ECLI:NL:RBDHA:2024:4219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.6478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanese eiser op basis van geloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van een Ghanese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 2 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 19 februari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft beoordeeld. Eiser, geboren in 1999, heeft Ghana verlaten na betrokkenheid bij een gewelddadig voorval tijdens de verkiezingen in 2020, waarbij hij vreest voor vervolging bij terugkeer. De staatssecretaris heeft echter de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn betrokkenheid bij het overlijden van een lid van een rivaliserende politieke partij in twijfel getrokken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser vaag en summier zijn.

De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Ghana zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over zijn asielrelaas niet geloofwaardig heeft geacht en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 2 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 19 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 samen met NL24.6479 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag. Hij heeft de Ghanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1999. Hij heeft Ghana verlaten omdat hij tijdens de verkiezingen op [datum] 2020 als lid van de politieke partij [politieke partij 1] betrokken is geraakt in een gevecht met leden van de politieke partij [politieke partij 2] . Een lid van [politieke partij 2] is hierbij om het leven gekomen. Eiser heeft het overleden partijlid tijdens het gevecht geslagen en vreest bij terugkeer naar Ghana voor strafrechtelijke vervolging en voor de nabestaanden van de overledene.
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Betrokkenheid en berechting voor overlijden van een [politieke partij 2] lid.
De staatssecretaris acht de verklaringen van eiser over het relevante element identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Het relevante element betrokkenheid en berechting voor het overlijden van een [politieke partij 2] lid wordt door de staatssecretaris niet geloofwaardig geacht. De geloofwaardigheid van eisers identiteit, nationaliteit en herkomst zijn onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris betrekt hierbij dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [1] Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat Ghana ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
Heeft de staatssecretaris eisers betrokkenheid en berechting voor het overlijden van een [politieke partij 2] -lid ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris het relevante element betrokkenheid en berechting voor het overlijden van een [politieke partij 2] -lid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris werpt eiser ten onrechte tegen dat hij vaag en summier zou hebben verklaard omdat hij de naam van de [stemlocatie] niet meer weet, het aantal mensen die op de verkiezingsdag aanwezig waren, hoeveel mensen bij de mishandeling van het overleden slachtoffer betrokken waren, dat eiser niet weet hoe het met het andere [politieke partij 1] -lid is afgelopen en over de ontsnapping. Eiser heeft ook niet tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij het overleden slachtoffer mishandelde.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat het relevante element betrokkenheid en berechting voor het overlijden van een [politieke partij 2] -lid ongeloofwaardig is. De staatssecretaris stelt zich in redelijkheid op het standpunt dat eiser vaag en summier heeft verklaard. Gelet op zijn lidmaatschap van [politieke partij 1] wordt niet ten onrechte van hem verwacht dat hij de naam van de [stemlocatie] weet, eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn betoog dat hij laagopgeleid is waardoor het niet opmerkelijk is dat hij de naam van de [stemlocatie] niet meer weet en dat de naam van de [stemlocatie] geen belangrijk gegeven is omdat het lidmaatschap van [politieke partij 1] hier niets mee te maken had. Specifiek vanwege het ondersteunen van de verkiezingen op de stemlocatie, mag de staatssecretaris van eiser verwachten dat hij zich kan herinneren wat de naam van de [stemlocatie] was. [2] Omdat eiser die dag de verkiezingen op de stemlocatie ondersteunde wordt niet verwacht dat hij de mensen telde, maar anders dan eiser betoogt mag de staatssecretaris wél van eiser verwachten dat hij een inschatting kan maken van de hoeveelheid mensen die op die dag aanwezig waren. De verklaring van eiser dat het erg druk was is onvoldoende concreet en te vaag. De staatssecretaris stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat eiser met zijn verklaringen geen inzicht heeft verschaft in de specifieke gebeurtenissen van [datum] 2020, waardoor zijn verklaringen authenticiteit ontberen. Eiser wordt niet gevolgd in zijn verklaring dat hij bezig was met vluchten en daarom niet meer informatie heeft over hoe het met het andere (zwaar gewonde) [politieke partij 1] -partijlid is afgelopen. Hij had immers drie jaar de tijd om hierover informatie in te winnen, dat eiser dit niet heeft gedaan wordt niet ingezien omdat het om een partijlid gaat. Hoewel eiser gevolgd wordt dat er tijdens de ruzie sprake was van chaos, stelt de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt dat het niet getuigt van authentieke en gedetailleerde verklaringen dat eiser geen inschatting kan maken van de hoeveelheid mensen die het slachtoffer hebben mishandeld of hier betrokken bij waren. Dat eiser stelt dat hij eerst met zichzelf bezig was vanwege zijn verwondingen en het feit dat hij werd gestoken en daarom niet de hele tijd op het slachtoffer lette maakt dit niet anders. Omdat eiser wel heeft gezien wie is mishandeld, stelt de staatssecretaris namelijk niet ten onrechte dat niet valt in te zien dat eiser niet in kan schatten hoeveel personen bij de mishandeling betrokken waren. Verder heeft de staatssecretaris eiser tijdens het gehoor weldegelijk vragen gesteld over zijn reisroute. Er zijn vragen gesteld en er is doorgevraagd over de ontsnapping, het tijdsverloop rondom het incident en eisers ontsnapping naar Libië, eisers aankomst in Libië en hoe hij naar Libië is gereisd. [3] De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser ook op deze vragen vaag en summier heeft geantwoord. Eisers betoog dat de staatssecretaris ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat hij op voornoemde punten vaag en summier heeft verklaard slaagt niet.
4.2.
Voor zover eiser in beroep de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas heeft willen onderbouwen door middels foto’s en producties zijn lidmaatschap van [politieke partij 1] te onderbouwen, slaagt dit niet. In de eerste plaats heeft de staatssecretaris op de zitting bevestigd dat geloofwaardig wordt geacht dat eiser lid is (geweest) van [politieke partij 1] , maar dat de betrokkenheid en berechting voor het overlijden van het [politieke partij 2] lid ongeloofwaardig is. De rechtbank gaat zodoende ook niet in op de argumenten van eiser dat hij gedetailleerde en authentieke verklaringen heeft gegeven over zijn [politieke partij 1] -lidmaatschap en hoe hij met de partij in aanraking is gekomen.
De staatssecretaris heeft zich op de zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde stukken eerder afbreuk doen aan de door hem tijdens de gehoren afgelegde verklaringen. Eiser heeft namelijk een foto van zijn lidmaatschapspasje van [politieke partij 1] overgelegd waarop onder andere zijn foto te zien is, terwijl hij tijdens het gehoor heeft verklaard dat hij het pasje kwijt was [4] en op het pasje geen foto stond. [5] Voor wat betreft de overige overgelegde bewijsstukken volgt de rechtbank het standpunt van de staatssecretaris dat deze stukken verder afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, dan wel de beoordeling van de geloofwaardigheid niet veranderen. Het inschrijfformulier, het [politieke partij 1] -pamflet en de nieuwsbericht-foto’s waarop eiser te zien zou zijn, maken de ongeloofwaardigheid van het relevante element niet anders. In de eerste plaats al omdat eisers lidmaatschap van [politieke partij 1] door de staatssecretaris wordt geloofd en omdat eiser op een aantal foto’s niet te herkennen is.
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over het moment dat hij begon met het mishandelen van het slachtoffer onterecht als tegenstrijdig heeft aangemerkt. Eiser heeft op pagina 15 van het veilig landengehoor op de vraag hoelang hij het slachtoffer heeft geslagen geantwoord:
‘Toen hij op de grond viel heb ik hem geslagen’.
Vervolgens heeft de staatssecretaris eiser op pagina 20 van het veilig landengehoor de vraag gesteld of het slachtoffer nog bewoog toen eiser begon met slaan. Eiser heeft hierop geantwoord:

