In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 26 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had op 5 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 28 december 2023 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het asielrelaas van eiser onvoldoende zwaarwegend is. Eiser stelt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Algerijnse autoriteiten vanwege zijn betrokkenheid bij de oprichting van een stichting ter bescherming van kunstenaarsrechten en zijn voornemen om deel te nemen aan een expositie. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vreest voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank steunt deze conclusie, wijzend op het feit dat eiser Algerije op legale wijze heeft kunnen verlaten en dat er geen bewijs is dat hij nog steeds in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen verblijfsvergunning en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.