopen. Onder begeleiding van de coach van E25 heeft er in maart 2023 begeleide omgang plaatsgevonden. Het eerste bezoek vond [kind 2] dubbel. Zij was blij maar tegelijkertijd was de vader ook negatief over de moeder en [kind 1] . Desondanks zetten de bezoeken zich voort en was er gezamenlijk afgesproken dat het contact tussen de vader en [kind 2] onbegeleid kon plaatsvinden. De vader hield zich echter niet aan de afspraken waardoor de omgang weer begeleid moest gaan plaatsvinden. De vader is hierna uit contact getreden. De vader zal contact moeten opnemen met de jeugdbeschermer mocht hij weer in contact willen komen met [kind 2] . Gelet op de nog aanwezige zorgen acht de gecertificeerde instelling een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk om de schoolgang en de behandeling van [kind 2] te monitoren en een rol te spelen in het contactherstel met de vader.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens moeder is ter zitting aangegeven dat ze het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [kind 1] . Zij refereert zich dan ook aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van dat verzoek. De moeder brengt ter zitting naar voren dat zij zich veel zorgen maakt om [kind 1] . Volgens de moeder is [kind 1] een lieve en slimme meid die last heeft van de moeilijke gebeurtenissen in haar leven. Het liefst zou de moeder willen dat [kind 1] thuis woont, maar op dit moment ziet de moeder daar geen mogelijkheid toe. De moeder vindt het belangrijk dat [kind 1] passende hulp krijgt, zodat [kind 1] gaat inzien dat zij dingen moet veranderen aan haar gedrag. De moeder ziet daarom noodzaak dat de huidige jeugdbeschermer – met wie zij goed contact heeft – langer betrokken blijft.
Door en namens moeder wordt verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] . De moeder verzoekt om de verlenging van de ondertoezichtstelling voor maximaal zes maanden toe te wijzen. De ondertoezichtstelling is destijds uitgesproken vanwege de zorgen over de ouders en [kind 1] . Volgens de moeder is zij betrokken en aanvaardt zij de hulp die aangeboden wordt. Ondanks het feit dat de samenwerking met de jeugdbeschermer goed verloopt, wil de moeder toewerken naar een einde van de ondertoezichtstelling. Volgens de moeder gaat het goed met [kind 2] . Het klopt dat [kind 2] moeite heeft met naar school gaan, vanwege haar eerdere, negatieve ervaringen op school. De moeder hoopt dat [kind 2] in de toekomst weer naar het reguliere onderwijs kan. De moeder meent dat zij hier zelf voor kan zorgen, in samenwerking met de coach van [kind 2] . De coach van [kind 2] kan ook betrokken blijven in vrijwillig kader. Daarnaast is de moeder in staat om hulp te vragen en te accepteren mocht zij dat in de toekomst nog nodig hebben. De moeder geeft verder aan dat zij niet tussen het contact van de vader en [kind 2] staat. Volgens de moeder is de vader de oorzaak van de verstoorde relatie. Hij houdt zich volgens de moeder niet aan de afspraken en praat negatief over de familie in het bijzijn van [kind 2] . De advocaat van de moeder benadrukt dat een ondertoezichtstelling niet enkel gericht mag zijn op de omgang met de andere ouder. Indien de vader (onbegeleide) omgang wenst met [kind 2] , dan staat het hem vrij om dat te verzoeken aan de rechtbank. De moeder meent kortom dat er toegewerkt moet worden naar een einde van de ondertoezichtstelling en daarvoor acht zij een termijn van maximaal zes maanden toereikend.
4.2.
Ter zitting geeft de vader aan dat hij het niet eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Volgens de vader leidt de ondertoezichtstelling tot veel angst bij [kind 2] . Zij vreest uit huis geplaatst te worden. De vader vindt het belangrijk dat [kind 2] weer naar school gaat. Verder heeft de vader naar voren gebracht dat hij graag weer contact wil met [kind 2] , maar niet op de manier hoe het tot nu toe is gegaan. Telkens wanneer de vader omgang had met [kind 2] werd [kind 2] steeds gebeld door de moeder. Volgens de vader is de moeder op zoek naar redenen om de omgang tegen te werken. Ook wordt [kind 2] door de moeder geïsoleerd van haar familie.

