ECLI:NL:RBDHA:2024:4146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL23.21996
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op haar bezwaar tegen het besluit van 4 juli 2023. Dit besluit betreft de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM, dat de bescherming van het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De voorzieningenrechter heeft de partijen toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen, waarna het onderzoek is afgesloten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen geschil meer bestaat over de uitzetting van verzoekster in deze fase, aangezien verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om niet uit te zetten totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoekster uit te zetten tot de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875,-.

Verzoekster heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster onvoldoende inkomsten of vermogen heeft om het griffierecht te betalen, waardoor zij in deze procedure wordt vrijgesteld van deze verplichting. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 maart 2024 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21996
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. M. Taheri),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Verzoekster wil met dit verzoek bereiken dat zij niet mag worden uitgezet totdat verweerder heeft beslist op haar bezwaar tegen het besluit van 4 juli 2023 (het bestreden besluit). In dit besluit heeft verweerder de aanvraag van
verzoekster voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel familie en gezin, op grond van artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), afgewezen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de zaak buiten zitting af te doen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft afgesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Verzoekster verzoekt om haar vrij te stellen van de verplichting tot betaling van griffierecht wegens betalingsonmacht. Verzoekster heeft aannemelijk gemaakt dat zij over onvoldoende inkomsten of vermogen beschikt om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt zodat verzoekster in deze procedure wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.1
1. Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
3. Bij brief van 2 januari 2024 heeft verweerder medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van wat in het verzoekschrift is verzocht, voor zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekster tot een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
4. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekster in deze fase behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoekster uit te zetten tot de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder om verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.