ECLI:NL:RBDHA:2024:4223
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake tijdelijke bescherming voor vreemdelingen uit Oekraïne
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een vreemdeling uit Oekraïne, die tijdelijk bescherming geniet in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 31 augustus 2023 bepaald dat het recht op tijdelijke bescherming van verzoeker zou eindigen op 4 september 2023. Dit besluit werd later ingetrokken, maar resulteerde in een terugkeerbesluit dat verzoeker met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland zou verblijven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak op zijn beroep in Nederland kan afwachten.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien verzoeker met de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming direct geconfronteerd wordt met uitzetting. De rechter constateert dat de gemachtigde van verzoeker, mr. W.A. Berghuis, niet tijdig op de hoogte was van het bestreden besluit, wat de ontvankelijkheid van het beroep beïnvloedt. De voorzieningenrechter besluit dat het verzoek om voorlopige voorziening ontvankelijk is en dat de rechtsvragen niet goed te beantwoorden zijn in deze spoedprocedure.
Uiteindelijk schorst de voorzieningenrechter het terugkeerbesluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er uitspraak is gedaan op het beroep. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, die zijn vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.