5.De beoordeling

Verzoek I

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog ernstige zorgen over de ontwikkeling van [kind 1] . Het lukt [kind 1] onvoldoende om een opleiding te volgen of te werken. Het is zorgelijk dat [kind 1] geen diploma heeft en op dit moment geen werk of opleiding volgt. Zij stelt zich niet onvoldoende open voor de hulpverlening en heeft moeite met het nakomen van afspraken. [kind 1] is hier al vaker op aangesproken, maar het lijkt niet tot haar door te dringen. De coach heeft goed contact met [kind 1] , maar ook de coach lijkt onvoldoende invloed te hebben op het gedrag van [kind 1] . Hoewel [kind 1] veel steun krijgt van de mensen om zich heen, ziet [kind 1] de consequenties van haar gedrag niet in. Enerzijds geeft [kind 1] aan dat zij ondersteund wil worden, maar anderzijds komt zij haar afspraken niet na. Dit is zorgelijk omdat haar plaatsing bij Jeugdformaat hierdoor in gevaar komt. Het is daarom belangrijk dat de jeugdbeschermer betrokken blijft en dat er gezocht wordt naar ondersteunende hulp. [kind 1] zal de komende periode moeten leren zich aan de afspraken te houden en mee te werken aan de hulp die geboden wordt. Er staan genoeg mensen voor [kind 1] klaar, maar zij zal zelf tot het inzicht moeten komen dat er iets moet veranderen. Het is daarnaast nodig dat [kind 1] langer bij het logeerhuis blijft wonen, omdat de moeder de verzorging en opvoeding van [kind 1] niet op zich kan nemen. Het lukt de moeder niet om [kind 1] te begeleiden en er vinden regelmatig conflicten plaats tussen de moeder en [kind 1] . Gelet op de genoemde zorgen acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk voor de verzochte duur, te weten tot de meerderjarigheid van [kind 1] .
Verzoek II
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.4.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [kind 2] . Zij heeft een moeilijk jaar gehad op school, mede vanwege pesterijen van een klasgenoot. Dit heeft ertoe geleid dat [kind 2] al enkele maanden niet naar school gaat. Het is de bedoeling dat [kind 2] behandeling en dagbesteding gaat volgen bij E25, maar dit is nog niet gestart. Het is belangrijk dat dit traject zo snel mogelijk start, zodat [kind 2] niet achter gaat lopen in haar ontwikkeling. Daarnaast is het belangrijk dat zij – op termijn – weer de overstap maakt naar het regulier onderwijs. De kinderrechter vindt het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling [kind 2] hierin kan begeleiden en de regie voert. Daarnaast zijn er nog zorgen over de omgang tussen [kind 2] en de vader. Er heeft nu al enkele maanden geen omgang plaatsgevonden, terwijl [kind 2] wel aangeeft omgang te willen met de vader. Om het contact te herstellen is het nodig dat de vader weer in contact treedt met de gecertificeerde instelling, zodat er afspraken gemaakt kunnen worden over de (begeleide) omgang. Daarbij benadrukt de kinderrechter dat het belangrijk is dat de omgang op een fijne en positieve manier verloopt, waarbij [kind 2] niet wordt belast met volwassenzaken en negatieve uitingen over familieleden. Zowel de vader en de moeder moeten zich daarvoor inzetten. Aangezien de verstandhouding tussen de ouders verstoord is, heeft de kinderrechter er geen vertrouwen in dat de ouders samen in staat zijn om de omgang tussen [kind 2] en de vader opnieuw vorm te geven. Ook daarvoor is de betrokkenheid van de jeugdbeschermer dus nog nodig. De kinderrechter wijst het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook toe. Daarbij ziet de kinderrechter wel aanleiding om de duur te bekorten. De moeder heeft de afgelopen periode namelijk goed meegewerkt met de hulpverlening en zich ingezet om de doelen van de ondertoezichtstelling te bereiken. De kinderrechter wijst het verzoek toe voor zes maanden en houdt het verzoek aan voor het overige. De komende tijd zal gekeken moeten worden hoe de schoolgang van [kind 2] verloopt en hoe het contact met de vader gaat. Over zes maanden zal opnieuw naar de situatie van [kind 2] gekeken worden en moet blijken of een langere ondertoezichtstelling nodig is of dat de hulpverlening naar vrijwillig kader overgeheveld kan worden. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de nader te bepalen zitting een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden te overleggen en daarin op te nemen of het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd of niet.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 1] tot [datum] 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 1 maart 2024 tot [datum] 2024;
6.3.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 2] tot 22 september 2024;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] (
C/09/660422 / JE RK 24-148) voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 22 september 2024;
6.5.
gelast de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan de voornoemde zitting
een schriftelijke updateaan de rechtbank en de belanghebbenden te zenden;
6.6.
gelast de griffier tegen voormelde zittingsdatum op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. D.M. Siemerink-Looten te ’s-Gravenhage;
- de vader als informant.
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 19 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.