Ik sloeg hem drie keer met een stok en stond op zijn been en realiseerde mij dat hij niet bewoog’.
Op de vraag van de staatssecretaris of het slachtoffer nog bewoog toen eiser begon met slaan, antwoordde hij:

Nee’.
In de bovenstaande verklaringen van eiser ziet de rechtbank geen tegenstrijdigheid. De staatssecretaris wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat uit deze verklaringen blijkt dat eiser aan de ene kant zegt dat op het moment dat het slachtoffer viel eiser is begonnen met slaan/de mishandeling. En dat eiser aan de andere kant zegt dat het slachtoffer al niet meer bewoog toen hij begon met slaan. Naar het oordeel van de rechtbank sluiten deze verklaringen elkaar niet uit en kunnen ook naast elkaar bestaan.
4.4.
Zodoende is er sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank is echter van oordeel dat, ook met het wegvallen van deze tegenstrijdigheid de staatssecretaris het element 'betrokkenheid en berechting voor overlijden van een [politieke partij 2] lid’ ongeloofwaardig heeft mogen vinden, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.1. tot en met 4.2. is overwogen. De rechtbank ziet daarom aanleiding het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Omdat de ongeloofwaardigheid van het relevante element ongewijzigd blijft, is het niet aannemelijk dat eiser door het passeren van het gebrek wordt benadeeld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen.
5.1.
Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.4. is overwogen ziet de rechtbank wel aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de door eiser redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van € 875 per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 36 en 37 van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn).
2.Pagina 13 en 14 van het gehoor veilig land van herkomst.
3.Pagina 17 van het gehoor veilig land van herkomst.
4.Pagina 9 van het gehoor veilig van herkomst.
5.Pagina 13 van het gehoor veilig land van herkomst.